1998/385

Rapport

Op 29 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Wassenaar, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem, een gedraging van de Belastingdienst/ Particulieren 's-Gravenhage en een gedraging van de Minister van Financi n. Nadat verzoeker bij brieven van 10 december 1997 en 20 januari 1998 nadere informatie had verstrekt, werd naar deze gedragingen een onderzoek ingesteld. De gedragingen van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem en de Belastingdienst/ Particulieren 's-Gravenhage worden daarbij aangemerkt als gedragingen van de Minister van Financi n. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:1.       De Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem (hierna: de FIOD) heeft in 1994 een onderzoek ingesteld naar vermeende belastingfraude van verzoeker. Verzoeker klaagt er onder meer over dat de FIOD in zijn afsluitende rapport van 24 april 1995 onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke informatie door verzoeker naar voren is gebracht en welk overleg met hem is gevoerd. 2.       De Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage (hierna: de Belastingdienst) heeft (mede) op basis van het FIOD-rapport meerdere navorderingsaanslagen aan verzoeker opgelegd. Ten aanzien van de Belastingdienst klaagt verzoeker er met name over dat:a.       na zijn laatste verhoor op 8 maart 1995 er geen enkele informatieuitwisseling heeft plaatsgevonden, totdat op 19 december 1996 de aanslagen volgden; b.       er niet is gereageerd op de door hem bij brief van 11 februari 1997 gestelde vragen; c.       de bij brief van 18 februari 1997 gedane toezegging van een nader onderzoek niet is nagekomen; d.       meermalen om informatie is gevraagd, welke redelijkerwijs reeds bekend geacht kon worden; e.       hem, door de beslaglegging, de mogelijkheid wordt onthouden om met aanwending van financi le middelen zijn onschuld te bewijzen; f.       er niet is gereageerd op de brief van 28 mei 1997, waarin om een toelichting wordt gevraagd inzake de verlangde bewijzen van onschuld van verzoeker. 3.       Verder klaagt verzoeker erover dat de Belastingdienst nog niet een beslissing heeft genomen op zijn bezwaarschrift van 28 mei 1997 inzake de beslissing op zijn verzoek tot inzage van stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. 4.       Tevens klaagt verzoeker erover dat de ontvanger van de Belastingdienst de op 19 december 1996 opgelegde navorderingsaanslagen terstond invorderbaar heeft verklaard, zonder dat er sprake was van de in artikel 10, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 vermelde omstandigheden. 5.       Tenslotte klaagt verzoeker erover dat de Minister van Financi n niet inhoudelijk is ingegaan op zijn brief van 13 maart 1997, waarin hij zijn bezwaren uit tegen het optreden van de Belastingdienst.

Achtergrond

Zie BIJLAGE.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werden de Minister van Financi n, de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem en de Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Minister van Financi n, de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem en de Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reacties van verzoeker gaven aanleiding het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. De Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem (hierna: de FIOD) stelde in 1994 een onderzoek in naar vermeende belastingfraude van verzoeker. In het rapport dat de FIOD naar aanleiding van dit onderzoek opstelde (rapport van 24 april 1995) stond onder meer het volgende:

"2. Aanleiding onderzoek Door de Belastingdienst/FIOD/Fiscale recherche te Rijswijk is in 1994 een tip ontvangen van de heer X, (...) dat (verzoeker; N.o.) een bankrekening in Zwitserland zou hebben, waarop vanaf 1986 geld zou zijn gestort. Deze gelden zou hij hebben verkregen toen hij werkzaam was voor B. B.V. en zouden niet zijn verwerkt in zijn aangiften inkomstenbelasting. De van de heer X opgenomen verklaring wordt als bijlage 1 bij dit rapport gevoegd. 3. Algemeen (Verzoeker; N.o.) is in de jaren 1986 en 1987 werkzaam geweest bij B. B.V. Daarna heeft hij inkomsten verkregen uit diverse bedrijven (...). 4. Onderzoek 4.1. Contract tussen B. B.V. en W. B.V.Op 23 juli 1986 wordt een 'form of agreement' gesloten tussen B. B.V. en W. B.V. betreffende de bouw van een 'mechanical work'. (Verzoeker; N.o.) ondertekent dit contract namens B. in zijn functie van project construction manager en Y ondertekent dit contract namens W. B.V. in zijn functie als managing director. Dit contract is bij dit rapport gevoegd als bijlage 2. In eerste instantie wordt het werk aangenomen voor een bedrag van f. 54.471.580,-. Zie voor de specificatie van dit bedrag de bij dit rapport gevoegde bijlage 3.4.2 Contract tussen W. B.V. en P. Holdings LtdNaar aanleiding van de door ons ontvangen tip hebben wij op 14 december 1994 en 19 januari 1995 een verklaring opgenomen van de heer Y. Deze verklaringen zijn bij dit rapport gevoegd als bijlage 4 en 5. In deze verklaringen vertelt de heer Y met betrekking tot bovengenoemd contract dat hij problemen verwachtte met de uitvoering van het contract. Hierover heeft hij contact opgenomen met (verzoeker; N.o.). Deze had een oplossing, maar er moest 2% van de contractprijs zonder factuur worden betaald. Aangezien dat niet mogelijk was binnen W. B.V., heeft Y een bedrijf, gevestigd op Guernsey ingeschakeld, t.w. P. Holdings Ltd. waaraan het geld moest worden overgemaakt. Dit bedrijf wilde hieraan meewerken mits 0,3% van de contractprijs van het contract tussen B. B.V. en W. B.V. aan P. Holdings Ltd. zou toekomen. Bovenstaande afspraken zijn vastgelegd in een contract, gedateerd 20 oktober 1986, dat als bijlage 6 gevoegd is bij dit rapport. In dit contract tussen W. B.V. en P. Holdings Ltd. wordt een prijs afgesproken van 2,3% fee. Gezien het bovenstaande is dit bedrag waarschijnlijk opgebouwd uit de 2% van de contractprijs die (verzoeker; N.o.) wilde hebben en 0,3% van de contractprijs die P. Holdings Ltd. wenste te ontvangen. Uit hoofde van dit contract zijn betalingen verricht in de jaren 1986 tot en met 1990 door W. B.V. aan P. Holdings Ltd. ter grootte van f. 2.369.805,10. Dit bedrag is gespecificeerd op de bij dit rapport gevoegde bijlage 7. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit bedrag 2,3% is van de uiteindelijke prijs die de N.A.M. moest betalen aan W. B.V. Deze prijs is uiteindelijk op ongeveer f. 110.000.000,- uitgekomen. Deze betalingen zijn verricht aan de hand van de door P. Holdings Ltd. opgestelde facturen. Deze facturen hebben wij in beslag genomen bij W. B.V. en zijn bij dit rapport gevoegd als bijlage 8. De betalingen zelf blijken uit de betalingsbevestigingen van de ABN-bank, eveneens in beslag genomen bij W. B.V. en bij dit rapport gevoegd als bijlage 9.4.3. Ph. Inc.In de tip die door de FIOD is ontvangen werd ook gesproken over een bedrijf Ph. Inc. Dit bedrijf is gevestigd in Venezuela. Volgens de tipgever zouden de bedragen die door W. werden uitbetaald overgemaakt zijn op de bankrekening van Ph. Inc. Dit bedrijf was niet van (verzoeker; N.o.), maar hij had wel de beschikkingsmacht over een bankrekening van dit bedrijf in Zwitserland. Dit betreft bankrekening CO 290462 bij de Swiss Bank Corp. te Geneve. Van deze bankrekening hebben wij de relevante afschriften bijgevoegd als bijlage 10 bij dit rapport. Op deze afschriften is te zien dat in 1987 de volgende bedragen zijn overgemaakt. In de laatste kolom staat de datum vermeld waarop, volgens de bankafschriften die in beslag zijn genomen,. B.V. een bedrag van f. 94.911.14 heeft overgemaakt aan P. Holdings Ltd. Bedrag afschrift:        Datum afschrift:         Betaaldata:. F. 60.908,80   17.07.1987       07.07.1987. F. 60.529,12   27.08.1987       11.08.1987. F. 60.551,30   22.09.1987       08.09.1987. F. 60.506,91   19.10.1987       09.10.1987. F. 60.088,40   20.11.1987       05.11.1987. F. 59.503,55   17.12.1987       03.12.1987 Volgens Y zou van de contractprijs 