2003/291

Rapport

Verzoekster klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden haar niet schriftelijk heeft ingelicht over de inhoud van het advies van 5 maart 2001 van de vreemdelingendienst aan de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), inzake de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van haar echtgenoot, terwijl dit door verschillende ambtenaren, waaronder een met naam genoemde ambtenaar, is toegezegd.

Beoordeling

1. Verzoeksters echtgenoot diende op 18 oktober 2000 een aanvraag in om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Bij brief van 5 maart 2001 liet de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden verzoekster weten dat het advies inzake de mvv-aanvraag was verzonden naar de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

2. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat toezeggingen gedaan door een overheidsinstantie worden nagekomen.

3. Verzoekster klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden haar niet schriftelijk heeft ingelicht over de inhoud van het advies van 5 maart 2001 van de vreemdelingendienst aan de Visadienst inzake de aanvraag om verlening van een mvv, terwijl dit door verschillende ambtenaren, waaronder een met naam genoemde ambtenaar, is toegezegd.

4. De korpsbeheerder liet in reactie op de klacht weten dat het niet gebruikelijk is dat de vreemdelingendienst aan betrokkenen mededelingen doet over de inhoud van een uitgebracht advies, aangezien de beslissing is voorbehouden aan de IND (de minister van Buitenlandse Zaken, dan wel de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie; N.o.).

5. Betrokken ambtenaar X liet weten zich deze zaak niet te kunnen herinneren. Uit het Vas (Vreemdelingen Administratie Systeem; N.o.) is, aldus deze betrokken ambtenaar, gebleken dat zij het advies in verzoeksters zaak heeft opgemaakt, maar dat uit het systeem niet blijkt dat er schriftelijk dan wel telefonisch mededelingen door haar aan verzoekster zouden zijn gedaan.

6. Ten aanzien van de vraag of de toezegging aan verzoekster is gedaan, staan de lezingen van verzoekster enerzijds en betrokken ambtenaar X anderzijds tegenover elkaar, terwijl er geen sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden toegekend dan aan de andere.

Uit het onderzoek is verder ook niet komen vast te staan of andere ambtenaren dan betrokken ambtenaar X dergelijke toezeggingen aan verzoekster hebben gedaan.

Het voorgaande betekent dat de Nationale ombudsman geen oordeel kan geven over de onderzochte gedraging.

Conclusie

Ten aanzien van de klacht, over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), wordt geen oordeel gegeven.

Onderzoek

Op 31 juli 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw E. te Zoetermeer, met een klacht over een gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden verzocht op de klacht te reageren. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Verzoekster maakte van die gelegenheid geen gebruik.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

a. feiten

1. Op 18 oktober 2000 diende verzoeksters echtgenoot een aanvraag in om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).

2. Bij brief van 5 maart 2001 liet de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Haaglanden verzoekster weten dat het advies inzake de mvv-aanvraag was verzonden naar de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

3. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 12 juni 2001 de mvv-aanvraag ingewilligd.

B. Standpunt verzoekster

Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden

1. Bij brief van 31 maart 2003 reageerde de korpsbeheerder als volgt op de klacht:

"…Ik heb de chef van het bureau Vreemdelingenpolitie gevraagd mij te informeren over de door u vastgestelde klachtelementen. Ik heb kennisgenomen van zijn reactie d.d. 31 maart jl.

(…)

Ik kan mij daarin vinden. Ik heb kennisgenomen van de feiten uit het onderzoek. Ik onthoud mij van een oordeel over de klacht omdat uit het onderzoek vooralsnog geen eenduidigheid van feiten is gebleken.

Ik merk hierbij op dat het bureau Vreemdelingenpolitie de IND adviseert bij aanvragen mvv's. Het is niet te doen gebruikelijk dat het betreffende bureau aan de verzoeker mededelingen doet over dat advies, aangezien de IND in die gevallen de beslissing neemt…"

2. De korpsbeheerder zond als bijlage een afschrift van de brief van 31 maart 2003, die de chef van het bureau Vreemdelingenpolitie aan de korpsbeheerder had gestuurd:

"…Naar aanleiding van het schrijven van 15 januari 2003 van de Nationale ombudsman, waarin hij namens (verzoekster; N.o.) klaagt over het feit dat de Vreemdelingenpolitie van het regionale politiekorps Haaglanden haar niet schriftelijk heeft ingelicht over de inhoud van het advies van 5 maart 2001 van de Vreemdelingenpolitie aan de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), inzake de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van haar echtgenoot, terwijl dit door verschillende ambtenaren, waaronder een met naam genoemde ambtenaar, is toegezegd, bericht ik u het volgende:

Uit het onderzoek dat ik heb doen instellen is gebleken:

1. Dat het niet gebruikelijk is dat aan derden inhoudelijk mededelingen wordt gedaan over het ambtshalve advies dat de Vreemdelingenpolitie inzake mvv-aanvragen, uitbrengt aan de IND. De IND heeft hier uitdrukkelijk om verzocht.

