2004/185

Rapport

Verzoeker, die betrokken was bij een aanrijding tussen vier personenauto's te Aalsmeer op 4 juli 2001, klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland de hiervan opgemaakte registratieset niet volledig en onjuist hebben opgemaakt, door:

de veroorzaker van de schade, de bestuurder van de Mercedes-Benz, hierin niet te vermelden, en

verzoeker ten onrechte als verdachte aan te merken.

Tevens klaagt verzoeker erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (voor deze, de burgemeester van Aalsmeer) - door bij brief van 13 maart 2003 het advies van de klachtencommissie van 5 februari 2003 over te nemen - ten onrechte stelt dat de bestuurster van de tweede personenauto haar voertuig tijdig tot stilstand kon brengen, terwijl zij zelf heeft verklaard dat zij de eerste auto, de Mercedes-Benz, heeft geraakt.

Beoordeling

Algemeen

Verzoeker was op 4 juli 2001 betrokken bij een kop-staartbotsing tussen vier auto's. De voorste auto heeft plotseling en zonder aanleiding, sterk geremd tengevolge waarvan de drie daarop volgende auto's ook sterk hebben geremd en er een kop-staartbotsing is ontstaan. Verzoeker bestuurde de achterste opeenvolgende auto. Drie politieambtenaren zijn ter plaatse gekomen en hebben van de aanrijding een registratieset opgemaakt. Verzoeker kan zich niet verenigen met de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden en de registratieset is opgemaakt en het feit dat hij als verdachte is aangemerkt. Ook vindt hij dat het te lang heeft geduurd voordat de registratieset naar de Stichting Processen Verbaal is verzonden. Hij diende daarop een klacht in bij de Nationale ombudsman over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. De Nationale ombudsman heeft de klacht vervolgens naar de korpsbeheerder doorgestuurd, aangezien deze nog niet op de hoogte was van de klacht. De burgemeester van Aalsmeer nam - namens de korpsbeheerder - het advies van de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland (verder: klachtencommissie) over en achtte de klacht ongegrond ten aanzien van het onderzoek ter plaatse door de politieambtenaren, het opmaken van de registratieset en het gebruik van de term verdachte. Hij achtte de klacht gegrond voor wat betreft de late verzending naar de Stichting Processen Verbaal. Verzoeker heeft naar aanleiding van dit oordeel wederom een klacht ingediend bij de Nationale ombudsman.

Ten aanzien van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

I. Met betrekking tot het niet vermelden van de bestuurder van de voorste auto

1. Verzoeker klaagt erover dat de politieambtenaren in de registratieset niet de gegevens van de bestuurder van de voorste auto hebben opgenomen. Deze automobilist remde plotseling en zonder enige aanleiding, waardoor de daarop volgende auto's en derhalve ook verzoeker niet tijdig meer tot stilstand konden komen en er een kop-staartbotsing ontstond.

2. De korpsbeheerder heeft in zijn reactie van 5 november 2003 op de klacht het volgende overwogen. Volgens de Handleiding registratie verkeersongevallen (zie Achtergrond, onder 2.) moeten alle botsende objecten en die objecten die niet botsend, maar wel direct aanleiding van het ongeval zijn, als betrokkenen in de registratieset worden opgevoerd. Volgens de politieambtenaren was de aanleiding om te remmen in dit geval het rijgedrag van de voorste auto, de oorzaak was het onvoldoende afstand houden van de personen die achter deze auto reden. Verzoeker hebben zij als verdachte van de aanrijding aangemerkt. Hoewel de politie volgens de Handleiding registratie verkeersongevallen strikt genomen de gegevens van de bestuurder van de voorste auto in de registratieset had moeten opnemen, acht de korpsbeheerder het niet onbehoorlijk dat de politie in plaats daarvan de gegevens heeft opgenomen in een mutatie in het politieregistratiesysteem.

3. Vast staat dat de bestuurder van de voorste auto de directe aanleiding tot het ongeval heeft gegeven. Zijn gegevens hadden daarom (gelet op de norm die de korpsbeheerder in zijn standpunt al noemde) in de registratieset moeten worden opgenomen. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd. Het feit dat zijn gegevens wel zijn opgenomen in een mutatie in het politieregistratiesysteem doet hieraan niet af. Immers, gelet op het gesloten verstrekkingensysteem van de Wet politieregisters (zie Achtergrond, onder 3.1. en 3.2.) kunnen gegevens die in een politieregister zijn opgenomen niet zonder meer aan derden worden verschaft. In de wet is een uitzondering gemaakt voor het verstrekken van gegevens in aanrijdingszaken aan de Stichting Processen Verbaal (zie Achtergrond, onder 3.3. en 4.). Onder deze gegevens verstaat het College van procureurs-generaal zowel registratiesets als processen-verbaal (zie Achtergrond, onder 1.). Mutaties vallen hier dus niet onder. Het volstaan met een mutatie waarin de gegevens van de bestuurder van de voorste auto zijn opgenomen in het politieregistratiesysteem voldoet dan ook niet aan het vereiste van zorgvuldige informatieverstrekking ten behoeve van de verzekeringsmaatschappijen ter afwikkeling van de schade. Het is niet juist dat de politieambtenaren de gegevens over de voorste bestuurder niet op de vereiste wijze hebben vastgelegd.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

II. Met betrekking tot het aanmerken van verzoeker als verdachte

1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de politie hem als verdachte heeft aangemerkt in de registratieset. Ook heeft politieambtenaar R. hem in een brief van 19 januari 2002 aangeduid als verdachte van de aanrijding omdat hij zijn auto niet tijdig tot stilstand had kunnen brengen en heeft politieambtenaar H. in zijn verklaring van 23 oktober 2002 aangegeven dat hij verzoeker als verdachte heeft aangemerkt omdat hij de veroorzaker van de schade was en dat hij daarom diens gegevens onder 14.1 in de registratieset heeft opgenomen.