0,3% voor P. Holdings Ltd. zijn en 2% voor (verzoeker; N.o.). Indien deze percentages toegepast worden op het bovenvermelde bedrag van f. 94.911,14, dan zou dat betekenen dat hiervan f. 12.379,71 bestemd is voor provisie voor P. en het resterende bedrag ad f. 82.531,43 overblijft voor (verzoeker; N.o.). Dit laatste bedrag komt overeen met ongeveer S.F. 60.500,-. Hieruit volgt dat naar alle waarschijnlijkheid de bedragen die op de rekening van Ph. zijn gestort afkomstig zijn van P. Holdings Ltd. Dit wordt ondersteund door een brief van (verzoeker; N.o.) aan Swiss Bank Corp te Geneve gedateerd 29 september 1986, waarin hij melding maakt van het feit dat vanaf oktober 1986 (dit is ook de maand waarin het contract tussen W. B.V. en P. Holdings Ltd. is getekend) er maandelijks een bedrag van ongeveer 60.000 Zwitserse francs op de bankrekening zal worden gestort. Deze brief is bij dit rapport gevoegd als bijlage 11. Van dit geld moest maandelijks 50.000,- Zwitserse francs worden doorgestuurd naar de priv -rekening van (verzoeker; N.o.) bij de Lloyds Bank te Z rich. De bank heeft dit laatste geweigerd. Dat de bedragen op de rekening van Ph. afkomstig zijn van P. Holdings Ltd. wordt tevens ondersteund door een brief die door Y verstuurd is aan (verzoeker; N.o.) persoonlijk waarin Y de afspraken die hij met (verzoeker; N.o.) gemaakt heeft bevestigt. In deze brief is sprake van 15 betalingen van f. 82.440,-, (uit te betalen in Zwitserse francs) aan (verzoeker; N.o.) op een door (verzoeker; N.o.) op te geven rekening in Zwitserland. Deze brief is door Y vernietigd. Voordat de brief door Y is vernietigd, is deze brief nog gezien door X. X is medegemachtigde voor de rekening van Ph. Inc., maar zegt niets af te weten van het gebruik van deze rekening door (verzoeker; N.o.).4.4 Verweer(verzoeker; N.o.)         ΜετβετρεκκινγτοτδερεκενινγϖανΠηΙνχωααρϖοορϖερζοεκερΝογεμαχητιγδωασϖερκλααρτϖερζοεκερΝοδατδεζερεκενινγνιετδοορηεμωερδγεβρυικτμααρβεδοελδωασϖοορζινζοονενδεζοονϖανΞομϖοοργεζαμενλικερεκενινγαχτιϖιτειτενοπτεσταρτενΥιτπρακτισχηεοϖερωεγινγενηεεφτϖερζοεκερΝοινϖεελγεϖαλλενδοορηεμζελφγεσχηρεϖενβριεϖενγεστυυρδαανΣωισσΒανκΒορπμετηετϖερζοεκαανδελεντεκοπενοφτεϖερκοπενοφγελδενοϖερτεμακεννααρανδερεβανκρεκενινγενΗιζουδιτνιετϖοορζιχηζελφηεββενγεδαανμααρϖοορζινζοονΟπονζεϖρααγηοεζινζοονκονβεσχηικκενοϖερδεγελδενδιεζινγεστορτοπδεζεβανκρεκενινγωιλδεϖερζοεκερΝοαλλεενϖερτελλενδατδατγελδαφκομστιγωασϖανβυιτενλανδσεβελεγγερσδιεδιτγελδαανζινζοονηαδδενϖερστρεκτομδιτγελδρενδαβελτεμακενΝαδερεινφορματιεωιλδεϖερζοεκερΝονιετϖερστρεκκενινϖερβανδμετπριϖαχψοϖερωεγινγεν          ΜετβετρεκκινγτοτδεβριεφωααρινμελδινγωορδτγεμαακτϖανΖωιτσερσεφρανχσδιεμαανδελικσωορδενοϖεργεμαακτνααρδεβανκρεκενινγϖανΠηκανϖερζοεκερΝοζιχηνιετμεερηεριννερενωααρδιτγελδϖανδαανζουμοετενζινγεκομενενωααρομεενγεδεελτεϖανδιτγελδνααρζινρεκενινγβιδεΛλοψδσΒανκμοεστωορδενοϖεργεμαακτΗιερβιμοετωορδενοπγεμερκτδατοοκδερεκενινγβιδεΛλοψδσΒανκτεΖ ριχηοπνααμσταατϖανϖερζοεκερΝομααρδατζινζοονοοκϖοορδεζερεκενινγισγεμαχητιγδενδατϖερζοεκερΝοϖερκλααρτδατοοκδεγελδενοπδεζερεκενινγτοεβεηορεναανζινζοον          ΜετβετρεκκινγτοτδεσυγγεστιεδατϖερζοεκερΝοστεεκπεννινγεναανγενομενζουηεββενϖανΩΒςμερκτϖερζοεκερΝοοπδατηιερϖανγεενσπρακεζουκυννενζιναανγεζιενηιγεενβεσλισσινγσμαχητηαδομηετπροεχτδοορΩΒςτελατενυιτϖοερενΗιερβιμοετωορδενοπγεμερκτδατηετμογελικισδατϖερζοεκερΝοεενγεδεελτεϖανηετδοορΠΗολδινγσΛτδοντϖανγενγελδαδφυιτβετααλδηεεφταανανδερενδιεωελλιχητωελβεσλισσινγσβεϖοεγδωαρεν          ΒανκρεκενινγΠηΙνχΔεβανκρεκενινγτενναμεϖανΠηΙνχβιδεΣωισσΒανκΒορπορατιοντεΓενεϖεισγεοπενδδοορΞενϖερζοεκερΝοΟπηετφορμυλιερΔεχλαρατιονονοπενινγαναχχουντορδεποσιτβιδιτραππορτγεϖοεγδαλσβιλαγεστααταλσαδρεσϖανΠηΙνχΔιτισηετπριϖ⌈αδρεσϖανϖερζοεκερΝοΟπυνιστυυρτϖερζοεκερΝοεενδοορηεμζελφγεσχηρεϖενβριεφαανΣωισσΒανκΒορπβιλαγεβιδιτραππορτμετηετϖερζοεκομαλλεαανδελενοπτιεσενοβλιγατιεσδιεΠηΙνχβιδεζεβανκηεεφττεϖερκοπενενδεοπβρενγσττεστορτενοπεενβανκρεκενινγϖανδεΒηασεΜανηαττανΒανκτενναμεϖανζινζοονΟπ υλιστυυρτϖερζοεκερΝοεενδοορηεμζελφηανδγεσχηρεϖενβριεφαανδεΣωισσΒανκΒορπβιλαγεβιδιτραππορτμετηετϖερζοεκομδερεκενινγτεσλυιτενενηετσαλδοϖανδερεκενινγοϖερτεμακενοπεενβανκρεκενινγβιδεΝατιοναλΩεστμινστερΒανκινΛονδοντενναμεϖανϖερζοεκερσζοονΝοΥιτεινδελικζινδεϖολγενδεβεδραγενινοϖεργεμαακτοπβοϖενγενοεμδεβανκρεκενινγεν Δατυμοϖερβοεκινγ       Βεδραγ               φ        Σφρ        φ               Σφρ Ομγερεκενδτεγενδεκοερσενϖανδεδεσβετρεφφενδεμαανδισερεενβεδραγοϖεργεμαακτϖανφ ΟπδεχεμβερστυυρτϖερζοεκερΝοεενβριεφνααρΣωισσΒανκΒορπβιλαγεβιδιτραππορτμετδααρινηετϖερζοεκομαανδελεντεϖερκοπεντοτεενοπβρενγστισϖερκρεγενϖανφ ενδιτβεδραγοϖερτεμακενοπρεκενινγτενναμεϖανϖερζοεκερΝοβιδεΛλοψδσΒανκτεΖ ριχηΔατδιτϖερζοεκισγεηονορεερδβλικτυιτβιλαγεβιδιτραππορτωααρινεενβεϖεστιγινγϖανδετρανσακτιεσταατϖερμελδμεταλστεγενρεκενινγ Οϖεριγεζακενδιεϖανβελανγκυννενζιν          ΑλσβιλαγεβιδιτραππορτωορδενγεϖοεγδδοορϖερζοεκερΝοπερσοονλικγεσχηρεϖενβριεϖενδοορηεμζελφονδερτεκενδωααρινηιοπδραχητγεεφτομαανδελεντρανσαχτιεστεϖερριχητενμετβετρεκκινγτοτρεκενινγνυμμερΒΟΔεζεοπδραχητεντοταανδελεντρανσαχτιεσκομενοϖερεενμετδεδααδωερκελικεμυτατιεσοπδεβετρεφφενδεβανκρεκενινγΔεβετρεφφενδεμυτατιεσοπδεβανκρεκενινγζιναλσβιλαγεβιδιτραππορτγεϖοεγδ                   ΔεϖερκλαρινγενζοαλσδιεζιναφγελεγδδοορϖερζοεκερΝοζιναλσβιλαγετοτενμετβιδιτραππορτγεϖοεγδεϖεναλσεενβριεφγεδατεερδνοϖεμβερϖανϖερζοεκερΝοαανδεΦΙΟΔΦισχαλερεχηερχηεΡισωικδιεαλσβιλαγεβιδιτραππορτωορδτγεϖοεγδΒιδεζεβριεφισβιγεϖοεγδεενσαλδοοϖερζιχητϖανρεκενινγΒΟτενναμεϖανϖερζοεκερΝοΕενμυτατιεοϖερζιχητζοαλσωιηαδδενγεϖρααγδωιλδεϖερζοεκερΝονιετϖερστρεκκενινϖερβανδμετκοστενοϖερωεγινγενενδεπριϖαχψϖανζινζοον ΤοτζοϖερζινδιτδερεσυλτατενϖανηετυιτγεϖοερδεστραφρεχητελικεονδερζοεκΝαοϖερλεγμετδεοφφιχιερϖανυστιτιεισβεσλοτενδεζεζαακϖερδεραδμινιστρατιεφαφτεδοεν ΤεϖενσισηιεροϖεροϖερλεγγεπλεεγδμετδεινσπεχτευρϖανΒελαστινγδιενστΠαρτιχυλιερενΔενΗααγ Κορρεκτιεϖοορστελλεν ΓεζιενβοϖενσταανδεζακενισηετααννεμελικδατϖερζοεκερΝοοπδεεενοφανδερεωιζετεμακενηεεφτγεηαδμετδεδοορΩϖιαΠΗολδινγΛτδβετααλδεγελδενοπδεβανκρεκενινγϖανΠηΙνχΗετγαατομεενβεδραγϖανφςερζοεκερΝοηεεφτινιεδεργεϖαλδεβεσχηικκινγγεηαδοϖερεενβεδραγϖανονγεϖεερφΔιτγελδισοϖεργεμαακτοπβανκρεκενινγενϖανζινζοονινηετςερενιγδΚονινκρικενινδεςερενιγδεΣτατενςανενιγεβετροκκενηειδϖανζινζοονωονενδεινηετςερενιγδΚονινκρικισονσνιετσγεβλεκενςερζοεκερΝοηεεφτνιετϖολδοενδεααννεμελικκυννενμακενδατζινζοονβυιτενλανδσεβελεγγερσηεεφτκυννενϖινδενδιεγελδεναανηεμηεββενοϖεργεμαακτΑλλεχορρεσπονδεντιεδιεδεΣωισσΒανκΒορπτεΓενεϖεβεζιτϖερμελδταλσαδρεσηετπριϖ⌈αδρεσϖανϖερζοεκερΝο ΔεβριεϖενγεστυυρδαανδεΣωισσΒανκΒορπζινδοορϖερζοεκερΝοηανδγεσχηρεϖενενονδερτεκενδ ΟπγρονδϖανβοϖενσταανδεοϖερωεγινγενζινωιϖανμενινγδατδεϖολγενδεβεδραγενβιϖερζοεκερΝοδιενεντεωορδενβελαστϖοορδεινκομστενβελαστινγΔιτβετρεφφενδεβεδραγενδιεδοορΩαανΠΗολδινγΛτδζινοϖεργεμαακτωααρβιερρεκενινγμεεισγεηουδενδατϖολγενσδεϖερκλαρινγϖανδεηεερΨϖανδεχοντραχτπρισϖοορΠΗολδινγωασβεστεμδενϖανδεχοντραχτπρισϖοορϖερζοεκερΝο     φ     φ     φ     φ Τοτααλ  φ          =============== ςερηογινγ ΟφενζοατοτωελκβεδραγεενϖερηογινγμοετωορδενοπγελεγδλατενωιτερΥωερβεοορδελινγ ΒιηετΦΙΟΔραππορτωαρενονδερμεερδεπροχεσσενϖερβααλϖανϖερηοορϖανϖερζοεκερϖανοκτοβερανυαριεν μααρτγεϖοεγδΙνηετπροχεσϖερβααλϖανανυαριστονδονδερμεερηετϖολγενδε ΩιτονενγεηοορδεεενδοορονσϖερϖααρδιγδοϖερζιχητωααρινοϖερδετωεεδεηελφτϖανισαανγεγεϖενωελκεζεσβεδραγενινδιεπεριοδεοπδερεκενινγϖανΠηζινοϖεργεμαακτενωελκεζεσβεδραγενδοορΩινδιεπεριοδεζινοϖεργεμαακτνααρΠΗολδινγσΤεϖενστονενωιγεηοορδεζεσμυτατιεφορμυλιερενϖανδεβανκρεκενινγϖανΠηδιεαλλεζινϖοορζιενϖανηετπριϖ⌈αδρεσϖανϖερζοεκερΝοΩιϖραγενγεηοορδεομεενρεαχτιεοπδεζεστυκκεν ΗετφειτδατδεβανκρεκενινγϖανΠηοπϖερζοεκερσπριϖ⌈αδρεσΝοσταατωιλνιετζεγγενδατικδιεστυκκενοπμινηυισαδρεσηεβοντϖανγενΤιδενσδεααρλικσεωιντερσπορτϖακαντιεωερδδεποστϖανΠηοπγεηααλδδοορΞοφδοορμιΗετηινγερϖαναφωιεερηετεερστωασΔααρωαρενγεεναφσπρακενοϖεργεμαακτΔατγινγινγοεδϖερτρουωενΝογμααλσικωεετνιετσϖανΠΗολδινγσ ΝαδατικμινϖερκλαρινγηεβδοοργελεζενωιλικνογοπμερκενδατικνιετηεβγεζιενδατικηεβϖερκλααρδδατδεβεσχηειδενϖανΠηυιτεινδελικαλτιδβιΞτερεχητκωαμεν ΟοκηεβικγεμιστμιναντωοορδοπυωϖρααγοϖερδεβισχηριϖινγενοπδερεκενινγϖανΠηοϖερηεττωεεδεηαλφααρ ΔεΒελαστινγδιενστΠαρτιχυλιερενσΓραϖενηαγεηιερναδεΒελαστινγδιενστλεγδεμεδεοπβασισϖανηετΦΙΟΔραππορτμετδαγτεκενινγδεχεμβερναϖορδερινγσαανσλαγενινκομστενβελαστινγπρεμιεσϖολκσϖερζεκερινγενοπαανϖερζοεκεροϖερδεαρεντοτενμετΔευιτερστεβετααλδατυμϖανδεαανσλαγενωασανυαριΔεαανσλαγενωαρεντερστονδεντοτηετϖολλεβεδραγινϖορδερβααρ ΔεΒελαστινγδιενστκονδιγδεδεναϖορδερινγσαανσλαγεναανβιβριεφϖανδεχεμβερΔεΒελαστινγδιενστρεικτεζοωελδεζεβριεφαλσδεναϖορδερινγσαανσλαγενοπδεχεμβερυιταανϖερζοεκερ Ινδεβριεφϖανδεχεμβερστονδονδερμεερηετϖολγενδε ΥιτεενδοορδεΦΙΟΔγεηουδενονδερζοεκισγεβλεκενδατοπ υλιεενχοντραχτισγεσλοτεντυσσενΒΒςενΩΒςβετρεφφενδεδεβουωϖανεενμεχηανιχαλωορκΔιτχοντραχτωερδδοορυινυωφυνχτιεϖανπροεχτχονστρυχτιονμαναγερναμενσΒΒςονδερτεκενδΜετβετρεκκινγτοτδετοτστανδκομινγενδευιτϖοερινγϖανδιτχοντραχτισδοορΩΒςϖιαΠΗολδινγσΛτδγεϖεστιγδοπΓυερνσεψαανυινδεαρενενεενβεδραγϖανφβετααλδΟπγρονδϖαναρτικελϖανδεΩετινκομστενβελαστινγηιερναδεΩετδιεντδιτβεδραγτεωορδεναανγεμερκταλσινκομστενυιταρβειδεναλσζοδανιγτοτηετβελαστβααρινκομενωορδενγερεκενδΔεζεινκομστενζινδοορυνιεταανγεγεϖενικβενδανοοκϖανμενινγδατμετβετρεκκινγτοτδεσβετρεφφενδεαρενγεενσπρακεισϖανδεϖερειστεαανγιφτε ςοορτσισγεβλεκενδατυδιτβεδραγδεελσηεεφτβελεγδΗετισδερηαλϖεααννεμελικδατυινδεβετρεφφενδεαρενινκομστενηετζιινδεϖορμϖανρεντεινκομστενδανωελινδεϖορμϖανδιϖιδενδηεεφτγενοτενΟοκδεζεινκομστενζινδοορυνιετινδεδεσβετρεφφενδεαανγιφτεναανγεγεϖενΑλλεενηιερομαλβενικϖανμενινγδατοϖερδεαρεντοτενμετνιετδεϖερειστεαανγιφτεισγεδαανΗετδοορδεΦΙΟΔαανυγεϖρααγδεμυτατιεοϖερζιχητϖανβανκρεκενινγΒΟισδοορυνιετϖερστρεκτΗεττοτααλϖανδεζεινκομστενκανδααρομνιετεξαχτωορδενβεπααλδΗετρενδεμεντισδανοοκδοορμιρεδελικερωισϖαστγεστελδοππερααρΔεζεινκομστενδιενενοπγρονδϖαναρτικελϖανδεΩετινηετινκομεντεωορδενβεγρεπεν Γελετοπηετϖορενσταανδελεγικαανυναϖορδερινγσαανσλαγενινκομστενβελαστινγοϖερενναϖορδερινγσαανσλαγενπρεμιεσϖολκσϖερζεκερινγενοϖερενοπ ΒοετεΔεναϖορδερινγσαανσλαγενωορδενοπγελεγδμετεενβοετεϖανΗιερϖανζαλικκωιτσχηελδεν Μοτιϖερινγϖανδεβοετε Πριμαιρβενικϖανμενινγδατερσπρακεισϖανερνστιγεενοφομϖανγρικεφραυδεσυβσιδιαιρβενικϖανμενινγδατερσπρακεισϖανοπζετοφϖοορωααρδελικεοπζετμεερσυβσιδιαιρβενικϖανμενινγδατερσπρακεισϖανγροϖεσχηυλδομδατ Γελετοπδεγροοττεζοωελαβσολυυταλσρελατιεφϖανδεϖερζωεγενινκομστενινδεαρεντοτενμετυωιστχθυηαδμοετενωετενδατδεζεινκομστενινδεαανγιφτεηαδδενμοετενωορδεναανγεγεϖεν Δεβιζονδερελιστιγηειδϖανδεγεκοζενχονστρυχτιεομδεγελδεναανυτεδοεντοεκομεν ΔεβοετεισγεβασεερδοπαρτικελεερστελιδϖανδεΑλγεμενεωετρικσβελαστινγενενηοοφδστυκΙςϖανηετςοορσχηριφταδμινιστρατιεϖεβοετεν ΔεΒελαστινγδιενστλεγδεοπδεχεμβερβεσλαγοπδεωονινγϖανϖερζοεκερδεινβοεδελϖανδιεωονινγδεινηουδϖανεενσαφελοκετεεναανταλβανκρεκενινγενϖανϖερζοεκερδεδοορϖερζοεκεραφγεσλοτενπολισσενϖανλεϖενσϖερζεκερινγεενεφφεχτενδεποτενϖερζοεκερσϖαχατιεγελδενϖανδεγεμεεντεΩασσενααρ ΒιβριεφϖανανυαριλιετδεΒελαστινγδιενστονδερμεερηετϖολγενδεαανϖερζοεκερστοενμαλιγεγεμαχητιγδεωετεν ΕερστναδατδεβανκΝοενδεγεμεεντεΩασσενααρϖερκλαρινγηεββενγεδαανομτρεντδεηοογτεϖανδεϖορδερινγενωελκεδοορδεοπδεχεμβεργελεγδεεξεχυτοριαλεδερδενβεσλαγενζινγετροφφενενδεζεϖερκλαρινγενδοορμινιετωορδενβετωιστβενικβερειδομεενβανκγαραντιετεαχχεπτερεντεροπηεφφινγϖανεερδεργενοεμδεβεσλαγενΔεηοογτεϖανδεβανκγαραντιεδιεντδααρβιινοϖερεενστεμμινγτεζινμετδεηοογτεϖανδεμιδδελσδεδερδενβεσλαγενγετροφφενϖορδερινγεν ΔεΒελαστινγδιενστγαφβιβριεφϖανανυαριαανϖερζοεκερστοενμαλιγεγεμαχητιγδεονδερμεερηετϖολγενδεααν ΜεδενααραανλειδινγϖανμινβριεφαανυϖανανυαριδεελικυμεδεδατδεΓεμεεντεΩασσενααρενδεβανκΝοινμιδδελσϖερκλαρινγηεββενγεδαανϖαναληετγεενζιτβϖϖερζοεκερΝοονδερζιχηηεββεν ΝααραανλειδινγϖανδεζεϖερκλαρινγενβενικβερειδομδεονδερδεΓεμεεντεΩασσενααρενδεβανκΝοοπδεχεμβεργελεγδεδερδενβεσλαγενμετυιτζονδερινγϖανηετδερδενβεσλαγοπηετεφφεχτενδεποτμετεενγλοβαλεωααρδεϖανφοπτεηεφφενναοντϖανγστϖανεενβανκγαραντιετεργροοττεϖαν φ Αλϖορενσδεβανκγαραντιετεαχχεπτερενστελικηετοππρισδεχονχεπττεκστϖανδεβανκγαραντιετεμογενινζιεν ΒιβριεφϖανφεβρυαριραππελλεερδεδεΒελαστινγδιενστϖερζοεκερστοενμαλιγεγεμαχητιγδεΗιμερκτεδααρβιηετϖολγενδεοπ ΙνμινβριεφϖανανυαριηεβικυμεδεγεδεελδδατικβερειδβενομονδερϖοορωααρδενμεετεωερκεναανδετοτστανδκομινγϖανεενβανκγαραντιεΤοτοπηεδενηεβικνογγεενρεαχτιεϖανυγεκρεγενΙνδιενικεενρεαχτιεϖανυνιετυιτερλικ φεβρυαριηεβοντϖανγενζαλικδεΓεμεεντεΩασσενααρενδεβανκΝοϖερζοεκενομδεβεσλαγενγοεδερενονϖερωιλδαανμιαφτεδραγεν ςερζοεκερστοενμαλιγεγεμαχητιγδερεαγεερδεβιβριεφϖαν φεβρυαριονδερμεεραλσϖολγτ ΔααρωααρεενμαανδγελεδενβιϖερζοεκερΝοδεϖρεεσβεστονδδατδεγελεγδεβεσλαγενοννοδιγηινδερενδζουδενκυννενωερκενοπζινφυνχτιονερενινδεγεμεεντερααδϖανΩασσενααριστηανσγεβλεκενδατδιτνιετηετγεϖαλισΔιτβετεκεντδατερϖανζινκαντϖοοραλσνογγεενβεηοεφτεμεερβεσταατομτοταφγιφτεϖανεενβανκγαραντιεοϖερτεγααν ΩατμιβεϖρεεμδτισηετσλοτϖανυωφαξϖανηεδενμοργενωααρινυαανκονδιγτδατυδεβανκΝοενδεγεμεεντεΩασσενααρζυλτϖερζοεκενομδεβεσλαγενγοεδερενονϖερωιλδαανυαφτεδραγενΔιτισινστριδμετεερδερευιτλατινγενϖανυωκαντενβοϖενδιενονγεβρυικελικΥωεετινμιδδελσδατδοορϖερζοεκερΝοβεζωααρισαανγετεκενδτεγενδεοπγελεγδεαανσλαγενενηετλικτμιδατυονδερδεζεομστανδιγηεδενγεενρεδελικβελανγηεεφτβιονμιδδελλικεεξεχυτιεΩατχλι⌊ντβετρεφτβλιϖενδεβεσλαγενγεωοονγεηανδηααφδενωαχητενωιδευιτκομστϖανδεπροχεδυρεαφ ΔεΒελαστινγδιενστλιετβιβριεφϖανφεβρυαριονδερμεερηετϖολγενδεαανϖερζοεκερστοενμαλιγεγεμαχητιγδεωετεν ΝααραανλειδινγϖανυωβριεφϖανφεβρυαριδεελικυμεδεδατηετμιονδυιδελικισαανωελκευιτλατινγενμινερζιδσυρεφερεερτΔεσαλνιεττεμινζεγικυτοεδατικδεονδερδεβανκΝοενδεΓεμεεντεΩασσενααργελεγδεβεσλαγεννιετδιρεχτζαλεξεχυτερενΑανβειδεδερδεβεσλαγενενζαλικϖερζοεκενομδεβεσλαγενγοεδερεντοτναδερβεριχητμινερζιδσονδερζιχητεηουδεν ςερζοεκερσγεμαχητιγδεηαδινμιδδελσβιβριεφϖανδεχεμβερβεζωααραανγετεκενδπροφορματεγενδεοπγελεγδεαανσλαγεν ΟπφεβρυαριϖερλεενδεδεΒελαστινγδιενσταανϖερζοεκερυιτστελϖανβεταλινγτοτδατδεινσπεχτευρεενβεσλισσινγζουηεββενγενομενοπδεινγεδιενδεβεζωααρσχηριφτενΤεϖενσκωαμδεΒελαστινγδιενστμετϖερζοεκεροϖερεενδατδεεξεχυτοριαλεϖερκοοπϖανδεζακενωααροπβεσλαγωασγελεγδζουωορδενοπγεσχηορττοτεενναδερδοορδεοντϖανγερτεβεπαλεντιδστιπ ΒιφαξϖανανυαριϖερζοχητϖερζοεκερσγεμαχητιγδεαανδεΒελαστινγδιενστομτοεζενδινγϖανηετγεηελεΦΙΟΔραππορτμετβιλαγενενδεπροχεσσενϖερβααλϖανδεϖερηορενϖανϖερζοεκερ ΔεΒελαστινγδιενστηαδινμιδδελσεενδεελϖανηετΦΙΟΔραππορτδεβλαδζιδενενεενγεδεελτεϖανβλαδζιδεαανϖερζοεκερσγεμαχητιγδεϖερστρεκτ ΔεΒελαστινγδιενστδεελδεβιβριεφϖανανυαριηετϖολγενδεαανϖερζοεκερσγεμαχητιγδεμεε ΙνρεαχτιεοπυωφαξβεριχητϖανανυαριβεριχητικυδατικινδιτσταδιυμηετγεηελεΦΙΟΔραππορτνιετζαλϖερστρεκκενΙκϖερζοεκυεερστομυωβεζωααρσχηριφττεμοτιϖερενεναλλεγεγεϖενσδιεοπδεζεζαακβετρεκκινγηεββεναανμιτεϖερστρεκκενΝαδαταλλεγεγεϖενσδοορυζινϖερστρεκτζαλικμογελικεενγροτερδεελϖανηετΦΙΟΔραππορταανυϖερστρεκκεν ςερζοεκερσγεμαχητιγδερεαγεερδεβιβριεφϖανφεβρυαριονδερμεεραλσϖολγτοπδεβριεφϖανδεΒελαστινγδιενστϖαν ανυαρι ΔοορομστανδιγηεδενβενικεερστηεδενινστααττερεαγερενοπυωβριεφδδανυαριλΙκκαννιετανδερσζεγγενδανδατδεινηουδδααρϖανμιβυιτενγεωοονϖερβααστΝιετζοζεερϖανωεγεηετφειτδατυεενγεδεελτεϖανμινβριεφονβεαντωοορδλαατηετγεεννααρικαανωιλνεμενοπεενϖεργισσινγζαλβερυστενμααρϖανωεγευωωειγερινγβελαστινγπλιχητιγεινζιχηττεϖερσχηαφφενινδεβεσχηυλδιγινγενδιετεγενηεμωορδενινγεβραχητενδεϖερμεενδεφειτενωααροπδεζεγεβασεερδζινηετωελκτοχηαλσεενφυνδαμεντεελρεχητϖανβελαστινγπλιχητιγεηεεφττεγελδεν ςοορηετϖερσχηαφφενϖανϖορενβεδοελδινζιχητιστεμεερρεδεννυδοορυτοτοπηεδενγεενδευγδελικεονδερβουωινγισγεγεϖενϖανδεοπγελεγδεναϖορδερινγσαανσλαγενΙνυωβριεφδδ δεχεμβερστελτυωελισωααρδατΩΒςϖιαΠΗολδινγσΛτδτεΓυερνσεψρυιμ μιλοεναανβελαστινγπλιχητιγεζουηεββενβετααλδμααρεενδευγδελικεονδερβουωινγδααρϖανοντβρεεκτ ΔεϖερστρεκτεπαγινασυιτηετΦΙΟΔραππορτενεενγεδεελτεϖανϖερσχηαφφενηετϖερειστεινζιχητγεενσζινσ Αανδεηανδϖανδεινηουδηιερϖανζαλικδιττοελιχητεν Ονδερδεελ ΒελαστινγπλιχητιγεζουεενϖεργοεδινγϖανηεββενβεδονγενΔιτβλικτεϖενωελυιτνιετσμετναμεοοκνιετυιτεενχοντραχτδατκεννελικβεστααττυσσενΩΒςΩενΠΗολδινγσΛτδΠΒελαστινγπλιχητιγεισηιερβιγεενπαρτι Εϖενμινϖαλτεργενστελεζενδατβελαστινγπλιχητιγετενβεηοεϖεϖανζιχηζελφιετσζουηεββενβεδονγεν ΩζουαανΠβεταλινγενηεββενϖερριχητΩατηεεφτβελαστινγπλιχητιγεδααρμεετεμακεν? ΟνδερδεελΠηΙνχτεςενεζυελαισνιετεενβεδριφϖανβελαστινγπλιχητιγεμααρηικονωελβεσχηικκενοϖερδεβανκρεκενινγΒΟϖανδεϖεννοοτσχηαπβιΣωισσΒανκΒορπτεΓενεϖεΗετφειτδατβελανγπλιχητιγεγεμαχητιγδεισϖοορεενβανκρεκενινγϖανΠηΙνχΠημαακτνιετδατχρεδιτερινγενοπδεζεβανκρεκενινγτοεκομεναανβελαστινγπλιχητιγε ΗετισωααρσχηινλικδατΠγελδενηεεφτγεστορτοπδεβανκρεκενινγϖανΠηΔιτβλικτνεργενσδοχηωορδτωααρσχηινλικγεϖονδενΟνδεραανβλαδζιδεωορδενζεσβεταλινγενϖερμελδδιεΩηεεφτγεδααναανΠενζεσβεταλινγενδιεΠηεεφτγεδαανςανδεζελαατστεβεταλινγενσταατεχητερνιετϖασταανωιεζιζινγεδααν ΖελφσαλζουδενδεζεβεταλινγενζινγεδααναανΠηδανβετεκεντδατγεενσζινσδατβελαστινγπλιχητιγεγελδενηεεφτοντϖανγεννυδεονδερηαϖιγεβανκρεκενινγνιετϖανβελαστινγπλιχητιγεισ ΔααρκομτνογβιδατιεδερεαανσλυιτινγζοεκιστυσσενδεονδερηαϖιγεζεσβεδραγενενδεβεδραγεντερζακεωααρϖανισναγεϖορδερδΔιτωορδτνιετανδερσινδιενδεϖερμεενδεϖιφτιεντερμινενϖερμελδινδεδερδεαλινεαοπβλαδινδεβεσχηουωινγωορδενβετροκκεν ΙνεενβριεφηεεφτΨαφσπρακενμετβελαστινγπλιχητιγενεεργελεγδΔεβριεφισϖερνιετιγδ ΥζυλτβεγριπενδατδεζεϖερκλαρινγϖολλεδιγινδελυχητηανγτΙκνεεμαανδατβιυτοχηοοκτενμινστεδεϖολγενδεϖραγενριζεν          ϖανωαννεερδατεερτδιεβριεφ?          