2003/151

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland op 28 januari 2001 om omstreeks 8.00 uur op de Burgemeester Stramanweg in Amsterdam onverantwoord rijgedrag heeft vertoond.

Verzoeker klaagt er verder over dat bovengenoemd politiekorps naar aanleiding van zijn bij de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland ingediende klacht van 7 februari 2001, onvoldoende onderzoek heeft ingesteld om te achterhalen welke politieambtenaar dit rijgedrag heeft vertoond.

Beoordeling

I. Feiten

Op zondag 28 januari 2001 om omstreeks 8.00 uur heeft verzoeker op de Burgemeester Stramanweg te Amsterdam gereden richting Ouder-Amstel.

Naar aanleiding van een voorval met een tegemoetkomend voertuig, dat volgens verzoeker een politieauto betrof, heeft verzoeker bij brief van 7 februari 2001 een klacht over het voorval ingediend bij de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Verzoeker heeft op 25 april 2001 een klachtgesprek gevoerd met klachtbemiddelaar K. De beheerder van het korps heeft de klacht van verzoeker bij brief van 8 oktober 2001 beoordeeld.

II. Met betrekking tot het onverantwoord rijgedrag

1.1 Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland op 28 januari 2001 om omstreeks 8.00 uur op de Burgemeester Stramanweg in Amsterdam onverantwoord rijgedrag heeft vertoond.

1.2 Verzoeker stelt hierbij dat op dat moment hem drie auto's tegemoet kwamen, waarvan de tweede auto vlak voor hem de eerste auto heeft getracht in te halen. Om een aanrijding te voorkomen, heeft verzoeker in een schrikreactie zijn stuur omgegooid, waardoor hij met twee wielen in de berm is terechtgekomen. In het voorbijgaan van de auto, is het verzoeker duidelijk geworden dat het hier een politieauto betrof.

Vervolgens heeft hij in zijn achteruitkijkspiegel geconstateerd dat de politieauto zonder zwaailicht en sirene reed, en pas net voor een stoplicht zijn zwaailicht aandeed, om zo door het rode licht te rijden, aldus verzoeker. Verzoeker heeft geen fysieke schade opgelopen.

2. De korpsbeheerder heeft zich ten aanzien van dit klachtonderdeel onthouden van een oordeel. Omdat klachtbemiddelaar K., die de klacht van verzoeker over het voorval heeft onderzocht, niet heeft kunnen achterhalen welke politieambtenaren bij het voorval waren betrokken, is het niet mogelijk om een oordeel te geven. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat de door verzoeker bedoelde auto uit een andere politieregio afkomstig was van de regio Amsterdam-Amstelland, aldus de korpsbeheerder.

3. Klachtbemiddelaar K. deelde mee dat hij het zeer vervelend vond voor verzoeker, wat hem is overkomen. Hij heeft hier met verzoeker over gesproken, en hem in het algemeen zijn verontschuldigingen voor het verkeersgedrag aangeboden. Hij heeft echter de bestuurder van de auto niet kunnen achterhalen.

Hij heeft rond april/mei 2001 alle politieambtenaren gesproken die in de morgen van 28 januari 2001 dienst hadden gehad binnen het wijkteam Ouder-Amstel. Deze personen had hij nog kunnen achterhalen via de dienstlijst. Hij had het door verzoeker aangegeven incident aan hen voorgelegd. Geen van hen wist zich echter een incident, zoals verzoeker had beschreven, te herinneren. De politieambtenaren deelden hem verder mee dat, indien zij bij dit incident betrokken waren geweest, zij zich dit echt wel hadden herinnerd, omdat Ouder-Amstel een vrij rustig wijkteam is.