2. De korpsbeheerder acht deze klacht van verzoeker ongegrond. Hij verwees daarbij naar het standpunt van de burgemeester van Aalsmeer in de interne klachtprocedure op basis van het advies van de klachtencommissie. De klachtencommissie heeft het gebruik van de term verdachte minder zorgvuldig geacht, maar vond dit niet zodanig ernstig dat het als niet behoorlijk is te kwalificeren.

3.1. Een registratieset is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie Achtergrond, onder 1.). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op de bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan de aanrijding, verdient het aanbeveling dat in de registratieset de lezingen van elk der partijen (kort) wordt weergegeven. De politie duidt betrokkenen bij een aanrijding in een registratieset aan met "14.1" en "14.2", enzovoorts. Met "14.1" wordt doorgaans de verdachte aangeduid, en met "14.2" en verder de wederpartij of getuige.

3.2. Uit de beknopte omschrijving van het ongeval van de registratieset is niet ondubbelzinnig af te leiden dat deze is opgemaakt naar aanleiding van de lezing van alle partijen over wat de toedracht van de aanrijding is geweest en wat de daarbij van belang zijnde factoren zijn geweest. In de beknopte omschrijving staat dat de eerste auto stopte omdat het verkeer stokte. Wanneer naar de verklaringen van de drie andere bestuurders wordt gekeken, valt daaruit af te leiden dat de voorste auto zonder enige aanleiding sterk remde. Dat is iets anders dan het stokken van het verkeer. Tevens staat opgenomen dat de tweede auto nog op tijd kon stoppen. Deze omschrijving impliceert dat de bestuurster de voorste auto niet heeft geraakt, wat volgens de verklaringen niet het geval is. De bestuurster heeft de voorste auto wel geraakt, haar nummerbord lag op de grond, maar de aanrijding met de voorste auto veroorzaakte geen (andere) schade aan beide auto's. In de beknopte omschrijving staat ten slotte dat 14.2 en 14.1 te laat reageerden en dat een botsing het gevolg was. Hieruit valt niet af te leiden in welke volgorde de auto's tegen elkaar zijn gereden. Zeker nu uit de later afgelegde verklaringen niet zondermeer kan worden afgeleid wie wie het eerst raakte en wie daarmee civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de ontstane schade aan welke auto, was het van belang geweest deze specifieke informatie op te nemen in de beknopte omschrijving. Gelet op de later afgelegde verklaringen van de betrokken bestuurders kan worden gesteld dat de beknopte omschrijving van het ongeval niet is opgemaakt naar aanleiding van de lezing van alle partijen. Dit is niet zorgvuldig.

De Nationale ombudsman acht het niet onjuist dat verzoeker als 14.1 en dus als verdachte is aangemerkt, nu uit het feit dat hij schade aan het voertuig van zijn voorganger heeft veroorzaakt, blijkt dat hij tegen dit voertuig is aangereden en daarmee zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Wat echter niet zorgvuldig is, is dat uit de beknopte omschrijving van het ongeval niet blijkt of de schade aan de voorzijde van de auto die voor verzoeker reed (14.2) en aan de achterzijde van de auto die daar weer voor reed (14.3), is ontstaan als gevolg van het botsen van verzoeker op 14.2 òf dat deze schade al was ontstaan door het botsen van 14.2 op 14.3 vóórdat verzoeker 14.2 raakte. De rol bij de aanrijding en dus de civielrechtelijke positie van de bestuurder van 14.2 is hierdoor onvoldoende duidelijk komen vast te staan. De beknopte omschrijving van het ongeval bevat derhalve onvoldoende feitelijke informatie over de toedracht van het ongeval en hiermee wordt verzoeker in een nadeliger civielrechtelijke positie geplaatst. Dit is niet zorgvuldig.

Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman het volgende op. Het is de Nationale ombudsman opgevallen dat de omschrijving van de schade onder 14.2 en 14.3 in de registratieset niet overeenkomt met de diverse verklaringen die naar aanleiding van de aanrijding zijn opgemaakt. Zo staat er onder 14.2, waar de gegevens van de derde auto staan opgenomen, dat er sprake is van materiële schade (gedeukt) in het midden van de achterzijde van de auto. Uit de verklaringen valt af te leiden dat deze auto zowel aan de voor- als de achterzijde ingedeukt was; de auto moest zelfs worden weggesleept. Onder 14.3 waar de gegevens van de tweede auto zijn opgenomen, staat dat er geen materiële schade was. Uit de verklaringen valt af te leiden dat deze auto aan de achterzijde door de auto van 14.2 was geraakt, en dat deze daardoor beschadigd was. Het is niet zorgvuldig dat deze gegevens niet juist zijn weergegeven.

Ten aanzien van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

1. Namens de korpsbeheerder heeft de burgemeester van Aalsmeer beslist op de klacht. Verzoeker klaagt erover dat de burgemeester door het advies van de klachtencommissie over te nemen, heeft gesteld dat de bestuurster van de tweede auto haar voertuig tijdig tot stilstand kon brengen, terwijl zij zelf heeft verklaard dat zij de eerste auto heeft geraakt. Haar nummerbord was door de botsing losgeraakt en op de grond gevallen.