ωαννεερισδεβριεφαανΞτερλεζινγαανγεβοδεν?          ωααρομισδεβριεφαανΞτερλεζινγαανγεβοδεν?          ωαννεερισδεβριεφϖερνιετιγδ?          ωελκβελανγωασερομδεβριεφτεϖερνιετιγεν?          ζινϖερκλαρινγενϖανδεηεερΨενΞεενσλυιδενδδιεναανγαανδε ινδιενζιαφζονδερλικϖανελκααρενζονδερδατζιμετελκααρηεββενκυννενοϖερλεγγενδααροϖερωορδενγεηοορδϖερηοορδ? ΥιτνιετσβλικτδαταανδεζετοχηζεερϖοορδεηανδλιγγενδεϖραγενδοορυοφδοορδεΦΙΟΔμεδεωερκερσαανδαχητισβεστεεδ ΑλσδεηερενΨενΞελκααρκεννενενϖοορτσβεκενδισδατδεηεερΞμεδετεκενινγσβεϖοεγδισϖοορδεΠηρεκενινγλαατστεϖολζινονδερδεελισηετδαννιετδενκβααρδατδεηεερΞδεροληεεφτϖερϖυλδδιεδοορυαανβελαστινγπλιχητιγεωορδττοεγεδιχητ? ΒεντυρεσπεχτιεϖελικζινδεΦΙΟΔμεδεωερκερσναγεγαανινωελκεϖερηουδινγβελαστινγπλιχητιγεενδεηεερΞτοτελκααρστααν?ΔιεϖερηουδινγζουιμμερσζοδανιγκυννενζινδατερρεδενιστετωιφελεναανηετγεενδεηεερΞμεδεδεελτ ΔερολϖανΠενδεγενενδιεδααρβιβετροκκενζινβλιφτβοϖενδιενϖολλεδιγδυιστερερζουεενχομμισσιεϖανενιγετοννενωορδενοπγεστρεκενϖοορηετοντϖανγενενδοορβεταλενϖανγελδεν          ωααρομωορδτνιετρεχητστρεεκσαανΠηβετααλδαλσηετγελδδααρνααρτοεζουμοετεν?          ωααρηααλτδεηεερΨΠινεενσϖανδααναλσΩγελδκωιτμοετ?          δεηεερΨγεεφττοχηγεενοπδραχητομμιλοενεντεβεταλεναανΠαλσηιδεζενιετγενοεγζααμκεντ?          αλσδεηεερΨΠγενοεγζααμκεντωααρομβεωερκστελλιγτηιδαννιετδατβανκβεσχηειδενωορδενοϖεργελεγδωααρυιτβλικτδατΠβεταλινγενηεεφτγεδααναανΠηοφδατδααροϖερδοορμενσενδιεηιβιΠκεντϖερκλαρινγενωορδεναφγελεγδ?          αλσδεηεερΞγεμαχητιγδεισϖανδεΠηρεκενινγωααρομλεγτηιδανγεενβανκαφσχηριφτενοϖερωααρυιτζουβλικενδατδοορΠηαανβελαστινγπλιχητιγεγελδενζινβετααλδ?          ηετγεεναλωεερλειδττοτδεϖρααγισηετνιετδεηεερΞδιεδεροληεεφτϖερϖυλδδιεαανϖερζοεκερΝοωορδττοεγεδιχητ? ΟνδερδεελΙνοπδραχητϖανβελαστινγπλιχητιγεζινεργελδενϖανΠηοϖεργεβοεκτνααρβανκρεκενινγεντενναμεϖανβελαστινγπλιχητιγεενζινζοον ΙνϖερβανδμετγερεχητελικεπροχεδυρεστυσσενδεφαμιλιεΞενδεφαμιλιεϖανϖερζοεκερΝοενδααρυιτϖοορτϖλοειενδεφινανχι⌊λεαανσπρακενζινδεγελδενοϖεργεβοεκτΜετβεταλινγενϖοορωερκζααμηεδενϖανωελκεααρδδανοοκενδοορωιεδανοοκηεεφτδιτνιετσϖανδοεν Ρεσυμερενδχονστατεερικδατ 1.       er geen bewijs is voor een contract, in welke vorm dan ook, tussen belastingplichtige en W.; 2.       er geen bewijs is dat P. betalingen heeft verricht aan Ph.; 3.       er geen bewijs is dat Ph. betalingen heeft verricht aan belastingplichtige, behoudens de verklaarde betalingen vermeld in onderdeel 4.5; 4.       de rol van P. en degene(n) die daarbij betrokken zijn volledig duister blijft; 5.       de rol van de heer X bij Ph. volstrekt onderbelicht blijft. Het is dan ook alleszins gerechtvaardigd dat belastingplichtige een nadere onderbouwing van de opgelegde aanslagen verlangt."1.10. Op 13 februari 1997 vond een gesprek plaats tussen verzoeker, zijn gemachtigde en de Belastingdienst.1.11. Verzoekers gemachtigde liet bij brief van 13 februari 1997 onder meer het volgende aan de Belastingdienst weten:"Tot slot bericht ik u dat ik mij er met belastingplichtige nog over zal beraden of genoegen wordt genomen met uw toezegging het gevraagde FIOD-rapport ter beschikking te stellen uiterlijk bij het doen van uitspraak op n of meer van de ingediende bezwaarschriften. Gelet op de zwakheid van de tot op heden bekende onderbouwing van de opgelegde aanslagen, vind ik uw toezegging persoonlijk onvoldoende."1.12. De Belastingdienst schreef naar aanleiding van het gesprek van 13 februari 1997 op 18 februari 1997 onder meer het volgende aan verzoekers gemachtigde:"Conform de gemaakte afspraken in de bespreking d.d. 13-2-1997 stuur ik u hierbij een zeer summier verslag van de uitwisseling van standpunten en een overzicht van de bij mij levende vragen.1. Uitwisseling van standpuntenU heeft aangegeven dat uw cli nt fiscaal niets te maken heeft met de geldstroom vanuit W., P. Holdings en Ph. Uw cli nt is dan ook bereid om alle informatie te verstrekken die nodig is en waarover hij kan beschikken om te achterhalen hoe deze geldstroom fiscaal behandeld dient te worden. Ik heb aangegeven om aan u in ieder geval (mogelijk in een later stadium) het gehele FIOD-rapport ter beschikking te stellen (uitgezonderd interne afwegingen die in het rapport vermeld staan). Ik heb ook aangegeven dat ik een zo volledig mogelijk onderzoek zal doen naar de geldstroom. Daarbij wil ik aannemen dat uw cli nt in staat zal zijn om algehele duidelijkheid te verschaffen omtrent zijn betrokkenheid bij de litigieuze geldstroom en bij o.a. Ph. Om dit onderzoek te kunnen doen zijn er nog zeer veel vragen die bij zowel u als bij mij leven en die door uw cli nt mogelijkerwijs beantwoord kunnen worden. We hebben uitvoerig gesproken over de vragen en het belang van deze vragen. We hebben afgesproken dat ik de vragen op papier zet en dat u samen met uw cli nt zo uitvoerig mogelijk op de vragen zult ingaan. Ik heb mijn excuses aangeboden voor de termijn van reageren door de Belastingdienst/Particulieren Den Haag na het opstellen van het FIOD-rapport. Het tijdstip van reageren is door mij nader verklaard. Ik heb benadrukt dat ik deze aangelegenheid zeer vertrouwelijk zal behandelen. De door u gestelde vragen konden niet allemaal door mij beantwoord worden. De vragen die ik meteen kon beantwoorden heb ik meteen beantwoord. Ik zeg u toe dat ik naar een aantal andere vragen die ik niet direct kon beantwoorden zal proberen nader onderzoek te doen. Een aantal vragen zal waarschijnlijk echter nooit beantwoord kunnen worden. De vraag die hierbij echter steeds gesteld moet worden is in hoeverre het antwoord op die vragen van belang is voor de juiste belastingheffing en de bewijsvoering.2. VragenHieronder treft u mijn vragen aan. Met nadruk wil ik erop wijzen dat dit geen uitputtende of limitatieve opsomming is. Graag zou ik alle informatie ontvangen die van belang kan zijn om duide-lijkheid te verschaffen over de inkomenspositie van uw cli nt. Mocht u over informatie beschikken die ik niet gevraagd heb maar die wel van belang kan zijn dan verzoek ik u om die ook aan mij toe te sturen. 2.1. Betrokkenheid bij de diverse vennootschappen In mijn gegevens zijn de volgende rechtspersonen naar voren gekomen:-W. BV -Ph. -P. Holdings -A. BV -Handel en exploitatiemaatschappij A. BV -H. Engineering B.V. -H. Access Platforms -H. Engineering LTD Ierland -K. NV -H.J. K. Caribbean NV -J. Investments Graag zou ik antwoord ontvangen op de volgende vragen; -welke vennootschappen zijn bekend bij uw cli nt? -wat is zijn relatie met elk van die vennootschappen? -is uw cli nt direct of indirect aandeelhouder van n van deze vennootschappen zo ja welke vennootschappen, soort belang enzovoorts? -is uw cli nt directeur of gemachtigde van n van deze vennootschappen zo ja welke? -kan belanghebbende beschikken over bank/giro rekeningen van n van deze vennootschappen zo ja welke? Graag zou ik dezelfde vragen beantwoord zien ten aanzien van zijn echtgenote en zijn kinderen. Is uw cli nt nog betrokken bij andere rechtspersonen zo ja welke, in welke mate enzovoorts? Graag zou ik van alle vennootschappen waarvan uw cli nt of zijn echtgenote directeur/gemachtigde/aandeelhouder de jaarstukken ontvangen vanaf 1-1-1984.