Hierna heeft K. navraag gedaan bij het meldkamersysteem van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Hij heeft het tijdstip, dat verzoeker had aangegeven, ruim genomen, en daarbij gevraagd naar alle spoedeisende meldingen die rond dat tijdstip waren gedaan. Er waren meerdere meldingen die het gebruik van sirene en zwaailicht hadden kunnen legitimeren, zoals enkele achtervolgingen en een inbraakalarm. Deze meldingen waren door de meldkamer gegeven aan eenheden van verschillende districten binnen het korps. Klachtbemiddelaar K. heeft er echter van afgezien om ten aanzien van deze meldingen te onderzoeken welke politieambtenaren hierbij waren betrokken, omdat dit in zijn beleving ondoenlijk was, aldus klachtbemiddelaar K.

4. De Nationale ombudsman heeft tijdens het onderzoek een overzicht van het meldkamersysteem van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland opgevraagd van de ochtend van 28 januari 2001. Uit dit overzicht heeft de Nationale ombudsman niet kunnen opmaken of een politieauto rond 8.00 uur over de A2 heeft gereden. Verder heeft de Nationale ombudsman uit het overzicht niet kunnen opmaken welke politieambtenaren de politieauto's hebben bestuurd die rond dit tijdstip zijn opgeroepen via meldingen vanuit de meldkamer. Wel heeft de Nationale ombudsman kunnen achterhalen dat al deze auto's behoren bij de verschillende districten van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

5. Verzoeker blijft tijdens het onderzoek volharden in zijn standpunt dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland op 28 januari 2001 om omstreeks 8.00 uur op de Burgemeester Stramanweg in Amsterdam onverantwoord rijgedrag heeft vertoond. De korpsbeheerder heeft zich op dit punt van een oordeel onthouden.

Klachtbemiddelaar K. heeft aan verzoeker voor de ontstane verkeerssituatie namens de politie in het algemeen zijn verontschuldigingen aangeboden.

Hoewel uit het onderzoek van K. is gebleken dat in de morgen van 28 januari 2001 meerdere meldingen naar eenheden van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland zijn uitgegaan die het gebruik van optische en geluidssignalen hadden kunnen legitimeren, heeft de Nationale ombudsman, evenals de korpsbeheerder, niet kunnen achterhalen of sprake is geweest van een politieauto van dit korps, laat staan welke politieambtenaren bij het voorval waren betrokken.

Om die reden dient ook de Nationale ombudsman zich van een oordeel te onthouden.

III. Met betrekking tot het verrichten van onvoldoende onderzoek

1. Verzoeker klaagt er verder over dat het politiekorps naar aanleiding van zijn bij de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland ingediende klacht van 7 februari 2001, onvoldoende onderzoek heeft verricht om te achterhalen welke politieambtenaar achter het stuur zat.

2. De korpsbeheerder achtte dit klachtonderdeel niet gegrond, mede gezien het ontbreken van een kenteken. Hij verwijst hierbij naar het rapport van K., waaruit blijkt dat hij alle aanwezige medewerkers van het wijkteam Ouder-Amstel op de vroege ochtend van zondag 28 januari 2001 in persoon heeft gesproken (zie Bevindingen, onder C.2). Vervolgens heeft K. via het meldkamersysteem getracht de aanleiding tot het rijgedrag te achterhalen. Hieruit is gebleken dat er een aantal relevante meldingen was geweest dat het gebruik van optische- en geluidssignalen kon legitimeren. Gezien de tijd die inmiddels was verstreken en de zeer kleine kans dat zonder kentekennummer zou kunnen worden achterhaald of ambtenaren van de regio Amsterdam-Amstelland betrokken waren, heeft K., naar de mening van de korpsbeheerder, terecht geconcludeerd dat verder onderzoek achterwege kon blijven. De korpsbeheerder heeft verder nog in aanmerking genomen dat, hoewel hij zich klagers schrikreactie goed kan voorstellen, een botsing gelukkig niet heeft plaatsgevonden. De korpsbeheerder heeft er overigens met instemming kennis van genomen dat K. aan klager namens de politie in het algemeen zijn excuses heeft aangeboden voor de ontstane verkeerssituatie. Hoewel de korpsbeheerder van mening is dat de politie zich voldoende heeft ingespannen om de identiteit van de inzittenden van de auto te achterhalen, vindt hij het spijtig dat dit niet is gelukt.

