2005/286

Rapport

De heer X huurde een kamer in de woning van verzoeksters partner. Volgens verzoekster was de huur per 1 maart 2004 beëindigd. Op 8 maart 2004 stond X opeens voor de deur, waarna verzoekster hem de toegang weigerde. X schakelde toen de hulp van de politie in, omdat volgens hem de huur nog niet was opgezegd.

Verzoekster klaagde erover dat de ter plaatse gekomen politieambtenaren zich in een civielrechtelijk geschil hadden gemengd. De Nationale ombudsman overwoog dat de politieambtenaren verzoekster erop mochten wijzen dat zij niet mocht voorbijgaan aan de wettelijke opzegtermijn van drie maanden. Nu het huurcontract per 15 december 2003 was opgezegd, kon X tot 15 maart 2004 gebruikmaken van zijn kamer. Zij baseerden zich hierbij op de feiten zoals verzoekster die aan hen had kenbaar gemaakt. De Nationale ombudsman oordeelde dat niet was gebleken dat de politieambtenaren zich partijdig hadden opgesteld. Er was niet gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid. De onderzochte gedraging was "behoorlijk".

Tevens klaagde verzoekster erover dat de politieambtenaren weigerden de woning te verlaten nadat zij hen daartoe had gesommeerd. Zij had hen niet in de woning toegelaten, maar zij waren op een later tijdstip met toestemming van X met hem mee naar binnen gegaan. De Nationale ombudsman overwoog dat het van belang was of verzoekster en X als bewoners konden worden aangemerkt. Een bewoner is degene wiens privé-huiselijk leven zich op een bepaalde plaats afspeelt. Verzoekster was veel in de woning van haar partner aanwezig en nam zijn zaken regelmatig waar, maar beschikte wel over een eigen woning. Haar privé-huiselijk leven speelde zich niet uitsluitend in de woning van haar partner af. Op basis van dit criterium kon zij niet als bewoner worden gekwalificeerd.

In een eerder rapport (1998/474) overwoog de Nationale ombudsman al eens dat iedere bewoner de toegang tot een gemeenschappelijke woning kan ontzeggen, ook al geeft een andere bewoner toestemming. Nu verzoekster kenbaar had gemaakt dat zij niet welkom waren in de woning, hadden de politieambtenaren het pand dienen te verlaten. Door dit na te laten, handelden zij in strijd met het huisrecht. De onderzochte gedraging was "niet behoorlijk".

Overige klachtonderdelen:

- het opdragen de huurder in de woning toe te laten;

- het verdraaien van woorden en maken van suggestieve opmerkingen.

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Zonder toestemming verzoeksters woning binnengetreden; niet vermeld in rapport dat gesommeerd is woning te verlaten;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Gemengd in civielrechtelijk geschil tussen verzoekster en huurder; opgedragen huurder in woning toe te laten; in rapport andere weergave van gebeurtenissen gegeven;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

In rapport ander tijdsverloop aangegeven.

Oordeel:

Geen oordeel