2008/237

Rapport

Verzoekster ontvangt maandelijks - naast een inkomen uit loondienst - een bedrag aan alimentatie. Hierop is nog geen loonheffing ingehouden, zodat verzoekster ieder jaar (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting ontvangt. Over het jaar 2004 werd verzoekster een voorlopige aanslag inkomstenbelasting opgelegd van € 980. Verzoekster werd met betrekking tot deze aanslag bij beslissing van 3 november 2005 kwijtschelding verleend. Zij beschikte niet over de financiële middelen deze te voldoen. Over het jaar 2005 werd verzoekster op 30 mei 2006 een voorlopige aanslag van € 1.065 opgelegd. Hoewel haar financiële situatie niet was gewijzigd, werd verzoekster met betrekking tot deze aanslag geen kwijtschelding verleend. Een tegen deze weigering ingesteld beroep werd door de directeur van de Belastingdienst ongegrond verklaard. Verzoekster beklaagde zich hierover bij de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman acht de klacht van verzoekster gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste. Geen van de door de directeur van Belastingdienst aangevoerde redenen - o.a. dat verzoekster wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat een aanslag zou worden opgelegd alsmede dat verzoekster door de ontvanger zou zijn gewezen op de eventuele mogelijkheid van aanvullende bijstand - is toereikend om zijn beslissing om het beroep van verzoekster ongegrond te verklaren te kunnen dragen. Voor nadere motivering zie volledige tekst van het rapport.

De minister van Financiën wordt in overweging gegeven te bevorderen dat de desbetreffende aanslag alsnog wordt kwijtgescholden.

Instantie: Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht

Klacht:

Beroep tegen de beschikking, waarbij afwijzend is beslist op verzoeksters verzoek om kwijtschelding voor de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie 2005, afgewezen .

Oordeel:

Gegrond