3. Klachtbemiddelaar K. deelde, naast hetgeen onder II.3 is weergegeven, nog mee dat bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland niet precies wordt bijgehouden welke politieambtenaren op welk tijdstip in welke politieauto's rijden. Dit betekent dat hij iedere politieambtenaar van de betreffende districten, die in de morgen van 28 januari 2001 dienst had, had moeten benaderen. Dit onderzoek zou hem erg veel tijd hebben gekost, en uiteindelijk niet waterdicht zijn. Het was namelijk intussen al mei, waardoor de betrokken ambtenaren zich het door verzoeker aangegeven incident waarschijnlijk niet meer zouden herinneren. Voorts komt het voor dat ook andere politieauto's, dan voor wie de melding is bedoeld, op een melding reageren. Deze eenheden worden niet geregistreerd, maar kunnen het incident wel hebben veroorzaakt. Voorts is het ook mogelijk dat een melding tussentijds wordt afgeblazen. De eenheden die dan onderweg waren, worden eveneens niet (altijd) geregistreerd, waardoor ze niet zijn te achterhalen.

Dit alles overziend, en gelet op de werkdruk en de keuzes die hij daarom moet maken, heeft K. besloten om geen nader onderzoek te doen naar het incident dat verzoeker heeft omschreven. Vooral gezien het feit dat de kans klein zou zijn, dat hij de bestuurder alsnog zou achterhalen. Dit doet echter niet af aan zijn begrip voor de boosheid van verzoeker, gezien hetgeen hem is overkomen. Dit is dan ook de reden geweest dat hij verzoeker zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor het gedrag in het algemeen, aldus K.

4. Het staat een politiekorps in beginsel vrij te bepalen welke onderzoekshandelingen het naar de feitelijke gang van zaken van bepaalde gebeurtenissen verricht waarbij politieambtenaren zijn betrokken. Slechts wanneer het korps niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om verder af te zien van bepaalde onderzoekshandelingen, is het nalaten van die onderzoekshandelingen als onjuist te kwalificeren.

5. Uit het onderzoek is gebleken dat klachtbemiddelaar K. binnen het wijkteam Ouder-Amstel voldoende onderzoek heeft ingesteld door alle in de morgen van 28 januari 2001 dienstdoende politieambtenaren te benaderen over het voorval. Voorts heeft hij bij de meldkamer navraag gedaan naar de meldingen die rond het betreffende tijdstip waren gedaan, die het gebruik van optische en geluidssignalen op dat moment hebben kunnen legitimeren. Toen bleek dat er rond dat tijdstip meerdere meldingen waren gedaan aan eenheden in meerdere districten van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, heeft K. besloten het onderzoek te beëindigen, omdat het volgens hem ondoenlijk zou zijn om de bestuurder alsnog te achterhalen. Redenen hiervoor waren het tijdsverloop, het aantal politieambtenaren dat hij zou moeten benaderen, en de kleine kans dat hij met dit uitgebreide onderzoek, vanwege het niet-waterdichte systeem, de bestuurder werkelijk zou achterhalen. Gezien de werkdruk heeft hij ervoor gekozen om het onderzoek daarom niet voort te zetten.

Nu verzoeker geen fysieke schade heeft opgelopen door het voorval, kan de beslissing van klachtbemiddelaar K om het onderzoek te beëindigen, in dit geval de toets der kritiek doorstaan. Daarbij wordt mede in overweging genomen dat K. aan verzoeker verontschuldigingen heeft aangeboden voor het door verzoeker gesignaleerde onverantwoorde rijgedrag van de politie.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is niet gegrond ten aanzien van het verrichten van onvoldoende onderzoek.

Ten aanzien van het onverantwoord rijgedrag, onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.

