2005/242

Rapport

Projectontwikkelaars organiseerden een informatieavond waarop zij buurtbewoners informeerden over hun plannen voor een voormalig kantoorgebouw in Volendam. Ook de gemeente Edam-Volendam was vertegenwoordigd, in de personen van de wethouder Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting c.a. en een stedenbouwkundig ambtenaar. Kort na de informatieavond klaagde een van de bezoekers van de informatieavond er bij de gemeente over dat de wethouder zich op die avond vooringenomen had getoond, en duidelijk had laten merken het financieel belang van de gemeente boven het belang van de bewoners te stellen. Conform het advies van de klachtencommissie verklaarde het college van burgemeester en wethouders de klacht ongegrond.

Verzoeker klaagde bij de Nationale ombudsman over de vooringenomen houding van de betrokken wethouder en over de ongegrondverklaring van zijn klacht door het college van burgemeester en wethouders.

De Nationale ombudsman stelde vast dat ten tijde van de informatiebijeenkomst nog geen sprake was van een formele aanvraag om een bouwvergunning of van enig formeel besluit van de zijde van de gemeente. De bijeenkomst maakte ook geen deel uit van een openbare voorbereidingsprocedure. De ombudsman overwoog dat uit de stukken bleek dat de wethouder tijdens de bijeenkomst had aangegeven dat de gemeente in beginsel wilde meewerken aan de bouwplannen maar dat daarmee niet was gezegd dat de zaak rond was. Ook bleek uit de stukken dat de wethouder had aangegeven welke procedure zou worden gevolgd, alsmede dat hij op de avond een aantal vragen van omwonenden over de procedure had beantwoord. Omdat het college van burgemeester en wethouders de regie zou voeren over een eventuele formele procedure, lag het volgens de Nationale ombudsman voor de hand dat de wethouder, als vertegenwoordiger van het college, tijdens de bijeenkomst aanwezig was om de status van de bijeenkomst toe te lichten, om informatie te geven over een eventuele formele procedure en om vragen daarover te beantwoorden. Alleen al om praktische redenen was het begrijpelijk dat hij niet tussen de belangstellenden in de zaal maar juist achter de tafel was gaan zitten. Van handelen in strijd met het verbod van vooringenomenheid was volgens de Nationale ombudsman geen sprake.

Ten aanzien van de ongegrondverklaring van zijn klacht door het college van burgemeester en wethouders overwoog de Nationale ombudsman dat uit de motivering van het advies van de klachtencommissie bleek waarom de commissie de klacht ongegrond achtte. De commissie had immers gemotiveerd aangegeven waarom zij meende dat niet kon worden geconcludeerd dat sprake was van (de schijn van) partijdigheid of van een te grote betrokkenheid van de zijde van de wethouder. Het college had voor de motivering van zijn besluit tot ongegrondverklaring van verzoekers klacht verwezen naar dat advies. De Nationale ombudsman stelde dan ook vast dat het besluit van het college was voorzien van een kenbare motivering. Van strijd met het motiveringsbeginsel of met enig ander vereiste van behoorlijkheid was geen sprake.

De Nationale ombudsman verklaarde de klacht op beide onderdelen niet gegrond.

Instantie: Gemeente Edam-Volendam

Klacht:

De wethouder Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting toonde zich vooringenomen rond verzoekers plannen voor een verbouwing; klacht over de opstelling van de wethouder ongegrond verklaard.

Oordeel:

Niet gegrond