2. De korpsbeheerder heeft dit klachtonderdeel niet gegrond geacht. Volgens hem heeft de klachtencommissie in haar advies wel vermeld dat de bestuurster heeft verklaard dat zij tijdig kon stoppen, maar heeft de klachtencommissie daarmee niet bedoeld dat de bestuurster de auto voor haar niet heeft geraakt. Dit heeft de korpsbeheerder afgeleid uit de door de klachtencommissie daarop gebezigde zin: "De Mercedes had geen schade". Het woord tijdig moet volgens de korpsbeheerder daarom worden gelezen als: "zonder schade te veroorzaken aan haar voorganger". De klachtencommissie heeft in haar advies niet vastgesteld dat de bestuurster de Mercedes-Benz niet heeft geraakt, aldus de korpsbeheerder.

3. Zoals de Nationale ombudsman onder II.3.2. heeft vermeld, impliceren de woorden dat de auto nog op tijd kon stoppen, dat deze de auto ervoor niet heeft geraakt, hetgeen wel is gebeurd blijkens de verklaring van de bestuurster van deze auto. Het argument van de korpsbeheerder dat de klachtencommissie met haar woorden niet heeft bedoeld dat de bestuurster de Mercedes-Benz niet heeft geraakt, omdat zij in de zin erna overweegt dat de Mercedes-Benz geen schade had, acht de Nationale ombudsman gekunsteld. Het is niet zorgvuldig dat de toedracht niet juist is weergegeven.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman nog het volgende op. Artikel 33 van de klachtenregeling van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (zie Achtergrond, onder 5.), bepaalt dat de burgemeester (van de gemeente waarin de gedraging heeft plaatsgevonden) bevoegd is namens de korpsbeheerder een oordeel te geven over de klacht. In de jaren 1994 tot en met 1998 heeft de Nationale ombudsman bij herhaling geoordeeld dat deze constructie niet past binnen het systeem van hoofdstuk X van de Politiewet 1993 (zie bijvoorbeeld rapport 1997/106). De Nationale ombudsman heeft dan ook met instemming kennis genomen van het feit dat deze machtiging aan de burgemeester niet meer voorkomt in de (concept)klachtenregeling die voor het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is opgesteld in verband met de wijziging van hoofdstuk X van de Politiewet 1993 (ingaande 1 maart 2004).

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is gegrond ten aanzien van het niet vermelden van de veroorzaker van de schade en niet gegrond ten aanzien van het aanmerken van verzoeker als verdachte.

De klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is gegrond.

Onderzoek

Op 22 mei 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer ing. B. te Mijdrecht, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd de burgemeester van Aalsmeer en drie betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. De burgemeester en twee betrokken ambtenaren maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Amsterdam over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De betrokken ambtenaar H. deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Noch verzoeker noch de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. Feiten

1. Verzoeker was op 4 juli 2001 betrokken bij een kop-staartbotsing tussen vier personenauto's. Aanleiding van deze aanrijding was het feit dat een Portugese bestuurder van een Mercedes-Benz die vóór de overige drie auto's reed plotseling remde, waardoor de andere drie bestuurders ook moesten remmen.

2. Drie politieambtenaren gingen ter plaatse en maakten van de aanrijding een registratieset op. Zij namen de naam, het telefoonnummer en het kenteken van de bestuurder van de Mercedes-Benz op en verwerkten deze gegevens in een mutatie in X-pol (een registratiesysteem van de politie). Verder spraken zij met de overige drie bestuurders en namen zij van hen gegevens op in de registratieset. Verzoekers gegevens zijn onder 14.1 opgenomen. Onder het kopje schade, staat vermeld: midden voor; ingedeukt. De gegevens van de heer K., die vóór verzoeker reed staan onder 14.2. Zijn schade is volgens de registratieset: midden achter; gedeukt. Ten slotte zijn de gegevens van mevrouw M., die vóór K. en achter de Portugese man reed, vermeld onder 14.3. Er staat in de registratieset dat zij geen schade had. Ook gaven de politieambtenaren in de registratieset onder het kopje beknopte omschrijving van het ongeval het volgende weer:

"Alle drie de auto's reden over de rijbaan van de N201, kudrv Hoofddorp en gidrv Uithoorn. Zij reden op de linkerrijbaan. Voor de 14.3 stopte een auto omdat het verkeer stokte. De 14.3 kon nog op tijd stoppen maar de 14.2 en 14.1 reageerden te laat en een botsing was het gevolg."

3. Verzoeker is het niet eens met de wijze waarop de registratieset is opgemaakt. Volgens hem moeten de gegevens van de bestuurder van de Mercedes-Benz ook in de registratieset worden opgenomen, omdat hij degene is die de aanrijding heeft veroorzaakt door zonder enige aanleiding te remmen. Hierover is correspondentie tussen verzoeker en de politie ontstaan. Bij brief van 19 januari 2002 reageerde politieambtenaar R. op een verzoek van verzoeker om de registratieset te wijzigen. In deze brief schreef de heer R. onder meer:

"U bent als verdachte van de aanrijding aangemerkt aangezien u niet bijtijds uw auto tot stilstand heeft weten te brengen. Ook in onverwachte situaties is dit een voorschrift in de wegenverkeerswetgeving.

Ik zie geen aanleiding om de vastgelegde gegevens in de registratieset te - laten - wijzigen."

Nu de politie niet wilde overgaan tot aanpassing van de registratieset diende verzoeker op 20 mei 2002 een klacht in bij de politie.