Onderzoek

Op 22 november 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Verzoeker vulde zijn verzoekschrift aan bij brieven van 9 januari en 6 februari 2002. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Ten slotte werd de korpsbeheerder en een betrokken ambtenaar een aantal specifieke vragen gesteld, en werd het politiekorps om specifieke informatie gevraagd.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op zondag 28 januari 2001 om omstreeks 8.00 uur reed verzoeker te Amsterdam op de Burgemeester Stramanweg richting Ouder-Amstel.

Naar aanleiding van een voorval met een tegemoetkomend voertuig, dat naar verzoeker stelt een politieauto betrof, diende verzoeker vervolgens bij brief van 7 februari 2001 een klacht in bij de Commissie voor de Politieklachten Amsterdam-Amstelland van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. De klacht hield onder meer het volgende in:

"Bij deze dien ik een klacht in tegen het Politieburo Ouder-Amstel op zondag 28 jan. 2001 om ± 8.00 uur, vanwege het weggedrag van een van hun dienstauto's op de Burgemeester Stramanweg ter hoogte van de bushalte tussen de A2 en het Esso-pompstation.

(…)

Als (…) tijdens op de Burgemeester Stramanweg van de A2 richting Ouder-Amstel bij de bushalte, vanaf de Esso-pomp mij drie auto's tegemoet komen, en als die ± 60 à 70 meter van mij verwijderd zijn, plotseling de tweede auto ertussen vandaan komt en met volle snelheid op mij af komt. Waardoor ik in een schrikreactie nog net mijn stuur naar rechts omgooi om een frontale aanrijding te voorkomen, dan zie ik tot mijn verbazing dat het een politieauto is zonder sirene of zwaailicht, en als ik die dan in mijn spiegel volg, zie ik dat als die dan bij het verkeerslicht is van de A2, even het zwaailicht aan doet om zodoende door het rode licht te kunnen rijden. Als ik dan de Essopomp opdraai, en met mij nog een auto die achter mij reed, ik die politie-auto niet meer kan zien omdat die rechtsaf geslagen is.

Ik ben geschrokken en kwaad omdat het politie is."

2. Op 25 april 2001 vond een klachtgesprek plaats tussen verzoeker en klachtbemiddelaar K. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

3. Bij brief van 8 oktober 2001 deelde de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland aan verzoeker onder meer mee dat hij zich onthoudt van een oordeel over het verkeersgedrag van de politie. De korpsbeheerder oordeelde hiermee conform het advies van de commissie voor Politieklachten van 12 september 2001, die hij bij zijn brief had gevoegd. In het advies van de commissie voor de Politieklachten is onder meer het volgende opgenomen:

"De feiten

Op zondag 28 januari 2001 om ongeveer 08.00 uur reed klager op de Burgemeester Stramanweg richting Ouder-Amstel toen in het tegemoetkomend verkeer een auto zijn voorligger inhaalde. Hierdoor schrok klager en gooide hij in een reflex zijn stuur om naar rechts, waardoor hij een frontale aanrijding kon voorkomen. Klager verklaart dat hij tot zijn verbazing zag dat het een politieauto betrof, die zonder zwaailicht en sirene voorbij reed. In zijn spiegel zag hij daarna dat de auto voor een verkeerslicht even zijn zwaailicht aanzette, waarna hij door het rode licht reed.

K. heeft alle in de vroege ochtend van 28 januari 2001 aanwezige politieambtenaren gehoord. Niemand van de ondervraagden kon zich iets herinneren van een incident zoals klager heeft beschreven. Omdat niet bekend is geworden welke politieambtena(a)r(en) betrokken was (waren), is de Commissie niet in staat een oordeel te geven over het verkeersgedrag van de politie.

(…)

Het advies

De Commissie adviseert u zich te onthouden van een oordeel over het verkeersgedrag van de politie (…)."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht.