2.2.Bankrekeningen Graag zou ik een opgave krijgen van alle bankrekeningen waarover uw cli nt of zijn echtgenote beschikt dan wel heeft beschikt als eigenaar dan wel als gemachtigde vanaf 1984 tot heden. Graag zou ik een overzicht krijgen van de rekeningafschriften van alle bankrekeningen, waarop substanti le bedragen zijn gestort, waarover uw cli nt kon beschikken. 2.3.Transacties met de kinderen De transacties tussen uw cli nt en zijn kinderen zijn mij niet geheel duidelijk. Graag zou ik daarover meer duidelijkheid ontvangen. 2.3.1.De transacties met betrekking tot (verzoekers woning; N.o.) Graag ontvang ik alle contracten die m.b.t. eerder genoemd pand zijn afgesloten tussen (verzoeker; N.o.) en zijn kinderen. Graag verneem ik de actuele stand van zaken met betrekking tot het juridisch en economisch eigendom. Volgens de in mijn bezit zijnde gegevens worden er aanzienlijke betalingen over en weer gedaan. Graag zou ik een precies overzicht ontvangen van alle betalingen die over en weer gedaan zijn. Hierbij verzoek ik u aan te geven of de betalingen daadwerkelijk zijn gedaan (bankafschrift) dan wel of de betalingen zijn schuldig gebleven of anderszins verrekend zijn. Ik verzoek u tevens aan te geven hoe de betalingen zijn verwerkt in de aangifte van de zoon van uw cli nt. 2.4.Relatie met X Ik heb begrepen dat er zowel een zakelijke relatie als een priv relatie is tussen de families (van verzoeker; N.o.) en de families X. Ik verzoek u om alle volgens u relevante gegevens die nodig zijn om de onschuld van uw cli nt te bewijzen in uw antwoord te beschrijven. 2.5.Arbeidsverleden Ik verzoek u om mij een schets te geven van de carri re van uw cli nt. Ik verzoek u om daarbij aan te geven wat zijn arbeidsrelatie bij W. en bij B. precies inhield. Ik verzoek u aan te geven waarom de arbeidsrelatie met B. is be indigd en waarom uw cli nt geen WW of afkoopsom heeft ontvangen te meer daar uw cli nt nog geen nieuwe betrekking in zicht had en hij reeds een advocaat had ingeschakeld om hem bij te staan in het conflict met zijn werkgever. Ik verzoek u aan te geven waartoe de bemiddelings-/vertegenwoordigingshandelingen van zijn advocaat geleid hebben. Ik verzoek u tevens aan te geven wat de relatie was met het project Emmen. 2.6.Werkzaamheden zoon Omdat uw cli nt zegt dat zijn zoon beschikt over omvangrijke sommen geld die hij voor particulieren onder zijn hoede heeft verzoek ik u om uitgebreid te beschrijven wat voor soort functie zijn zoon de afgelopen jaren heeft bekleed. Ik verzoek u tevens om een indicatie te geven van het salaris en de vermogenspositie van zijn zoon. (...) Ofschoon ik besef dat ik zeer veel vragen heb gesteld wil ik u verzoeken om de vragen zo spoedig mogelijk doch zeker binnen vier weken na dagtekening te beantwoorden. Daarna kunnen we eventueel een nieuwe afspraak maken om e.e.a. te bespreken. Zodra als ik alle gevraagde/noodzakelijke informatie heb ontvangen zal ik het FIOD rapport ter beschikking stellen."1.13. De Belastingdienst voegde daar bij brief van 24 februari 1997 nog het volgende aan toe:"In de bespreking die wij hebben gehad heeft u aangegeven dat uw cli nt overtuigd is van zijn onschuld. Uw cli nt zal dan ook alles in het werk stellen om zijn onschuld te bewijzen. Ik heb aan u reeds verstrekt per fax het grootste gedeelte van het FIOD-rapport, uiteraard zonder alle daarbij behorende bijlagen. Ik acht het niet wenselijk om nu het gehele FIOD-rapport integraal te verstrekken. Naar mijn mening hoeft dat voor uw cli nt op dit moment ook geen probleem op te leveren. De verklaringen die door uw cli nt zullen worden afgelegd zullen er immers alleen maar toe bijdragen dat de onduidelijkheden die er bestaan opgelost worden en dat uw cli nt niet langer verdacht zal worden van het aannemen van steekpenningen. Zodra als alle verklaringen van uw cli nt er zijn en ik alle informatie heb die ik nodig acht zal ik het integrale FIOD-rapport aan u doen toekomen. Ik vind ook dat ik op dit moment de verklaringen die uw cli nt heeft overlegd en waarvan processen-verbaal zijn gemaakt niet hoef te overleggen. Immers uw cli nt weet zelf wat hij in die processen-verbaal heeft meegedeeld."1.14. Verzoekers gemachtigde diende bij brief van 7 maart 1997 een klacht in bij de Belastingdienst. Hij gaf in deze brief onder meer het volgende aan:"Anders is dit met betrekking tot de weigering van de behandelend ambtenaar (...) om belastingplichtige inzicht te verschaffen in de gegevens die tot het opleggen van de aanslagen hebben geleid. De inspecteur heeft zich bij het opleggen van de aanslagen gebaseerd op een aan belastingplichtige onbekend FIOD-rapport, dat circa twee jaren geleden is opgesteld nadat het opsporingsonderzoek tegen belastingplichtige was ge indigd. Tot strafrechtelijke vervolging van belastingplichtige heeft het opsporingsonderzoek niet geleid. Het FIOD-rapport heeft in verband hiermede dan ook geen andere status dan een controlerapport c.q. een verslag van een boekenonderzoek, dat door de belastingdienst wel actief aan de betrokkenen wordt verstrekt, althans voor wat betreft het openbaar deel daarvan. Tot op heden heeft de behandelend ambtenaar niet meer dan een beperkt aantal bladzijden van het FIOD-rapport overgelegd. Het betreft de bladzijden 1, 2, 3 en een gedeelte van 4. Bij brief d.d. 11 februari 1997 is door mij beargumenteerd aangegeven, dat de verstrekte informatie geenszins het vereiste inzicht verschaft omtrent de gronden waarop de vastgestelde aanslagen berusten (...). Niettemin verlangt de behandelend ambtenaar dat belastingplichtige, zonder dat aan hem nadere informatie wordt verstrekt, de onjuistheid van de opgelegde belastingaanslagen (tot een bedrag van ruim ƒ 4 miljoen!) aantoont en ongekend uitgebreide informatie verstrekt over aangelegenheden die niet slechts hemzelf, maar ook derden betreffen; informatie bovendien die door belastingplichtige goeddeels reeds is verstrekt aan de FIOD, die – soms zelfs al meerdere keren – reeds eerder aan de belastingdienst is verstrekt en die tenslotte ook had kunnen worden verkregen in de twee jaren die zijn verstreken tussen het afsluiten van het opsporingsonderzoek en het opleggen van de aanslagen. Een dergelijk optreden acht ik buitengewoon onzorgvuldig en in strijd met de fundamentele rechten van belastingplichtige om gedetailleerd kennis te nemen van de beschuldigingen die tegen hem worden ingebracht. Voor zover nodig wijs ik u in dit verband op het bepaalde in artikel 6 lid 3 letter a, (EVRM; N.o.) dat belastingplichtige onder meer het recht verschaft om onverwijld en in bijzonderheden op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. Er dient derhalve inzicht te worden verschaft in de tegen belastingplichtige ingebrachte beschuldigingen, zodat deze zich daartegen kan verweren. Het is niet aan belastingplichtige om zijn onschuld aan te tonen (...), maar aan in casu de inspecteur om de schuld van belastingplichtige aan te tonen respectievelijk aannemelijk te maken. Indien u niet reeds op grond van het vorenstaande overgaat tot overlegging van het FIOD-rapport met bijlagen, verzoek ik u deze brief aan te merken als een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur. Ten overvloede wijs ik erop dat het bepaalde in (...) die wet in casu geen grond biedt om aan belastingplichtige de gevraagde informatie te onthouden, nu van strafrechtelijke vervolging van belastingplichtige is afgezien. Ik verzoek u te bewerkstelligen dat het onderhavige FIOD-rapport en de daarbij behorende bijlagen zo spoedig mogelijk aan belastingplichtige worden verstrekt."1.15. Verzoeker schreef op 13 maart 1997 onder meer het volgende aan de Minister van Financi n:"Ultimo 1993 werd mij door een hoge ambtenaar van uw ministerie telefonisch medegedeeld dat een accountant hem inzage had gegeven in een dossier, opgesteld door een voormalige relatie van mij, genaamd X. Volgens mijn zegsman werd in dat dossier beweerd dat "ik mij schuldig had gemaakt aan belastingfraude middels de overboeking van bedragen aan een B.V.". Indien ik er niet voor zorgde dat een pakket aandelen, in bezit van een vennootschap van mijn kinderen, aan deze X. werd overgedragen, dan zou het dossier naar de FIOD gestuurd worden. (...) Ik heb op dit telefoongesprek gereageerd met de mededeling dat ik mij niet bewust was van de belastingfraude en dat ik mij niet laat chanteren. Het dossier is kennelijk bij de FIOD beland, hetgeen heeft geleid tot het instellen van een onderzoek. Begin 1995 is het onderzoek afgerond en is mij medegedeeld dat de officier van Justitie geen reden zag voor vervolging en dat de zaak gesloten was. Enkele dagen voor kerstmis 1996 kreeg ik 's morgens om acht uur bezoek van de Belastingdienst, vergezeld van politie en deurwaarders. Ik ontving diverse belastingaanslagen over 1986 en volgende jaren. Tevens werd beslag gelegd op onder andere mijn woonhuis en mijn inboedel. Voor nadere gegevens verwijs ik u naar de bijlagen. Bij deze wil ik u vragen te interveni ren, zodat de Belastingdienst of de beschuldigingen hard maakt of de aanslagen intrekt, maar niet onder druk van aanslagen en beslagleggingen een reeds afgesloten FIOD-onderzoek gaat over doen." Verzoeker had de volgende drie bijlagen bij zijn brief gevoegd:- de brief van de Belastingdienst van 19 december 1996; - de brief van de Belastingdienst van 18 februari 1997; - de brief van zijn gemachtigde van 7 maart 1997.1.16. De Minister van Financi n reageerde bij brief van 21 april 1997 als volgt:"Uw brief van 13 maart jongstleden heb ik met grote aandacht gelezen. Ik heb mij laten inlichten door de Belastingdienst over de gang van zaken. Van de behandelend inspecteur kan niet worden gezegd dat hij het werk van de FIOD overdoet. Het sepot door de officier van Justitie wegens gebrek aan bewijs vormt geen beletsel om de onderzochte feiten bij het vaststellen van de aanslag te betrekken. De bewijspositie in het fiscale recht is een andere dan die in het strafrecht. Op dit moment staan er nog rechtsmiddelen voor u open om het standpunt (door middel van bezwaar en beroep) en het optreden (door middel van de door u ingediende klacht en een eventuele vervolgklacht bij de Nationale ombudsman of de Commissie voor de Verzoekschriften) van de inspecteur te toetsen. Ik mag erop vertrouwen dat dit voldoende waarborgen biedt om in uw individuele geval tot een evenwichtige en afgewogen oordeelsvorming te komen."1.17. De Belastingdienst reageerde bij brief van 1 mei 1997 onder meer als volgt op de brief van verzoekers gemachtigde van 7 maart 1997 (zie hiervoor onder 1.14.):"Op 7 maart 1997 heeft u een klacht ingediend bij het Hoofd van de Belastingdienst/Particulieren Den Haag. Uw klacht betreft o.a. het niet openbaar maken van het gehele FIOD rapport inzake (verzoeker; N.o.). In uw brief schrijft u op pagina 4: "Indien u niet reeds op grond van het vorenstaande overgaat tot overlegging van het FIOD-rapport met bijlage, verzoek ik u deze brief aan te merken als een verzoek om informatie bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur". De klacht is behandeld door mijn ambtgenoot (...). Uit zijn vastlegging heb ik opgemaakt dat hij diverse malen telefonisch contact met u heeft gehad. Hij heeft besloten om het FIOD-rapport niet verder openbaar te maken. De klacht is daarmee volgens u beide afgehandeld. Ik beschouw de klacht op 23 april 1997 als afgehandeld. Derhalve beschouw ik uw brief verder als een op 24 april 1997 ingediend WOB-verzoek. De middels het WOB-verzoek gevraagde informatie kan ik niet aan u verstrekken. Voor het niet verstrekken daarvan beroep ik mij op de uitzonderingsgronden van artikel 10, lid 2 letter b en d van de Wet openbaarheid van bestuur. Het belang om de passages van het