4. In het kader van het onderzoek hoorde de politie de overige bij de aanrijding betrokken bestuurders. Op 2 augustus 2002 hoorde politieambtenaar R. de heer K., de bestuurder van de auto die direct vóór die van verzoeker reed. De heer K. verklaarde het volgende:

"Ik kan mij nog wel herinneren dat ik bij een aanrijding in Aalsmeer betrokken was op 04 juli 2001. Van de aanrijding zelf weet ik eigenlijk niet zo veel meer omdat het al weer een tijd geleden is.

Ik reed op de provinciale weg in een file auto's achter een mevrouw tegen wier auto ik later opbotste. Voor deze mevrouw reed een Portugese man. Wij hebben even moeten wachten bij rood licht en toen het groen werd gingen we weer rijden. Plotseling remde de Portugese man toch nog voluit waardoor wij ook voluit op de rem moesten. Ik weet niet waarom de man zo sterk remde. De man die achter mij reed knalde ons allemaal tegen elkaar.

Ik heb helemaal geen verstand van auto's. Uit mijn auto liep allemaal vloeistof en ik kon in ieder geval niet verder rijden. Met een takelauto is mijn auto weggebracht. Mijn auto was niet meer te repareren en had al wat oude schade."

5. Mevrouw M., die vóór de heer K. en achter de Mercedes-Benz reed, legde op 4 oktober 2002 tegenover politieambtenaar R. de volgende verklaring af:

"Ik kan mij de aanrijding op 04 juli 2001 in Aalsmeer nog goed herinneren. Het was een erg warme dag en het was erg druk op de provinciale weg.

Ik reed al een tijdje achter een witte Mercedes-Benz. Later merkte ik dat een Portugese man de bestuurder was van deze auto. Omdat de man erg opvallend reed heb ik steeds behoorlijk wat afstand van zijn auto gehouden. Met opvallend rijden bedoel ik dat de man veel onnodig afremde en weer optrok en hij wisselde een paar keer van rijstrook. Aan het rijgedrag van de man te oordelen was het voor mij duidelijk dat de man zoekend en daar onbekend was.

Het was zoals ik al zei erg druk met auto's op de weg. De brug over de ringvaart was net open geweest en het verkeer reed erg langzaam.

De Mercedes bestuurder remde opeens hard bij een kruising terwijl het verkeerslicht groen was. Ik moest ondanks dat ik afstand hield, toch nog erg hard remmen. Ondanks mijn harde remmen raakte ik de Mercedes nog net even tegen de achterkant. Hierdoor was later het kenteken van mijn auto gevallen. Dat was de enige schade aan de voorkant. De Mercedes had helemaal geen schade.

Ik werd van achteren aangereden door een lichtblauwe auto en de lichtblauwe auto werd van achteren weer aangereden door een jeepachtig model auto.

De man van de lichtblauwe auto had van ons allemaal de meeste schade. Zowel de voor- als de achterkant was helemaal vernield. Met een takelauto is deze auto later weggebracht.

De man van de jeepachtige auto ging vreselijk tekeer. Hij was erg boos en geïrriteerd. Deze man vertelde mij dat hij zich irriteerde aan de rijstijl van de Mercedes bestuurder. Omdat hij in een jeepachtige auto reed en daardoor hoger zit dan in een lager model auto heeft hij de rijstijl van de Mercedes bestuurder goed gezien. Dat vertelde hij mij.

De Mercedes bestuurder wilde aanvankelijk wegrijden omdat hij geen schade had. Wij hebben dat voorkomen door te zeggen dat hij moest blijven totdat de politie er was. Dat heeft de man toen ook gedaan. Meestal is de achterste auto de foute bij zo'n botsing.

Naar mijn mening is de Mercedes bestuurder de oorzaak van de botsing. Bij groen licht remde de man erg krachtig en daardoor moesten wij ook allemaal hard remmen. Er was volgens mij geen noodzaak voor de man om daar te stoppen.

Na de botsing hebben we lang moeten wachten voordat er politie ter plaatse was. Dat kon ook niet anders omdat de weg helemaal vol was doordat de brug net open was geweest. De politie kwam met drie mensen, twee mannen en een vrouw.

(…)."

6. Op 6 juli 2001 gaf mevrouw M. een schriftelijke toelichting bij het schadeformulier dat zij naar haar verzekeringsmaatschappij stuurde. In deze toelichting schreef zij onder meer het volgende:

"De aanrijding heeft op 4 juli 2001 plaatsgevonden, vermoedelijk tussen 17.00 uur en 17.30 uur.

De witte Mercedes die voor mij reed (XX-00-YY) reed bijzonder onrustig en had al een paar keer zonder reden geremd. Achteraf bleek de bestuurder (Ba.) van Portugese afkomst en niet ter plaatse bekend. Hij reed in een auto die gehuurd was bij Autobedrijf K.M. te Tholen. Toen deze auto zonder reden plotseling weer remde had ik al enige afstand genomen.

De auto is door mij wel geraakt want hoewel nauwelijks schade aan de voorzijde van mijn auto is geconstateerd, lag mijn kentekenplaat wel op de weg. De auto die direct achter mij reed (00-XX-YY, bestuurder K.) is direct op mijn auto (00-QQ-ZZ) ingereden. De daaropvolgende auto (QQ-ZZ-00, bestuurder B.) is op zijn beurt weer tegen de auto van de heer K. gereden.

De heer B. die in een Jeep-achtige auto reed en dus een beter overzicht had omdat hij hoger zat, wist onmiddellijk te melden dat de witte Mercedes de veroorzaker van de aanrijding was. Hij vertelde mij later dat de bestuurder gevaarlijk reed en zonder aanleiding heeft geremd.