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland nam onder meer het volgende standpunt in:

"Voor wat betreft het onverantwoorde rijgedrag dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland op 28 januari 2001 omstreeks 8.00 uur op de Burgemeester Stramanweg in Amsterdam zou hebben vertoond, blijf ik bij mijn beslissing op basis van het advies van de Commissie voor de Politieklachten dat ik mij moet onthouden van een oordeel. Voor de motivering verwijs ik dan ook naar de argumenten en overwegingen in het betreffende advies (zie hiervóór, onder A.3; N.o.).

De klacht dat het politiekorps naar aanleiding van de klacht onvoldoende onderzoek heeft ingesteld, acht ik ongegrond, mede gezien het ontbreken van een kenteken. Ik verwijs u naar het rapport van K. waaruit blijkt dat hij alle aanwezige medewerkers van het wijkteam Ouder-Amstel op de vroege ochtend van zondag 28 januari 2001 in persoon heeft gesproken (zie hierna, onder C.2; N.o.). Vervolgens heeft hij via het meldkamersysteem getracht de aanleiding tot het rijgedrag te achterhalen. Hieruit bleek dat er een aantal relevante meldingen was geweest dat het gebruik van optische- en geluidssignalen konden legitimeren. Gezien de tijd die inmiddels was verstreken en de zeer kleine kans dat zonder kentekennummer zou kunnen worden achterhaald of ambtenaren van de regio Amsterdam-Amstelland betrokken waren, heeft K. naar mijn mening terecht geconcludeerd dat verder onderzoek achterwege kon blijven. Hierbij neem ik het volgende in aanmerking. Het is niet uitgesloten dat de door klager bedoelde politieauto uit een andere regio dan Amsterdam-Amstelland afkomstig was. Verder neem ik hierbij in aanmerking dat, hoewel ik mij klagers schrikreactie goed kan voorstellen, een botsing gelukkig niet heeft plaatsgevonden. Ik heb er overigens met instemming kennis van genomen dat K. aan klager namens de politie in het algemeen zijn excuses heeft aangeboden voor de ontstane verkeerssituatie.

Hoewel ik van mening ben dat de politie zich voldoende heeft ingespannen om de identiteit van de inzittenden van de auto te achterhalen, vind ik het spijtig dat dit niet is gelukt."

2. In de door de korpsbeheerder bijgevoegde rapportage van klachtbemiddelaar K. aan de chef van het district Amsterdam Zuidoost en buitengebieden van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland van 2 juli 2001 is onder meer het volgende opgenomen:

"Door mij werd klager uitgenodigd voor een klachtgesprek. Dit gesprek werd gehouden op 25 april 2001 aan wijkteambureau Diemen. In dit gesprek heeft klager de klacht mondeling aan mij toegelicht. In dit gesprek werd mij duidelijk dat betrokken politievoertuig hem tegemoet was gereden, waardoor hij met 2 wielen in de berm was gekomen. Bij de kruising met de A-2 was het politievoertuig met gebruik van zwaailicht en sirene rechtsaf geslagen, de Machineweg op.

(…)

Ik heb klager in dit gesprek voor de ontstane verkeerssituatie namens de politie in het algemeen mijn excuses aangeboden.

Door mij werd intern nader onderzoek gedaan naar de inzittenden van betrokken politievoertuig (…). Het is mij niet gelukt de inzittenden van het politievoertuig te achterhalen, waarbij ik de aanwezige medewerkers van wijkteam Ouder-Amstel op de vroege ochtend van zondag 28 januari 2001 allemaal in persoon heb gesproken. Het lijkt aannemelijk dat dit voertuig van een ander wijkteam c.q. district afkomstig is geweest.