2. Zo spoedig mogelijk nadat de aanvraag met ons advies is doorgestuurd naar de IND, wordt de referent daarvan op de hoogte gebracht.

3. Conform het bovenstaande heeft genoemde ambtenaar de inhoud van het uitgebrachte advies niet schriftelijk of mondeling meegedeeld aan (verzoekster; N.o.). Zij ontkent tevens de omstreden toezegging gedaan te hebben.

4. Het advies van de Vreemdelingenpolitie is op 5 maart 2001 verzonden naar de IND en de beslissing op de aanvraag is op 12 juni 2001 genomen door de IND. (Ruim 3 maanden later).

Op 17 maart 2003 is (verzoekster; N.o.) in het kader van hoor en wederhoor nader gehoord en geconfronteerd met voormelde feiten door de klachtbehandelaar van de Vreemdelingenpolitie. Zij volhardde bij haar klacht en voegde daaraan toe dat haar bezwaren zich voornamelijk richten op het feit dat zij niet op de hoogte is gebracht van de motivatie die ten grondslag gelegen heeft aan het uitbrengen van een negatief advies. Zij is van mening dat die grondslag, die haar achteraf door de IND is medegedeeld, heeft geleid tot een vertraging van 4 tot 5 maanden bij het nemen van een beslissing op haar aanvraag. De motivatie zou volgens haar gebaseerd zijn geweest op een onjuiste conclusie die zij eventueel had kunnen corrigeren wanneer zij daarvan op de hoogte was gebracht door de Vreemdelingenpolitie. Aangezien de beslissing 3 maanden na het uitbrengen van het advies is genomen, hetgeen een gebruikelijke termijn is waarbinnen de IND beslist, kan in ieder geval gesteld worden dat niet is aangetoond dat bekendmaking van het advies aan klaagster, de beslissingstermijn zou hebben verkort.

Op grond van het vorenstaande acht ik de klacht ongegrond…"

3. Bij zijn reactie voegde de korpsbeheerder een rapport van 20 januari 2003 van betrokken ambtenaar X.:

"…(Verzoekster; N.o.) heeft een klacht ingediend tegen het feit dat er aan haar beloftes zijn gedaan, betreffende inhoudelijk mededelingen over het opgemaakte advies.

Deze mededeling zou door verschillende ambtenaren zijn gedaan, en met name ook door mij.

Naar aanleiding hiervan verklaar ik;

Concreet kan ik mij deze zaak niet meer herinneren.

Ik heb deze zaak nagekeken in Vas (Vreemdelingen Administratie Systeem; N.o.), hieruit blijkt dat ik het advies heb opgemaakt, er blijkt niet uit dat er schriftelijk dan wel telefonisch mededelingen zouden zijn gedaan door mij persoonlijk.

Het is niet gebruikelijk dat er inhoudelijk mededelingen worden gedaan, gebruikelijk is dat er wordt medegedeeld dat wij advies opmaken negatief of positief, maar dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst de uiteindelijke beslissing neemt…"

Achtergrond

1. Machtiging tot voorlopig verblijf

Ingevolge artikel 16a Vreemdelingenwet en artikel 41, eerste lid onder c, van het Vreemdelingenbesluit (oud; per 1 april 2001 vervangen door artikel 16, eerste lid, onder a, Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3:18 en 3:71 Vreemdelingenbesluit 2000, uitgewerkt in deel B 1/1.1 en B 1/1.2 Vreemdelingencirculaire 2000) moeten vreemdelingen die zich naar Nederland begeven voor een verblijf langer dan drie maanden, in beginsel in het bezit zijn van een paspoort voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De mvv is een nationaal visum dat door een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland kan worden afgegeven na voorafgaande machtiging van de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND). De vreemdeling die in aanmerking wenst te komen voor een mvv dient een daartoe strekkende aanvraag in bij de desbetreffende Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.

De mvv-procedure kan ook door een in Nederland verblijvende referent bij de korpschef van het regionale politiekorps gestart worden (de zogenoemde referentprocedure). In dat geval wordt de referent door de korpschef gehoord en stuurt deze ambtshalve advies aan de Visadienst. De Visadienst stelt de korpschef en de referent van de beslissing op de hoogte en machtigt de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland de mvv aan de betrokkene op diens aanvraag af te geven.

Instantie: Vreemdelingendienst van regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Niet schriftelijk ingelicht over inhoud van advies van vreemdelingendienst aan Visadienst inzake aanvraag om verlening van mvv t.b.v. haar echtgenoot, terwijl dit was toegezegd.

Oordeel:

Geen oordeel