Zelf heb ik uitsluitend gereageerd op het remmen van mijn voorganger. Wat ik wel weet is dat er geen zichtbare reden voor zijn remmen was en het zou me niet verbazen dat hij voor groen licht heeft geremd. De situatie ter plaatse is wat onoverzichtelijk en het stoplicht ter hoogte waarvan de aanrijding plaatsvond, heb ik zelf een aantal jaren geleden ook gemist. Je bent dan verrast dat er een stoplicht staat en stopt dan omdat je er onverwacht een ziet, zonder te kijken of het überhaupt op rood staat. Maar dit is speculatie.

(…)

De politie is ter plaatse geweest en heeft rapport opgemaakt. De naam van de agente is mevrouw Ha. van bureau Aalsmeer(…).

Naar mijn mening is de bestuurder van de witte Mercedes de veroorzaker van de aanrijding geweest. Hij heeft gevaarlijk rijgedrag vertoond en is uiteindelijk op de rem gaan staan in een situatie waar dit niet te verwachten was."

7. Politieambtenaar R. nam ook van politieambtenaar H. een verklaring af. Op 23 oktober 2002 verklaarde hij het volgende:

"Samen met twee collega's heb ik de aanrijding behandeld op de provinciale weg N201 in Aalsmeer op 04 juli 2001. Ik kan mij de aanrijding nog wel herinneren mede doordat de heer B., een van de bestuurders, mij een aantal keer heeft benaderd om gegevens gewijzigd te krijgen.

Drie auto's waren bij de kruising met de Van Cleefkade bij een kop-staartbotsing betrokken. Ieder van ons heeft bij één van de bestuurders de nodige gegevens verzameld voor een ongevallen-registratieformulier, en ik heb de registratieset naderhand gegenereerd.

Ik kan mij niet meer herinneren of eenieder zelf zijn gegevens in X-pol heeft verwerkt.

Omtrent de oorzaak van de aanrijding weet ik nog het volgende:

De buitenlandse bestuurder van een personenauto heeft vóór de drie auto's die schade hebben opgelopen gereden. Deze buitenlandse man is bij de kruising van de Van Cleefkade gaan remmen. De drie achter deze man rijdende bestuurders moesten hierdoor ook remmen, maar zijn met elkaar in botsing gekomen. De auto van de buitenlandse man had geen schade opgelopen.

Naar mijn mening is de veroorzaker van de schade de bestuurder van de Jeep geweest. Dat is de reden om de heer B. als verdachte op te voeren in de registratieset.

De heer B. heeft contact met mij gehad omdat hij het hier niet mee eens was en hij zag graag dat ik de registratie wijzigde omdat de buitenlandse bestuurder volgens hem de veroorzaker van de schade was. Ik heb dit verzoek destijds getoetst met anderen en ik heb toen geen aanleiding gezien, en nu nog niet, om de registratieset aan te passen aan de wens van de heer B. De heer B. heeft te weinig afstand op zijn voorligger gehouden en kon niet op tijd stoppen toen dat onverwacht nodig bleek. Ondanks de hoge zit en uitzicht in zijn auto.

De gegevens van de buitenlandse bestuurder zijn niet vastgelegd.

Ik heb geen idee meer van de reden van de verlate inzending van de registratieset."

8. Op verzoek van de korpsbeheerder behandelde de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland (verder: klachtencommissie) deze klacht op 5 februari 2003. In het advies van de klachtencommissie aan de burgemeester van Aalsmeer staat onder meer het volgende:

"De klacht

Klager was op 4 juli 2001 betrokken bij een kop-staartbotsing van vier auto's. Hij verwijt de politie dat de registratieset onvolledig is opgemaakt, omdat daarin niet staat dat de botsing werd veroorzaakt door de eerste auto, een Mercedes met een Portugese bestuurder, die zeer plotseling en zonder enige aanleiding op de rijbaan stilstond. Daarop botsten de drie andere auto's tegen elkaar. Klager was bestuurder van de laatste auto.

Klager heeft de politie om een rapportage voor de verzekering gevraagd. Hij heeft verschillende malen moeten rappelleren voordat de politie hem telefonisch antwoordde dat het betreffende rapport op 7 november 2001 was ingestuurd, zodat de verzekeringsmaatschappij erover kon beschikken. Omdat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het verkeersgedrag van de bestuurder van de Mercedes, voelt klager zich benadeeld en eist hij vergoeding van de geleden schade. Ook beklaagt klager zich over de door de politie gebezigde term verdachte.

De procedure

De klacht is bij de Commissie binnengekomen op 20 mei 2002 en voor onderzoek en rapportage naar de politie gezonden. De klacht is behandeld door klachtbehandelaar inspecteur R. Deze heeft geen bemiddelingsgesprek met klager gevoerd omdat hem dat niet zinvol leek. De klachtbehandelaar heeft een rapportage samengesteld, die bestaat uit de verschillende brieven, die klager naar de politie en naar de burgemeester van Aalsmeer heeft gezonden en de antwoordbrieven van de politie aan klager. Omdat deze rapportage niet voldeed aan de eisen van een onderzoeksrapportage, heeft de Commissie de politie om een aanvullende rapportage gevraagd. Hoofdagent H. heeft op 23 oktober 2002 een verklaring afgelegd aan de klachtbehandelaar. De Commissie heeft de rapportage op 6 december 2002 ontvangen. Klager is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op die rapportage te reageren. De Commissie ontving die reactie op 19 december 2002.

