2009/238

Rapport

Verzoeker C. is een Bosnische busmaatschappij die samen met verzoeker E. uit Amsterdam, eveneens een busmaatschappij, een lijndienst tussen Nederland en Bosnië exploiteert. Tijdens een inspectie van de bus van verzoeker C. constateerde de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat (IVW) dat een geldige vergunning voor het internationaal geregeld vervoer van personen ontbrak. Door de inspecteurs is vervolgens bestuursdwang toegepast door verder vervoer te beletten. Tevens boden zij een standaard OM-transactie aan. In deze zaak is er sprake van een bestuursrechtelijke en een strafrechtelijk traject. Het transactievoorstel werd onder protest voldaan. Volgens verzoekers zou de IVW gezegd hebben dat zij het bedrag van het Openbaar Ministerie (OM) te Rotterdam konden terugvorderen en dat beroep mogelijk was.

Verzoekers klagen erover dat de IVW hen geïnformeerd heeft dat beroep op de rechter na betaling van het transactievoorstel nog mogelijk was en dat niet duidelijk was op welke juridische grond verder vervoer belet werd. Daarnaast klagen zij erover dat het OM niet bereid was de zaak aan de strafrechter voor te leggen nadat de OM-transactie betaald was.

Er valt niet vast te stellen of aan verzoekers was meegedeeld dat door betaling van de OM-transactie de strafzaak was beëindigd en dat er geen beroep meer mogelijk was. Wel is gebleken dat aan buitenlandse vervoerders in geval van een transactievoorstel niet meegedeeld wordt dat in plaats van te betalen er een proces-verbaal opgemaakt kan worden.

Het was tot april 2008 bij de IVW gebruikelijk om aan buitenlandse bedrijven geen beschikkingen te verstrekken indien bestuursdwang werd toegepast. Dat beleid is inmiddels door de IVW aangepast. Bij de verzoekers was door de verwarrende combinatie tussen het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijk traject en het ontbreken van de beschikking niet duidelijk dat tegen de bestuursdwang bezwaar gemaakt kon worden. De Nationale ombudsman is van oordeel dat er strijd is met het beginsel van fair play.

Wat betreft de beroepsmogelijkheid tegen de OM-transactie is de Nationale ombudsman van oordeel dat het OM behoorlijk heeft gehandeld. Tegen een transactie is geen bezwaar mogelijk en door het betalen van de transactie was de zaak afgedaan, waardoor de zaak niet meer aan de strafrechter voorgelegd kon worden.

Instantie: Openbaar Ministerie te Rotterdam

Klacht:

Niet bereid om de zaak alsnog aan de strafrechter voor te leggen.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Inspectie Verkeer en Waterstaat

Klacht:

Onder meer op 8 juni 2006 geïnformeerd dat beroep op de rechter nog mogelijk was, na betaling van de OM-transactie; niet duidelijk gemaakt op welke juridische grond het vervoer is belet.

Oordeel:

Gegrond