Wel heb ik via het meldkamersysteem (meldingen) FMS getracht de aanleiding tot dit rijgedrag te achterhalen. Hieruit bleek mij dat de aanleiding kan zijn geweest de achtervolging van een voertuig via de A4, waarbij door het Korps Landelijke Politie Diensten assistentie werd gevraagd aan de regiopolitie Amsterdam-Amstelland c.q. een inbraakalarm te Amstelveen. Voorts bleek binnen het politiebevragingssysteem X-pol ook sprake te zijn geweest van een achtervolging van een gestolen voertuig binnen het 7e district en een straatroof. Er zijn mijns inziens een aantal relevante meldingen geweest, die het gebruik van optische- en geluidssignalen kunnen legitimeren, echter verder onderzoek naar de inzittenden, ook gezien het tijdsverloop en de diverse mogelijkheden van personele bemensing, is door mij achterwege gelaten. Ook is niet uitgesloten dat de werkelijke aanleiding van dit optreden nergens is vastgelegd.

(…)

Vervolgens heb ik klager uitvoerig de procedure rond spoedmeldingen en het gebruik van optische en geluidssignalen uitgelegd. Ook heb ik hem aangegeven dat er in mijn optiek een aantal meldingen waren geweest, die het gebruik van die middelen zouden kunnen rechtvaardigen. Tenslotte heb ik hem uitgelegd dat betrokken politiemensen niet van wijkteam Ouder-Amstel zijn geweest en dat verder onderzoek naar de inzittenden ondoenlijk zou zijn.

(…)

Op 21/05/2001 heeft klager mij telefonisch medegedeeld dat hij, na overleg met een aantal mensen, had besloten de klacht niet als afgedaan te willen beschouwen doch ter verdere behandeling door te sturen naar de Commissie voor de Politieklachten.

(…)

Concluderend kan ik stellen dat personeel van wijkteam Ouder-Amstel niets valt te verwijten omtrent het feit, waarover klager zijn beklag heeft gedaan. Het is mij helaas niet gelukt de betrokken inzittenden van het politievoertuig te achterhalen. Gezien de ontstane situatie kan ik mij de boosheid van klager voorstellen, waarvoor ik dan ook in het algemeen excuses heb aangeboden.

(…)

Ik zie de klacht hierbij als afgedaan en wil u verzoeken een beslissing te nemen over doorzending van deze klacht aan de Commissie voor de Politieklachten."

D. Reactie verzoeker

Bij brief van 23 mei 2002 reageerde verzoeker onder meer als volgt:

"Als u dezelfde wegen naloopt als ik heb gedaan, dan word ik daar niets wijzer van.

In het rapport van de heer K. heb ik helemaal geen vertrouwen. Als het tegen mij is, dan weet de politie het allemaal precies te vertellen. Maar nu het tegen zichzelf is, weten zij het op het stilste moment van de hele week, 's zondagmorgen om 8 uur, (…) niet meer na te gaan.

Het is toch niet te geloven.

En dan nog het feit, dat je hier met mensen te doen hebt, die hun hand opsteken en een eed afleggen. Zoals de persoon die de politieauto bestuurde, en mij van de weg afreed. Die dan niet eens naar voren durft te komen, om dan alsnog zijn daad proberen uiteen te zetten.

Want als het met mij wel slecht was afgelopen, dan was ik gewoon met onbekende oorzaak van de weg geraakt."

e. informatie politie

Op verzoek van een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman ontving de Nationale ombudsman op 20 augustus 2002 een overzicht van het meldkamersysteem van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland van de ochtend van 28 januari 2001. Uit dit overzicht kan de Nationale ombudsman niet opmaken of een politieauto rond 8.00 uur over de A2 heeft gereden. Verder kan de Nationale ombudsman uit het overzicht niet opmaken welke politieambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland de politieauto's hebben bestuurd die rond dit tijdstip zijn opgeroepen via meldingen vanuit de meldkamer.

f. verklaring betrokken ambtenaar K.

Betrokken politieambtenaar K. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verklaarde op 27 januari 2003 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:

"De klacht van verzoeker van 7 februari 2001 is bij de Commissie voor de Politieklachten ingediend en op 1 maart 2001 verzonden naar de wijkteamchef Ouder-Amstel. Door personele wisseling is bij de verdere afhandeling enige vertraging ontstaan. Dit is aan verzoeker meegedeeld.