De feiten

onvoldoende onderzoek

Op 4 juli 2001 vond een kop-staartbotsing plaats, waarbij de auto van klager en drie andere auto's betrokken waren. De eerste auto, een Mercedes met een Portugese bestuurder, remde plotseling. De bestuurster van de tweede auto, die daar achter reed, verklaart dat zij zag dat de bestuurder aarzelend reed en zij heeft tijdig afstand genomen. Daardoor kon zij tijdig stoppen. De Mercedes had geen schade. De bestuurders van de daaropvolgende auto's, de auto's 3 en 4, stopten niet tijdig waardoor auto 3 tegen auto 2 botste en auto 4 tegen auto 3. Klager bestuurde de vierde auto. Er was alleen sprake van blikschade.

De politie is gebeld en verscheen na enige tijd ter plaatse. Politieambtenaar H. heeft samen met twee collega's van de verschillende betrokken bestuurders de gegevens verzameld, die nodig waren voor het invullen van het ongevallen- en registratieformulier. Op dat formulier wordt klager aangemerkt als bestuurder van een van de betrokken auto's (14.1). R., in een brief van 19 januari 2002, en H., in een brief van 3 (lees: 23; N.o.) oktober 2002, bezigen het woord 'verdachte' in plaats van de door klager gewenste neutrale term 'betrokkene'. De politie verklaart dat de gegevens van de buitenlandse bestuurder niet in de registratieset zijn vastgelegd. Klager is van oordeel dat de schade, die hij aan zijn auto heeft, indirect is veroorzaakt door het gedrag van de bestuurder van de Mercedes en dat de politie dat had moeten vermelden. Omdat er alleen sprake was van blikschade, heeft de politie geen proces-verbaal opgemaakt. De Commissie stelt vast dat de naam van de bestuurder van de Mercedes, diens telefoonnummer en het kenteken van de auto door de politie zijn vermeld in de mutatie die is opgemaakt en derhalve voor klager en diens verzekering beschikbaar zijn.

onvoldoende dienstverlening

Klagers rechtsbijstandverzekering heeft naar aanleiding van het door klager ingezonden schadeformulier aan de Stichting Processen Verbaal te Zoetermeer (SVB) om een afschrift van de registratieset gevraagd. Toen daar ondanks afschriften daarvan naar de politie in Aalsmeer op 10 oktober 2001 nog niet op was gereageerd, is klager naar het politiebureau gegaan en heeft hij gevraagd de rapportage alsnog in orde te maken. De politie beloofde dat het in orde zou worden gemaakt en dat de betrokken politieambtenaar H. hem zou terugbellen. Toen de verzekering op 6 november 2001 nog niets had ontvangen, heeft klager de politie opnieuw gebeld en gezegd dat hij het niet langer accepteerde. Op 7 november 2001 belde H. met klagers echtgenote en vertelde dat hij de rapportage naar de SVB had ingezonden. Uit de stukken blijkt dat de registratieset pas op 22 november 2001 door de politie is verzonden. De politie verklaart dat de registratieset door technische en personele problemen te laat is opgemaakt en verzonden.

De behoorlijkheid

Krachtens de destijds geldende Aanwijzing verkeersongevallen van 1 oktober 2000 van het College van Procureurs-generaal (Stcrt. 2000, 165; 200, 177) wordt in beginsel geen proces-verbaal opgemaakt in het geval van licht letsel of zeer lichte schade. Met alleen een registratieset kan krachtens deze regeling worden volstaan als sprake is van meer dan licht letsel of zwaarder letsel, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade. Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt.

Proces-verbaal kan worden opgemaakt in die gevallen waarin er sprake is van ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, zwaar lichamelijk letsel/dood, behandeling in het ziekenhuis ten gevolge van letsel, alcohol en/of drugsgebruik en verkeersongevallen waarbij een politievoertuig of een politieambtenaar in uniform is betrokken. Op de registratieset wordt aangegeven of al dan niet proces-verbaal zal worden opgemaakt.

In casu heeft de politie niet onbehoorlijk gehandeld door de gegevens van de drie auto's die bij de aanrijding betrokken waren en die uitsluitend blikschade hadden geleden, op te nemen in het ongevallen- en registratieformulier en de naam van de bestuurder van de eerste auto, die geen schade had, te vermelden in een mutatie. Daarmee heeft de politie voldaan aan haar wettelijke verplichting.

Het gebruik van de term 'verdachte' acht de Commissie minder zorgvuldig maar niet zodanig ernstig dat dit als niet behoorlijk is te kwalificeren.

Krachtens de hierboven genoemde Aanwijzing verkeersongevallen zendt de politie uiterlijk binnen 14 dagen een afschrift van de registratieset aan de Stichting Processen Verbaal. De Commissie acht het onbehoorlijk dat de registratieset pas na ruim 5 maanden en na herhaald vragen van klager naar de Stichting Processen Verbaal is gezonden.

Het advies

De Commissie adviseert u de klacht ongegrond te verklaren voor wat betreft het onderzoek door de politie en de registratie daarvan en het gebruik van de term 'verdachte' en gegrond voor wat betreft de late verzending naar de Stichting Processen Verbaal."

9. De burgemeester van Aalsmeer nam het advies van de klachtencommissie over en achtte de klacht van verzoeker deels gegrond en deels ongegrond.

10. Verzoeker kon zich niet met dit standpunt verenigen en diende op 20 mei 2003 een klacht in bij de Nationale ombudsman.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

1. Bij de opening van het onderzoek op 19 augustus 2003 stelde de Nationale ombudsman de korpsbeheerder onder andere de volgende vragen:

Wat is de reden waarom de bestuurder van de eerste auto, de Mercedez-Benz, niet is opgenomen in de registratieset?

Uit de opgemaakte registratieset blijkt dat verzoeker is aangeduid met 14.1. Wat is hiervan de reden?