FIOD-rapport die niet openbaar zijn gemaakt niet openbaar te maken weegt zwaar. Dit in verband met het oog op een effectieve bestrijding van belastingontduiking en de daarmee verband houdende geheimhouding van controlestrategie en controletactiek. Ik ben van mening dat deze belangen ernstig geschaad zouden worden bij openbaarmaking. In de niet openbaar gemaakte passages wordt melding gemaakt van de te volgen strategie. Tevens staan daar de verklaringen in vermeld van andere personen welke verklaringen ik in dit stadium nog niet openbaar wil maken. (...) Tegen deze beschikking kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking een bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Financi n."1.18. De Belastingdienst deelde bij brief van 2 mei 1997 het volgende aan verzoeker mee:"Wij hadden afgesproken dat u uitstel kreeg voor de beantwoording van de door mij in mijn brief van 18 februari 1997 gestelde vragen (...) totdat uw klacht en het WOB-verzoek afgehandeld waren. Inmiddels is zowel de klacht als het WOB-verzoek afgehandeld. De reden voor verder uitstel is vervallen. U dient mijn vragen dan ook voor 15 mei 1997 beantwoord te hebben."1.19. Verzoekers gemachtigde liet in reactie op de brieven van de Belastingdienst van 1 en 2 mei 1997 bij brief van 9 mei 1997 onder meer aan de Belastingdienst weten dat de klacht (ingediend bij brief van 7 maart 1997) wat hem betreft nog niet was afgehandeld. Hij verzocht aan de Belastingdienst om dit alsnog te doen. Verder gaf hij aan dat hij niet berustte in de afwijzing van het WOB-verzoek en dat hij terzake een bezwaarschrift zou indienen. Ten aanzien van de afwijzing van het WOB-verzoek gaf hij onder meer het volgende aan:"2 (...) Bovendien valt niet in te zien dat het volledige niet openbaar gemaakte deel van het FIOD-rapport onder het bereik van de door u gegeven motivering valt. In het bijzonder - doch niet uitsluitend - denk ik hierbij aan de verslagen van de verhoren van (verzoeker; N.o.), die in een eerdere fase, na afloop van de verhoren, wel konden worden verstrekt. Voorts is het ongetwijfeld mogelijk een zakelijke weergave te verstrekken van de gevraagde informatie, zonder een controle-strategie en -tactiek aan de openbaarheid prijs te geven."1.20. De Belastingdienst reageerde bij brief van 27 mei 1997 onder meer als volgt:"Op 26 mei 1997 heeft de heer (...) telefonisch contact met u opgenomen. Tijdens dit telefoongesprek is afgesproken dat:de processen-verbaal van de verhoren van (verzoeker; N.o.) alsnog zouden worden overlegd; er een inhoudsopgave gemaakt en verstrekt zou worden van het FIOD rapport; de aangiftebiljetten van de oude jaren in kopie verstrekt zouden worden. Daarom treft u bijgaand aan:-een inhoudsopgave van het FIOD rapport; -bijlagen 19,20,21 en 22 van het FIOD rapport; -kopie n van de aangiften 1986 tot en met 1991. Mocht u ook kopie n willen hebben van andere aangiftebiljetten dan kunt u (...) hierom verzoeken. De behandeling van uw klachten. A)Weigering tot het verstrekken van gegevens Ik ben van mening dat de heer (...) terecht heeft geweigerd om in dit stadium het integrale FIOD rapport ter beschikking te stellen. Het FIOD rapport bevat verklaringen van derden, aanwijzingen inzake de te volgen strategie en contra informatie inzake het aannemen van steekpenningen door (verzoeker; N.o.). Aan (verzoeker; N.o.) zijn op dit moment tal van vragen gesteld inzake zijn betrokkenheid bij diverse rechtspersonen en bankrekeningen. (Verzoeker; N.o.) dient deze vragen volledig te beantwoorden. Voor het beantwoorden van deze vragen is het niet nodig om te beschikken over de in het FIOD rapport vermelde gegevens. Het moge duidelijk zijn dat de door (verzoeker; N.o.) gegeven antwoorden vergeleken zullen worden met de in het FIOD rapport vermelde gegevens. Met deze contra-gegevens zal de volledigheid en de juistheid van de door (verzoeker; N.o.) gegeven antwoorden worden gecontroleerd. Indien (verzoeker; N.o.) op voorhand zou weten over welke informatie wij beschikken zou hij mogelijkerwijs zijn antwoorden daarop kunnen aanpassen. Het is derhalve vanuit strategisch en controle-tactisch oogpunt niet wenselijk om de gegevens uit het FIOD rapport te verstrekken. Wel ben ik van mening dat de heer (...) een groter deel van het FIOD rapport aan u ter beschikking had moeten stellen. Ik heb hem dan ook verzocht om u alsnog een kopie te verstrekken van de processen verbaal van de door (verzoeker; N.o.) afgelegde verklaringen bij de FIOD. B)Artikel 6 EVRM Ik ben van mening dat (verzoeker; N.o.) volledig op de hoogte is van de redenen waarom er aan hem navorderingsaanslagen met verhogingen zijn opgelegd.1. In de processen verbaal van de FIOD staat dat (verzoeker; N.o.) is meegedeeld waarvan hij werd verdacht. In deze processen verbaal wordt gesproken over diverse betrokken natuurlijke- en rechtspersonen, tevens zijn er contracten getoond op basis waarvan er verdenkingen bestaan tegen (verzoeker; N.o.) en is er voorgelezen uit de verklaringen van derden. Tot slot is er meegedeeld dat de zaak aan de betrokken Inspecteur zou worden overgedragen ter verdere beoordeling.2. Op 19 december 1996 zijn er aan (verzoeker; N.o.) (navorderings)aanslagen uitgereikt. Voordat deze (navorderings)aanslagen aan (verzoeker; N.o.) zijn uitgereikt is er aan hem een brief uitgereikt waarin vermeld staat waarom de (navorderings)aanslagen worden opgelegd. Ook zijn in deze brief de opgelegde verhogingen gemotiveerd.3. Op 13 februari 1997 heeft er een bespreking plaatsgevonden (...). Ook in deze bespreking is aan de orde gekomen waarom de (navorderings)aanslagen aan (verzoeker; N.o.) zijn opgelegd.4. Volgens constante jurisprudentie kan volstaan worden met een summiere motivering van navorderingsaanslagen met verhoging. Overigens ben ik van mening dat er voldoende ruimte is in de bezwaarfase om tot een volledige uitwisseling en onderbouwing te komen van de ingenomen standpunten. De zaak is zeer lang blijven liggen. Daarvoor heeft de heer (...) terecht zijn excuses voor aangeboden. Dit moet echter los gezien worden van de manier waarop de aanslagen zijn opgelegd. Ik ben van mening dat er gerechtvaardige redenen aanwezig waren om geen vragen te stellen aan (verzoeker; N.o.) voordat de aanslagen waren opgelegd. De redenen waren o.a.:-er zijn tal van aanwijzingen waaruit de betrokkenheid blijkt van (verzoeker; N.o.) bij Zwitserse bankrekeningen die mogelijkerwijs dienen om vermogensbestanddelen en inkomensstromen buiten het gezichtsveld van de Nederlandse fiscus te houden. -er zijn tal van bewijsmiddelen dat (verzoeker; N.o.) gemachtigd was om over deze bankrekeningen te beschikken. -(verzoeker; N.o.) heeft geweigerd om volledige openheid te verstrekken inzake de Zwitserse bankrekeningen omdat dit teveel kosten met zich mee zou brengen; -uiterlijk op 1 januari 1997 zou het juridisch eigendom van het woonhuis van (verzoeker; N.o.) worden overgedragen aan zijn zoon; Gezien bovenstaande opsomming is het naar mijn mening gerechtvaardigd om zeer uitgebreide vragen te stellen. De vraag of er in dit geval sprake zal zijn van het onjuist doen van aangifte, het niet verstrekken van gegevens en dien ten gevolge van omkering van de bewijslast kan overigens aan de rechter voorgelegd worden. Conclusie. Ik verklaar uw klacht ongegrond met uitzondering van het verstrekken van de processen verbaal van de verhoren van (verzoeker; N.o.) persoonlijk. U treft als bijlagen de eerder vermelde kopie n aan."1.21. Verzoekers gemachtigde gaf bij brief van 28 mei 1997 onder meer het volgende aan:"Met referte aan ons telefonische overleg van 26 mei jl. vraag ik uw aandacht voor het volgende. (...)2. Inzake het FIOD-rapport deelde u mede dat het totale rapport exclusief bijlagen zes pagina's omvat, waarvan de laatste pagina niet veel meer omvat dan de ondertekening daarvan. Op blad vijf zijn de cijfermatige consequenties uitgewerkt, terwijl op blad vier, overlopend naar blad vijf, een signalering is aangegeven van tegenstrijdigheden in de door (verzoeker; N.o.) afgelegde verklaringen en hoe daarmee tactisch/strategisch zou moeten worden omgegaan. Het komt mij voor dat aldus in ieder geval pagina vijf (met uitzondering van het tactisch/strategische deel) en zes van het rapport niet vallen onder de door u genoemde uitzonderingsgronden genoemd in de Wet openbaarheid van bestuur. Ik verzoek u dan ook deze bladzijden alsnog te verstrekken. Voor de passage op blad vier, overlopend naar blad vijf, kan met een zakelijke opgave worden volstaan, waarin de tactisch/ strategische elementen niet behoeven te worden opgenomen.3. De bijlagen bij het rapport bestaan volgens uw mededeling uit (verslagen van) de verklaringen afgelegd door (verzoeker, de heren X en Y; N.o.) en door derden, alsmede uit een veertigtal kopie n van bankafschriften. Ook deze stukken verzoek ik u te overleggen.4. Met betrekking het "bewijzen van onschuld" door (verzoeker;. o.) (uw brief van 24 februari jl.) verzoek ik u te bevestigen dat deze stellingname voortvloeit uit de bewijspositie waarin (verzoeker; N.o.) zich naar uw mening bevindt als gevolg van de omstandigheid dat door het beweerdelijk ontbreken van de vereiste aangifte de bewijslast is omgekeerd (artikel 25 lid 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)."1.22. Verzoekers gemachtigde tekende, eveneens bij brief van 28 mei 1997, bezwaar aan tegen de beslissing van de Belastingdienst van 1 mei 1997 (zie hiervoor onder 1.17.). Hij gaf in zijn brief onder meer het volgende aan:"Voor de motivering van het bezwaar en de inhoud van het verzoek verwijs ik u naar een tweetal als bijlagen bijgevoegde brieven aan de inspecteur, te weten onderdeel 2 van de brief d.d. 9 mei 1997 (zie hiervoor onder 1.19.; N.o.) en de brief d.d. heden (zie hiervoor onder 1.21.; N.o.). De inspecteur heeft inmiddels toegezegd nadere gegevens te zullen verstrekken. Thans is nog niet bekend of deze nadere informatieverstrekking dezerzijds toereikend zal worden gevonden. (...) In verband hiermee ontmoet het geen bezwaar indien de behandeling van het bezwaarschrift wordt aangehouden tot dezerzijds wordt medegedeeld dat niet wordt overgegaan tot intrekking van het bezwaarschrift."1.23. De Belastingdienst liet bij brief van 1 juli 1997 onder meer het volgende aan verzoekers gemachtigde weten:"Naar aanleiding van uw bezwaarschrift d.d. 28 mei 1997 tegen de beschikking van 1 mei 1997 hebben wij op 30 juni 1997 telefonisch met elkaar gesproken. De inhoud van dat gesprek bevestig ik bij deze. Naar aanleiding van eerdergenoemd bezwaarschrift heeft u van de Belastingdienst/Particulieren Den Haag (alsnog) nadere informatie gekregen. In de komende weken beziet u of en in hoeverre naar aanleiding van die informatie het bezwaarschrift wordt inge-trokken. Op of kort na 28 juli 1997 licht u mij nader omtrent uw standpunt in. U gaat ermee akkoord dat, indien alsnog op uw bezwaarschrift dient te worden beslist, de wettelijke beslistermijn als gevolg van eerdergenoemde omstandigheden enigszins wordt overschreden."1.24. Verzoekers gemachtigde deelde bij brief van 28 juli 1997 onder meer het volgende aan de Belastingdienst mee:"Opgevraagde bescheidenBesloten is om niet over te gaan tot intrekking van het bezwaarschrift d.d. 1 mei 1997 (bedoeld wordt 28 mei 1997; N.o.). De reden hiervoor is, dat niet valt in te zien dat enig tactisch/strategisch belang gediend is met het onthouden aan (verzoeker; N.o.) van het gememoreerde in het FIOD-rapport op het niet beschikbaar gestelde gedeelte van blad 4 ("7 regels inzake correspondentie met de bank" en "10 regels inzake de verklaringen van (verzoeker; N.o.)") en geheel blad 5, nu dit slechts conclusies, de correctievoorstellen en een passage over de boete inzake de (vermeende) inkomsten uit arbeid bevat. Dit geldt te meer, nu deze passages ook al zijn neergelegd, althans hun weerslag hebben gevonden, in de brief van 19 december 1996. Ook pagina 6, behoudens kennelijk de eerste tien regels, ontbeert een tactisch/strategisch belang. (...) Op grond van het vorenstaande verzoek ik u alsnog het gehele FIOD-rapport met alle bijlagen daarbij, een en ander voor zover nog niet verstrekt en met uitzondering van de tien regels strategie op pagina 6 van het rapport, openbaar te maken."1.25. Bij brief van 16 september 1997 reageerde verzoekers gemachtigde op de door de Belastingdienst in zijn brief van 18 februari 1997 (zie hiervoor onder 1.12.) gestelde vragen. In de brief van 16 september 1997 stond onder meer het volgende:"Namens bovengenoemde belastingplichtige reageer ik hierdoor op de door u gestelde vragen in uw brief van 18 februari 1997, waarvan de beantwoording in onderling overleg is uitgesteld tot de afwikkeling van de u bekende WOB-procedure. Besloten is om de afloop van die procedure niet af te wachten, aangezien nog immer niet voorzienbaar is op welke termijn deze tot afwikkeling zal komen. In verband hiermede wijs ik er met nadruk op, dat de inhoud van deze brief niet een finaal antwoord op de door u gestelde vragen kan zijn. Nog openbaar te maken stukken kunnen ertoe nopen een nadere toelichting te verstrekken. Daarnaast laat het zich zeer wel denken dat de nodige kanttekeningen te plaatsen zijn bij de door de heren X en Y afgelegde verklaringen. Bovendien is (verzoeker; N.o.) als particulier niet administratieplichtig. Niet alle gewenste informatie is daarom schriftelijk en op geordende wijze beschikbaar. De informatie die thans wel schriftelijk beschikbaar is, is in de loop van de afgelopen maanden geleidelijk beschikbaar gekomen uit eigen onderzoek en uit het doornemen van een grote hoeveelheid oude stukken. Het is geenszins ondenkbaar dat verdere informatie beschikbaar zal komen. Op basis van uit eigen onderzoek van derden verkregen informatie, is gebleken, dat door u toegezegd nader onderzoek bij voor de hand liggende personen/lichamen niettegenstaande uw toezegging in uw brief van 18 februari 1997 nog immer niet is uitgevoerd. Voorts is aan het WOB-verzoek slechts in zeer beperkte, naar dezerzijds oordeel te beperkte, mate tegemoetgekomen. Tenslotte is tot op heden geen antwoord gekomen op de vragen die u bij brieven van 11 februari 1997 en 28 mei 1997 zijn gesteld. (...) De onderhavige brief heeft ten doel de geconstateerde impasse te doorbreken. (Verzoeker; N.o.) vertrouwt erop, dat u de in deze brief en mogelijk in de toekomst nog te verstrekken informatie uitsluitend zult gebruiken voor het doel waarvoor deze wordt verstrekt, te weten het aannemelijk maken dat (verzoeker; N.o.) niet, ook niet ten dele, de veronderstelde inkomsten heeft genoten op basis waarvan door u de bestreden aanslagen met dagtekening 19 december 1996 (...) zijn opgelegd. (...) 2.1 Betrokkenheid bij diverse vennootschappen (...) Voor de goede orde wijs ik er op dat (verzoeker; N.o.) reeds bij de beantwoording van de eerste vraag van de FIOD-ambtenaren tijdens het eerste verhoor van 14 oktober 1994, welke vraag overigens over bankrekeningen ging, de volgende vennootschappen noemt:         ϑΙνϖεστμεντσΝςτεΒυρα αο          ΑΙνϖεστμεντσΝςτεΒυρα αο          ΗϑΚΒαριββεανΝςτεΒυρα αο          ΗανδελενΕξπλοιτατιεμαατσχηαππιΑΒςτεΩασσενααρ          ΕΑΒςδεστιδστεΒιλτηοϖεν          ϑΜαχηινεφαβριεκεντεΣλιεδρεχητ          ΠηΙνχτεΠαναμα ΝογονβεγριπελικερωορδτηετινδιενωορδτναγεγαανοϖερωελκεινφορματιεαανγαανδεδεϖεννοοτσχηαππενυρεεδσβεσχηικτεδανωελκονβεσχηικκενΖοαλσοπγεμερκτζαλυιτναδερτεϖερκριγενινφορματιεκυννενβλικενδατυοϖερνογμεερινφορματιεβεσχηικτεδανωελινρεδελικηειδκονβεσχηικκεν ςερϖολγενσγαφϖερζοεκερσγεμαχητιγδεεενοπσομμινγϖανινφορματιεδιεαλαανωεζιγωασβιονδερμεερδεΒελαστινγδιενστΟνδερνεμινγενΜααστριχητδεΒελαστινγδιενστΟνδερνεμινγενΔενΗααγενδεΒελαστινγδιενστΟνδερνεμινγενΑμερσφοορτενινφορματιεδιεαλβεκενδωασβιδεΒελαστινγδιενστυιτονδερμεερδεαανγιφτενινκομστενβελαστινγπρεμιεϖολκσϖερζεκερινγενενϖερμογενσβελαστινγϖανϖερζοεκερδεαανγιφτενϖεννοοτσχηαπσβελαστινγϖανεεναανταλγενοεμδεϖεννοοτσχηαππενενβιδεζεϖεννοοτσχηαππενυιτγεϖοερδεβοεκενονδερζοεκεν ςερζοεκερσγεμαχητιγδεϖερϖολγδεζινβριεφϖανσεπτεμβερονδερμεεραλσϖολγτ ΙκϖρααγυωαανδαχητερϖοορδατϖερζοεκερΝοζινινκομστενυιτβυιτενλανδσεβροννεναρβειδσινκομστενϖανΗϑΚΒαριββεανΝςαρβειδσινκομστενϖανΗΕνγινεερινγΛτδφιχτιεφρενδεμεντϑΙνϖεστμεντσΝςενζινβυιτενλανδσεϖερμογενσβεστανδδελενβυιτενλανδσονροερενδγοεδαανδελενϑΙνϖεστμεντσΝςονϖερηυλδινζινδεσβετρεφφενδεαανγιφτενηεεφτϖεραντωοορδΝυισδατϖανζελφσπρεκενδεενωεττελικεπλιχητενινζοϖερρεισηετϖολδοενδααρααννιετιετσδατεενβιζονδερηειδισμααρηετμογειλλυστρερενδατϖερζοεκερΝοαλλεβεωεζενβυιτενλανδσεινκομενσενϖερμογενσβεστανδδελενινζιναανγιφτενηεεφτϖεραντωοορδωααρεενσλεχητωιλλενδεβελαστινγπλιχητιγεανδερσγεηανδελδζουκυννενηεββεν Ηετμογεηιερβιδυιδελικζινδατδεβεωεερδελικγενοτενστεεκπεννινγεννογδααργελατενδατδεζεγεενβυιτενλανδσεινκομστενϖορμενζοδεζεαλζουδενζινγενοτενθυοδνονδεζερζιδσνιεταλσβεωεζενινκομενσβεστανδδελενωορδενβεσχηουωδ Βανκρεκενινγεν ςερωεζενωορδτνααρδερεκενινγενγενοεμδινηετπροχεσϖερβααλϖανϖερηοορϖανοκτοβερενονδερδεελοπβλαδϖανδεβριεφδδνοϖεμβερϖανϖερζοεκερΝοαανδεΦΙΟΔβιλαγεβιηετΦΙΟΔραππορτ ΑανηετϖερκριγενϖανρεκενινγαφσχηριφτενϖανμυτατιεσοπβανκενοφγιρορεκενινγενζινηογεκοστενϖερβονδενςερζοεκερΝοωιστεροπδατδοορδεβελαστινγδιενστσεδερτδεχεμβερβεσλαγισγελεγδοπινκομενσενϖερμογενσβεστανδδελενϖανηεμενζινεχητγενοτεωααρονδερβανκρεκενινγεν ΩελισωααρισζοαλσυβεκενδισνιετοπαλλελιθυιδεμιδδελενϖανϖερζοεκερΝοενζινεχητγενοτεβεσλαγγελεγδδοχηδεζεδιεντερρεκενινγμεετεηουδενδατηεμνογλανγερετιδγεενινκομστενζυλλεντοεϖλοειεντερωιλνααστδεγεωονεκοστενϖανλεϖενσονδερηουδαανζιενλικεκοστενϖοορρεχητσβιστανδινδεϖοορλιγγενδεκωεστιεζινγεμαακτεννογδιενεντεωορδενγεμαακτΥαλτηανσηετηοοφδϖανδεεενηειδινδεηοεδανιγηεδενϖανινσπεχτευρ⌈νοντϖανγερφρυστρεερτδερεχητσγανγδοορϖερζοεκερΝοοπτεδραγενζινονσχηυλδτεβεωιζενεντεγελικδιενσφινανχι⌊λεμιδδελενμετβεσλαγτετρεφφεν ςερζοεκερΝοϖερνεεμτγααρνεωελκεβεσλαγενινκομενσενϖερμογενσβεστανδδελενωορδενϖριγεγεϖενοπδατϖερζοεκερΝοοπαδεθυατεωιζεζινϖερδεδιγινγκανϖοερενενδεστυκκενκανπροδυχερενδιεαανδατδοελδιενστιγζιν ςολγτινφορματιεοϖερδιϖερσεβανκρεκενινγενΝο Τρανσαχτιεσμετκινδερεν Τεντιδεϖανηετσχηριϖενϖανυωβριεφβεστονδενεργεενβιζονδερερεχητσϖερηουδινγενμετδεκινδερενδανδεηιερναϖερμελδε ΤρανσαχτιεϖερζοεκερσωονινγΝο ςερζοεκερενζινεχητγενοτεΝοηεββενδεεχονομισχηεειγενδομϖανηυνωοονηυισϖερκοχηταανηυνζοονΗιερϖανισεεννοταρι⌊λεακτεοπγεμαακτγεδαγτεκενδαυγυστυσΔεζεακτεισυβεκενδωαντδεζεαλτηανσηετγεενδααρινισβεπααλδτεναανζιενϖανδευριδισχηελεϖερινγωασϖολγενσυωμεδεδελινγτιδενσονσοϖερλεγϖανφεβρυαριδερεδενομϖ ρηετεινδεϖανδεβεστρεδεναανσλαγενϖασττεστελλενενϖερσνελδινϖορδερβααρτεστελλενΑλδυσοοκϖερμελδτυωβριεφϖαν φεβρυαριονδερδεελαλινεαδατηεττιδστιπϖανρεαγερενδοορδεβελαστινγδιενσττιδενσονσοϖερλεγϖαν φεβρυαριδοορυναδερισϖερκλααρδ Δεινδενοταρι⌊λεακτεοπγενομενοϖερεενκομστισνιμμεργεωιζιγδ Βεταλινγενοϖερενωεερ ΥωϖρααγστελλινγροεπτδεσυγγεστιεοπαλσζουεριετσβιζονδερσζινμετβεταλινγεντυσσενϖερζοεκερΝοενζινκινδερεν ΩελνυδιεβιζονδερηεδενζινερνιετΒεταλινγενμετβετρεκκινγτοτδεονροερενδεζαακϖινδενπλαατσοϖερεενκομστιγηετνοταρι⌊λεχοντραχτΡεντεβεταλινγενϖινδενπλαατσκραχητενσοϖερεενκομστϖανγελδλενινγ ΑλλεβεταλινγενϖινδενδααδωερκελικπλαατσΕρισγεενσπρακεϖανϖερρεκενινγοφσχηυλδιγερκεννινγ Οϖεριγεβιζονδερερεχητσϖερηουδινγεν ΝεταλσγελδτϖοορδεεχονομισχηεειγενδομσοϖερδραχητϖανδεονροερενδεζαακζινδετεντιδεϖανηετσχηριϖενϖανυωβριεφβεσταανδεοϖεριγερεχητσϖερηουδινγενϖανϖερζοεκερΝομετζινκινδερενινζοϖερρεινιεδεργεϖαλνιετβιζονδερδατζιαλαρενλανγβιδεβελαστινγδιενστβεκενδζινΖοζιεικινηετουδστεινκοπιεδοορυτοεγεζονδεναανγιφτεβιλετϖανϖερζοεκερΝοδεαανγιφτεινκομστενβελαστινγπρεμιεϖολκσϖερζεκερινγενδατϖερζοεκερΝοενοφζινεχητγενοτεΝοηετϖρυχητγεβρυικηεββενϖανεενωονινγινΦρανκρικΙκβεϖεστιγδατδεβλοτεειγενδομϖανδιεωονινγβιδεκινδερενβερυστ Σλοτοπμερκινγεν 1.       Voor zover nodig dient de inhoud van deze brief te worden aangemerkt als motivering van de op 30 december 1996 ingediende bezwaarschriften tegen de aanslagen van 19 december 1996 (jaren 1986 tot en met 1992) (...). 2.       (...) 3.       (...) 4.       (Verzoeker; N.o.) is bereid tot open overleg met u, nadat door u inhoudelijk is gereageerd op de gerechtvaardigde vragen die in deze brief en in brieven van 11 februari 1997 en 28 mei 1997 zijn gesteld. Bovendien hebt u, zoals hierboven geconstateerd, in uw brief van 18 februari 1997 in de slotalinea van blad 1 aangegeven, dat door u nader onderzoek zal worden gedaan naar aanleiding van de door mij gestelde vragen. Gaarne verneemt (verzoeker; N.o.) welk nader onderzoek inmiddels is gedaan en welke resultaten dat onderzoek heeft opgeleverd."1.26. Bij brieven van 16 oktober 1997 rappelleerde verzoekers gemachtigde de Belastingdienst ten aanzien van het uitblijven van een beslissing op het WOB-bezwaarschrift en een reactie op de brief van 16 september 1997.1.27. De Belastingdienst reageerde bij brief van 30 oktober 1997 onder meer als volgt op de brief van verzoekers gemachtigde van 16 september 1997:"In uw brief van 16 september 1997 stelt u dat u de WOB-procedure niet wilt afwachten. Met uw brief wilt u de impasse doorbreken. Ik leg deze opmerking zo uit, dat u wilt voldoen aan het verzoek (van de Belastingdienst; N.o.) in de brief van 31 januari 1997 om het bezwaar te motiveren en alle gegevens te verstrekken. Hij heeft gesteld dat na verstrekking van alle gegevens mogelijk een groter deel van het FIOD-rapport verstrekt zal worden. Gelet op de informatie die u verstrekt heeft, ben ik van mening dat u aan het bovengenoemde verzoek heeft voldaan. Ik stuur u hierbij een kopie van het FIOD-rapport toe. Ik heb op bladzijde 6 de inhoud van het intern memo afgeplakt, op de volgende bladzijde heb ik enkele gegevens onleesbaar gemaakt en ik heb een pagina weggelaten en hiervoor een blanco pagina ingevoegd. Ik hoop u hiermee voldoende informatie verstrekt te hebben. Ik verzoek u mij mede te delen of bijgaande stukken u aanleiding geven uw brief van 16 september 1997 aan te vullen."1.28. Verzoekers gemachtigde liet bij brief van 5 november 1997 aan de Belastingdienst weten dat de brief van de Belastingdienst van 30 oktober 1997 hem geen aanleiding gaf om zijn brief van 16 september 1997 aan te vullen. Verder wees hij erop dat de door hem gestelde vragen nog niet waren beantwoord.1.29. Bij brief van 16 januari 1998 rappelleerde verzoekers gemachtigde de Belastingdienst ten aanzien van het uitblijven van een inhoudelijke reactie op de brieven van 16 september en 5 november 1997.1.30. Verzoekers gemachtigde bracht bij brief van 19 januari 1998 onder meer het volgende onder de aandacht van de Belastingdienst:"2       In Vakstudie Nieuws van 15 januari 1998 is het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998) gepubliceerd. In hoofdstuk 7 van het BBBB 1998, 46, lid 2 is bepaald dat de paragrafen 11 tot en met 19 van dat besluit onmiddellijke werking hebben met ingang van 1 januari 1998. In verband hiermede verwijs ik naar 14 van het BBBB 1998 en de toelichting daarop, op welke plaats het recht van belanghebbende op inzage in onderdelen van het fiscale persoonsdossier die van belang zijn voor het opleggen van de boete is geregeld. De toelichting op vermelde 14 vermeldt voorts dat de inspecteur ook inzage verleent in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Op grond van het vorenstaande verlang ik inzage in het gehele fiscale persoonsdossier van belastingplichtige met betrekking tot de jaren vanaf 1986. In het onderhavige geval kunnen immers de gronden waarop de aanslagen berusten en de gronden waarop de administratieve boeten berusten niet van elkaar worden onderscheiden."1.31. De Belastingdienst liet bij brief van 22 januari 1998 aan verzoekers gemachtigde weten dat hij de reactie van de Belastingdienst op de brief van 16 september 1997 in de week van 9 februari 1998 kon verwachten.1.32. Bij brief van 26 januari 1998 gaf verzoekers gemachtigde onder meer het volgende aan:" 2.       