Wat betreft het eerste klachtonderdeel kan ik u zeggen dat ik het zeer vervelend vind voor verzoeker, wat hem is overkomen. Ik heb hier met verzoeker over gesproken, en hem in het algemeen mijn verontschuldigingen voor het verkeersgedrag aangeboden. Ik heb echter de bestuurder van de auto niet kunnen achterhalen. Dit vind ik zelf ook jammer, omdat een gesprek tussen verzoeker en de eventuele bestuurder, de onvrede bij verzoeker waarschijnlijk had kunnen verminderen.

Wat betreft het tweede klachtonderdeel, verwijs ik u naar mijn rapportage van 2 juli 2001.

In april/mei van 2001 heb ik alle politieambtenaren gesproken die in de morgen van 28 januari 2001 dienst hadden gehad binnen het wijkteam Ouder-Amstel. Deze personen heb ik nog kunnen achterhalen via de dienstlijst. Ik heb het door verzoeker aangegeven incident aan hen voorgelegd. Geen van hen wist zich echter een incident, zoals verzoeker had beschreven, te herinneren. De politieambtenaren deelden mij verder mee dat, indien zij bij dit incident betrokken waren geweest, zij zich dit echt wel hadden herinnerd, omdat Ouder-Amstel een vrij rustig wijkteam is.

Hierna heb ik bij het meldkamersysteem van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland navraag gedaan. Ik heb het tijdstip, dat verzoeker had aangegeven, ruim genomen, en daarbij gevraagd naar alle spoedeisende meldingen die rond dat tijdstip waren gedaan. Er waren meerdere meldingen die het gebruik van sirene en zwaailicht hadden kunnen legitimeren, zoals enkele achtervolgingen en een inbraakalarm. Deze meldingen waren door de meldkamer gegeven aan eenheden van meerdere districten binnen het korps. Ik heb er echter van afgezien om ten aanzien van deze meldingen te onderzoeken welke politieambtenaren hierbij waren betrokken, omdat dit in mijn beleving geen nut meer had.

Bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland wordt namelijk niet precies bijgehouden welke politieambtenaren op welk tijdstip in welke politieauto's rijden. Dit betekent dat ik iedere politieambtenaar van de betreffende districten die in de morgen van 28 januari 2001 dienst had, had moeten benaderen. Dit onderzoek zou mij erg veel tijd kosten, en uiteindelijk niet waterdicht zijn. Het was namelijk intussen al mei, waardoor de betrokken ambtenaren zich het door verzoeker aangegeven incident waarschijnlijk niet meer herinnerden. Voorts komt het voor dat ook andere politieauto's, dan voor wie een melding is bedoeld, op een melding reageren. Deze eenheden worden niet geregistreerd, maar kunnen het incident wel hebben veroorzaakt. Voorts is het ook mogelijk dat de melding tussentijds wordt afgeblazen. De eenheden die dan onderweg zijn, worden eveneens niet (altijd) geregistreerd.

Dit alles overziend, en gelet op de werkdruk en de keuzes die ik daarom moet maken, heb ik besloten om geen nader onderzoek te doen naar het incident dat verzoeker heeft omschreven. Vooral gezien het feit dat de kans klein zou zijn, dat ik de bestuurder alsnog zou achterhalen.

Dit doet echter niet af aan mijn begrip voor de boosheid van verzoeker, gezien hetgeen hem is overkomen. Dit is dan ook de reden geweest dat ik aan hem mijn verontschuldigingen heb aangeboden voor het gedrag in het algemeen."

Achtergrond

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Politieambtenaar onverantwoord rijgedrag vertoond.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Onvoldoende onderzoek ingesteld om te achterhalen welke politieambtenaar dit rijgedrag heeft vertoond.

Oordeel:

Niet gegrond