2. In zijn reactie van 5 november 2003 op de klacht en (deels) in antwoord op de gestelde vragen deelde de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:

"Verzoeker klaagt over het niet volledig en onjuist opmaken van een registratieset door de veroorzaker van de schade hierin niet te vermelden, en door verzoeker ten onrechte als verdachte aan te merken.

Ten aanzien van het eerste punt overweeg ik het volgende:

Volgens de onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat opgestelde 'Handleiding verkeersongevallen' (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.), moeten alle botsende objecten en die objecten die niet botsend, maar wel direct aanleiding van het ongeval zijn, als betrokkenen in de registratieset worden opgevoerd. Volgens de politie was de aanleiding om te remmen het rijgedrag van de bestuurder van de Mercedes. De oorzaak van het ongeval was het onvoldoende afstand houden van de personen die achter de Mercedes reden en verzoeker werd als veroorzaker van de aanrijding beschouwd. Hoewel de politie volgens de Handleiding verkeersongevallen strikt genomen de gegevens van de bestuurder van de Mercedes in de registratieset had moeten opnemen, acht ik het niet onbehoorlijk dat zij in plaats daarvan de gegevens heeft genoteerd en heeft opgenomen in het mutatiesysteem.

Ten aanzien van het aanmerken van verzoeker als verdachte conformeer ik mij aan het oordeel van de Burgemeester van Aalsmeer op basis van het advies van de Commissie voor de Politieklachten dat de klacht op dit punt ongegrond is.

De klacht dat de Burgemeester van Aalsmeer - door het advies van de Commissie voor de Politieklachten over te nemen - ten onrechte stelt dat de bestuurster van de tweede personenauto haar voertuig tijdig tot stilstand kon brengen, acht ik ongegrond. De Commissie vermeldt in haar advies namelijk weliswaar dat de bestuurster heeft verklaard dat zij tijdig kon stoppen, maar daarmee bedoelt zij mijns inziens niet dat zij de auto voor haar niet raakte. Zij vervolgt namelijk met de zin: de Mercedes had geen schade. Mijns inziens moet het woord tijdig daarom worden verstaan in de zin van: zonder schade te veroorzaken aan haar voorganger. De Commissie stelt in haar advies niet vast dat de bestuurster de Mercedes niet heeft geraakt.

Voorts stelt u mij een vijftal vragen. Inspecteur R. heeft deze vragen beantwoord. Ik verwijs hierbij naar zijn antwoorden."

3. De korpsbeheerder verwees in zijn reactie naar de beantwoording van de door de Nationale ombudsman gestelde vragen door de heer R. In deze brief van 27 oktober 2003 staat onder meer het volgende:

"De administratieve afhandeling van het bewuste ongeval is door en onder verantwoordelijkheid van de hoofdagent H. opgemaakt.

Zijn collega's Ho. en Ha. zijn weliswaar bij de behandeling van het ongeval aanwezig geweest, doch kunnen zich hiervan geen bijzonderheden meer herinneren.

Op 26 oktober 2003 trof ik collega H. die aan de hand van de vraagstelling van de zijde van de Nationale ombudsman onder meer als volgt verklaarde:

Vraag 1: De bestuurster van de voorste auto tikte de Mercedes aan toen zij moest stoppen achter deze Mercedes. De Mercedes-auto had geen zichtbare schade opgelopen en was mijns inziens niet betrokken bij de aanrijding die hierna volgde tussen de 3 auto's.

Vraag 2: De politie bepaalt niet wie schuldig is aan een aanrijding, dat is een zaak voor o.a. de verzekeringsmaatschappijen. Ik heb de heer B. aangeduid met 14.1 omdat ik hem als veroorzaker van de aanrijding zie. De reden om te moeten remmen voor de anderen is het rijgedrag van de Mercedes bestuurder geweest. Omdat er onvoldoende onderlinge afstand werd gehouden, is de aanrijding ontstaan."

D. Reactie verzoeker

Verzoeker reageerde bij brief van 25 november 2003 op het standpunt van de korpsbeheerder. Hij schreef in zijn brief onder meer het volgende:

"Op een aantal punten heeft men geen juist antwoord gegeven. Dit wekt bij mij de indruk dat men maar wat aan het verzinnen is om überhaupt een antwoord te kunnen geven.

Vraag 1.

Op het moment dat de Audi (de auto van mevrouw M.; N.o.) tegen de Mercedes botste, kwam de kentekenplaat van de Audi op de grond te vallen. De Mercedes had een krasje op de gespoten bumper. Het argument dat de Mercedes niet betrokken was bij de aanrijding is dus onjuist.

Vraag 2.

Op het moment dat de auto's die voor je rijden plotseling stilstaan door een aanrijding, is het met geen enkele remvertraging mogelijk om alsnog tot stilstand te komen!!"

E. Reactie beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland

De korpsbeheerder liet op 25 februari 2004 telefonisch weten dat hij in reactie op verzoekers reactie zijn standpunt handhaafde. Navraag bij politieambtenaar H. leerde dat volgens hem de Mercedes niet bij de aanrijding betrokken was ("Vraag 1.").

Achtergrond

1. Aanwijzing verkeersongevallen van 28 juni 2000, in werking getreden op 1 oktober 2000 en vervangen op 1 januari 2002, Staatscourant 2000, 165

Ingevolge de Aanwijzing verkeersongevallen van 28 juni 2000, in werking getreden op 1 oktober 2000 (Stcrt. 2000, 165) en geldig tot 1 oktober 2004, zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen worden geregistreerd, een registratieset (en een proces-verbaal) aan de Stichting Processen Verbaal (voorheen werd verstrekt aan de Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren).

Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of zwaarder letsel is veroorzaakt, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade, dient een registratieset te worden opgemaakt. Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt. In de gevallen waarin slechts een registratieset wordt opgemaakt, is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan.

Op de registratieset is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.

De wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens in aanrijdingszaken aan de Stichting Processen Verbaal vormt artikel 14, eerste lid, onder i van het Besluit Politieregisters (BpolR). Hierin wordt uitvoering gegeven aan artikel 18, derde lid, van de Wet Politieregisters (WPolR). Onder gegevens in de zin van artikel 14 BpolR verstaat het College van procureurs-generaal zowel registratiesets als processen-verbaal.

2. Handleiding Registratie Verkeersongevallen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Onder Handleiding bij de invulling van de registratieset, staat bij rubriek 14 vermeld dat als betrokkenen bij de aanrijding worden opgevoerd, alle botsende objecten en die objecten, die niet botsend, maar wel directe aanleiding van het ongeval zijn. De naam en adresgegevens van de betrokken bestuurders moeten eveneens worden vermeld.

Bij rubriek 18, beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval, staat het volgende. Uit de omschrijving van het ongeval moet duidelijk de toedracht en de daarbij van belang zijnde volgende factoren blijken: plaatsbepaling, beweegrichting, uitgangspositie, basisbeweging/voorgenomen beweging, eindsituatie en de toedracht/aanleiding van het ongeval.

3. Wet Politieregisters

3.1. Artikel 14:

"Uit een politieregister worden gegevens verstrekt aan:

a. ambtenaren van politie, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de politietaak en zij niet zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en aan ambtenaren die krachtens artikel 13c, vijfde lid, zijn aangewezen, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten;

b. krachtens artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de hun opgedragen politietaak;

c. andere opsporingsambtenaren in dienst van een publiekrechtelijk lichaam, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken;

d. andere opsporingsambtenaren dan begrepen onder a, b en c, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken, en mits daartoe in afzonderlijke gevallen door de officier van justitie of in het algemeen door Onze Minister van Justitie voorafgaand toestemming is verleend;

e. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere ambtenaren dan die begrepen onder a en b, voor zover zij deze behoeven ter uitvoering van opdrachten voortvloeiende uit de signalering van personen."

3.2. Artikel 15:

"1. Uit een politieregister worden op hun verzoek gegevens verstrekt aan:

a. leden van het openbaar ministerie, voor zover zij deze behoeven

1. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, dan wel over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, of

2. voor de uitvoering van andere bij of krachtens wet opgedragen taken;

b. de burgemeesters, voor zover zij deze behoeven

1. voor de afgifte omtrent de verklaringen omtrent het gedrag,

2. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, of

3. in het kader van de handhaving van de openbare orde.

c. korpschefs van een regionaal politiekorps en de commandant van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de uitoefening van bevoegdheden hun bij of krachtens de Wet wapens en munitie of de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

d. ambtenaren van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, voorzover zij deze behoeven voor de uitoefening van hun wettelijk

e. de Commandant van de Koninklijke marechaussee, voor zover hij deze behoeft voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 37s van de Luchtvaartwet.

2. Voorts kunnen uit een politieregister gegevens worden verstrekt voor zover dit voortvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

3. Voorts kunnen uit een politieregister gegevens worden verstrekt voor zover dit voortvloeit uit wettelijke bepalingen met betrekking tot de samenwerking met en bijstand aan een internationaal strafgerecht."

3.3. Artikel 18, derde lid:

"3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen of instanties met een publieke taak belast, indien het openbaar belang dit vordert, worden aangewezen aan wie in bij die algemene maatregel aan te geven gevallen gegevens uit een politieregister mogen worden of dienen te worden verstrekt. Daarbij kunnen nadere regels omtrent de verstrekking worden gesteld."

4. Besluit Politieregisters

Artikel 14, eerste lid, onder i:

"1. Gegevens worden desgevraagd uit een politieregister verstrekt, voorzover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, aan

(…)

i. personen die optreden namens een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid op ideële grondslag die krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden in het bijzonder de belangen van slachtoffers van strafbare feiten of van verkeersongevallen behartigt, voor zover de gegevens betrekking hebben op deze slachtoffers en die rechtspersoon tot het ontvangen van dergelijke gegevens is gemachtigd door de Minister van Justitie, de Registratiekamer gehoord."

5. Regeling met betrekking tot de behandeling, het onderzoek en de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van het politiekorps Amsterdam-Amstelland, in werking getreden op 1 januari 1994

Artikel 1:

"Begripsbepaling

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

burgemeester: burgemeester van de gemeente waarin de gedraging heeft plaatsgevonden; (…)."

Artikel 33:

"Bevoegdheid burgemeesters

De burgemeester is bevoegd namens de korpsbeheerder een beslissing op de klacht te nemen, tenzij:

a. de klacht geheel of in hoofdzaak betrekking heeft op niet aan de burgemeester overgedragen bevoegdheden met betrekking tot het beheer van de politie;

b. het oordeel van de burgemeester over de gegrondheid van de klacht afwijkt van het advies van de commissie;

c. de commissie tot een disciplinaire maatregel adviseert."

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Onvolledig en onjuist opgestelde registratieset bij aanrijding tussen vier personenauto's door niet de veroorzaker van de schade te vermelden; .

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

In registratieset verzoeker ten onrechte als verdachte aangemerkt .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Door het advies van klachtencommissie over te nemen gesteld dat bestuurster van de tweede auto haar voertuig tijdig tot stilstand kon brengen, terwijl zij zelf heeft verlaard dat zij de eerste auto heeft geraakt.

Oordeel:

Gegrond