U hebt nog geen gevolg gegeven aan mijn verzoek d.d. 19 januari 1998 om inzage in het gehele fiscale persoonsdossier van belastingplichtige met betrekking tot de jaren vanaf 1986 op grond van het bepaalde in 14 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998). 3.       U hebt nog geen gevolg gegeven aan het herhaalde verzoek om informatie d.d. 16 januari 1998. De door de Belastingdienst genomen reactietermijn beloopt inmiddels bijna een vol jaar."1.33. Verzoekers gemachtigde diende bij brief van 26 januari 1998 een klacht in bij de Belastingdienst. Hij klaagde onder meer over het volgende:"De derde klacht houdt dan ook in dat de tot op heden door uw eenheid gevolgde gedragslijn, inhoudende dat in het geheel niet inhoudelijk wordt gereageerd op verzoeken op informatie namens (verzoeker; N.o.), jegens deze onzorgvuldig is."1.34. De Belastingdienst schreef op 10 februari 1998 onder meer het volgende aan verzoekers gemachtigde:"Naar aanleiding van de motivering van uw bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 1986, 1987, 1988, 1989, premieheffing volksverzekeringen 1988 en 1989 en tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1990, 1991 en 1992 t.n.v. (verzoeker; N.o.) te Wassenaar, bericht ik u het volgende:(...) In uw brief van 16 september 1997, waarin u de bezwaarschriften motiveert, gaat u nader in op door (de Belastingdienst; N.o.) gestelde vragen. U heeft getracht op basis van de, u op dat moment ter beschikking staande, feiten antwoord te geven op deze vragen. U geeft overigens aan dat het geenszins ondenkbaar is dat verdere informatie beschikbaar zal komen. In uw brief stelt u tevens zelf een aantal vragen aan (de Belastingdienst; N.o.). Voordat ik uitspraak doe op de bezwaarschriften wil ik nader ingaan op uw brief van 16 september 1997. Daarbij zal ik ingaan op eventuele andere correspondentie welke is gevoerd in de periode na 16 september 1997. Tevens zal ik u mijn voorlopig standpunt meedelen. In uw brief van 16 september 1997 uit u allereerst een aantal klachten. U beklaagt zich over het feit dat door (de Belastingdienst; N.o.) toegezegd onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Op 13 februari 1997 heeft op de eenheid een gesprek plaatsgevonden (...). Tijdens dit gesprek is besproken dat door u een aantal vragen beantwoord zouden worden en dat (de Belastingdienst; N.o.) pas daarna nader onderzoek zou starten. Een aantal vragen die door (de Belastingdienst; N.o.) zijn gesteld, zijn echter tot op heden niet door u beantwoord, zodat het onderzoek ook nog niet heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van uw klacht dat naar uw mening in beperkte mate tegemoetgekomen is aan uw WOB-verzoek, merk ik het volgende op. Op 30 oktober 1997 is reeds materieel tegemoetgekomen aan uw bezwaarschrift tegen de WOB-schikking. (De Belastingdienst; N.o.) heeft u op die datum alle stukken, waarnaar u in uw WOB-verzoek heeft gevraagd, toegezonden. Een formele uitspraak in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is achterwege gelaten. Verwijzend naar het gesprek dat u met de heer (...) deze week heeft gevoerd, deel ik u mee dat u voor de volledigheid een formele uitspraak op uw bezwaarschrift binnen 14 dagen zal ontvangen. Tevens beklaagt u zich over het feit dat op uw vragen, gesteld in uw brieven van 11 februari 1997 en 28 mei 1997 geen antwoord is gekomen. Uit de correspondentie die na 16 september 1997 is gevoerd en de gesprekken die met u zijn gevoerd, leid ik af dat het merendeel van uw vragen inmiddels reeds beantwoord is. Ik zal hier dan ook niet nader op ingaan. Indien u van mening bent dat een aantal vragen niet beantwoord is, verzoek ik u mij mee te delen welke vragen dit zijn, zodat ik kan beoordelen in hoeverre een nadere reactie noodzakelijk is. In uw brief vermeldt u dat (verzoeker; N.o.) erop vertrouwt dat wij de verstrekte informatie uitsluitend zullen gebruiken voor het doel waarvoor deze is verstrekt, te weten het aannemelijk maken dat (verzoeker; N.o.) niet, ook niet ten dele, de veronderstelde inkomsten heeft genoten op basis waarvan de aanslagen met dagtekening van 19 december 1996 en 31 december 1996 zijn opgelegd. Op grond van artikel 67, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de informatie alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor deze gevraagd is, i.c. het vaststellen of (verzoeker; N.o.) de betreffende inkomsten heeft genoten. De vraag rijst bij mij of u aanleiding heeft te veronderstellen dat informatie over (verzoeker; N.o.) op een andere wijze gebruikt is of zal worden. Overigens merk ik nog op dat naar mijn mening het doel zal moeten zijn dat (verzoeker; N.o.), met verstrekte dan wel nog te verstrekken informatie, aantoont dat de inkomsten niet genoten zijn. (...) Betrokkenheid vennootschappen (...) In uw brief beantwoordt u een aantal vragen over de betrokkenheid van (verzoeker; N.o.) bij bepaalde vennootschappen. U merkt op dat een groot deel van deze gegevens reeds in ons bezit was dan wel in ons bezit kon zijn en u verzoekt ons aan te geven welke gegevens ons niet ter beschikking stonden. Hierover wil ik graag het volgende opmerken. Er is om informatie gevraagd die op meerdere plaatsen binnen de Belastingdienst aanwezig bleek te zijn. Dat deze informatie aanwezig was bij andere eenheden kon alleen bekend zijn bij (verzoeker; N.o.) en de betreffende inspecteurs. Ik ben van mening dat ik hiervan redelijkerwijs niet op de hoogte hoefde te zijn. Zelfs als ik wel op de hoogte had kunnen zijn, heb ik het recht om deze informatie bij (verzoeker; N.o.) op te vragen. Overigens merk ik op dat ik, als afgewogen had moeten worden om de infor-matie bij de andere eenheden van de Belastingdienst op te vragen of bij (verzoeker; N.o.), de gegevens toch ook bij (verzoeker; N.o.) opgevraagd zou hebben. Aangenomen mag worden dat hij het meest volledige dossier heeft. Bij de Belastingdienst kunnen de gegevens aanwezig zijn in de dossiers, maar ook in de archieven. Door de reorganisatie die rond 1990 heeft plaatsgevonden kunnen gegevens op verschillende plaatsen in de archieven liggen. Bankrekeningen In het proces-verbaal van verhoor heeft (verzoeker; N.o.) een aantal rekeningen genoemd die op zijn naam staan. Onder andere gezien de opmerking van (verzoeker; N.o.) dat hij zo volledig mogelijk heeft willen zijn, doch zich niet alles meer precies kan herinneren, is door (de Belastingdienst; N.o.) gevraagd naar een opgave van bankrekeningen en naar rekeningafschriften (zie brief van 18 februari 1997). In uw brief verstrekt u informatie over de bankrekening van Ph. bij de Swiss Bank Corporation. Informatie over andere bankrekeningen is echter niet verstrekt ondanks het feit dat de vragen van (de Belastingdienst; N.o.) hieromtrent duidelijk zijn. Als reden hiervoor geeft u in het kort samengevat aan dat aan het verkrijgen van rekeningafschriften hoge kosten zijn verbonden. (Verzoeker; N.o.) wil graag vernemen welke beslagen zullen worden vrijgegeven om alsnog de stukken te produceren. Hierover heb ik overleg gepleegd met (de ontvanger; N.o.). Deze heeft mij meegedeeld dat beslag is gelegd op de eigen woning, de inboedel, de polissen van levensverzekering (...), op een aantal rekeningen van en een effectendepot (...) en op de vacatiegelden van de gemeente Wassenaar. Geen beslag is gelegd op andere rekeningen van (verzoeker; N.o.), noch op zijn andere (loon)inkomsten, noch op buitenlandse rekeningen. Gelet op het vorenstaande ben ik van mening dat het beslag vrijgegeven kan worden voor zover het opvragen van rekeningafschriften bij binnenlandse bankrekeningen kosten met zich meebrengt. Voor de kosten van het opvragen van rekeningafschriften van buitenlandse rekeningen ben ik van mening dat het, gelet op het feit dat op deze buitenlandse rekeningen geen beslag is gelegd, niet noodzakelijk is om het beslag voor dit deel van de kosten vrij te geven. Ik verzoek u alsnog de gevraagde bescheiden (alle afschriften van giro- en/of bankrekeningen ten name van (verzoeker; N.o.) en/of zijn echtgenote vanaf 1986), waaronder ook alle bescheiden van de rekening van (verzoeker; N.o.) bij Lloyds in Zwitserland (rekeningnummer 892750) te overleggen. De rekeningafschriften van de rekening bij Lloyds wil ik inzien aangezien ik het vermoeden heb dat een deel van de inkomsten op deze rekening is gestort. Indien het tegendeel waar is, kan dit aan de hand van de afschriften van deze rekening aangetoond worden. Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat niet volstaan kan worden met het overleggen van overzichten met eindsaldi van de rekeningen. (...) Inzage dossier Bij brief van 27 mei 1997 is (...) gereageerd op uw klacht. Bij zijn brief heeft hij kopie n gevoegd van bijlagen uit het FIOD-rapport, welke niet reeds in uw bezit waren. Tevens zijn kopie n van aangiften 1986 tot en met 1991 overgelegd. In het dossier van (verzoeker; N.o.) zijn op dit moment, naast de reeds aan u overgelegde stukken, de volgende gegevens aanwezig:•         ρενσειγνεμεντενβετρεφφενδεονροερενδεζακεν •         αανγιφτεινχλγεϖοερδεχορρεσπονδεντιεοϖεραανγιφτε •         αανγιφτεινχλγεϖοερδεχορρεσπονδεντιεοϖεραανγιφτε •         αανγιφτεντοτενμετινχλεϖεντυεελγεϖοερδε χορρεσπονδεντιεοϖεραανγιφτεν •         αλλεμετυγεϖοερδεχορρεσπονδεντιε ΔεζοργϖυλδιγεορδενινγϖανδεστυκκενϖανϖερζοεκερΝολεερτμιδατνογεεναανταλστυκκενινηετδοσσιεραανωεζιγζινδιεβετρεκκινγηεββενοπδεζεζαακενωααρϖανικααννεεμδατυεενδεελνογνιετοντϖανγενηεεφτΗετβετρεφτοϖεριγενσστυκκενδιεσλεχητσονδερστευνενδζινϖοορδερεεδσαανυτοεγεζονδενστυκκενςοορηετφειτδατδεζεστυκκεννιετεερδεραανυτοεγεζονδενζινβιεδικυμινεξχυσεσαανΕενκοπιεϖανδεστυκκενϖοεγικβιδεζεβριεφ ΖεερρεχεντηεεφτυϖερζοχητομινζαγεινηετδοσσιερϖανϖερζοεκερΝοΙνδιενυναηετβοϖενσταανδενογβεηοεφτεηεεφτηετδοσσιερϖανϖερζοεκερΝοιντεζιενϖερζοεκικυχονταχτμετμιοπτενεμενζοδατωιεεναφσπραακκυννενμακεν ςοορλοπιγστανδπυντ ΝααρμινμενινγισοπγρονδϖανδεφειτενϖαστκομεντεσταανδατϖερζοεκερΝοβιΛλοψδσΒανκινΖωιτσερλανδεενρεκενινγοπζιννααμηεεφτδανωεληεεφτγεηαδςερζοεκερΝοηεεφτινζιναανγιφτεννιμμερμελδινγγεμαακτϖανδεζερεκενινγΟπγρονδηιερϖανβενικϖανμενινγδατϖερζοεκερΝοονυιστεαανγιφτενηεεφτγεδααν ΤεϖενσαχητικηετγελετοπαλλεφειτενινηυνονδερλινγεσαμενηανγβεζιεντενμινστεααννεμελικδατϖερζοεκερΝοινδεαρενενιντοτααλεενβεδραγϖανφ αλσινκομστενηεεφτγενοτενωελκεηινιετηεεφτϖεραντωοορδινζιναανγιφτενΟοκοπγρονδηιερϖανβενικϖανμενινγδατϖερζοεκερΝοονυιστεαανγιφτενηεεφτγεδααν Εϖενεενσβενικγελετοπαλλεφειτενινηυνονδερλινγεσαμενηανγβεζιενδατβιηετοπλεγγενϖανδεναϖορδερινγσαανσλαγεντερεχητγεενκωιτσχηελδινγϖανδεβοετεισϖερλεενδ ΙκστελυινδεγελεγενηειδοπηετβοϖενσταανδετερεαγερενΙκζαλυωρεαχτιεβεοορδελενενδααρναυιτσπραακοπδεβεζωααρσχηριφτενδοεν ΔεΒελαστινγδιενστδεεδβιβριεφϖανφεβρυαριυιτσπραακοπηετδοορϖερζοεκερσγεμαχητιγδεοπμειινγεδιενδεβεζωααρσχηριφτζιεηιερϖοορονδερΔεΒελαστινγδιενστγαφονδερμεερηετϖολγενδεααν ΗετγεενυινυωβεζωααρσχηριφτνααρϖορενηεεφτγεβραχητγεεφτμιαανλειδινγμινβεσχηικκινγϖανμειτεηερζιενΔεδοορυγεϖρααγδεινφορματιεστυκκενισζινβιβριεφϖαν οκτοβεραανυϖερστρεκτ ςερζοεκερσγεμαχητιγδερεαγεερδεβιβριεφϖανμααρτονδερμεεραλσϖολγτοπδεβριεφϖανδεΒελαστινγδιενστϖαν φεβρυαρι Μετβελαστινγπλιχητιγεβενικερνστιγτελευργεστελδοϖερδεινηουδϖανδεβριεφνιετηετμινστϖανωεγευωτελεφονισχηεμεδεδελινγνααραανλειδινγϖανδεαανυγεριχητεκλαχητδδ ανυαριδατινδεινηετϖοορυιτζιχητγεστελδερεαχτιεϖανδεινσπεχτευρζουωορδενινγεγαανοπαλλεϖραγενδιεναμενσβελαστινγπλιχητιγενααρϖορενζινγεβραχητ ΕϖενωελβλιϖενταλϖανγεστελδεϖραγενονβεαντωοορδΖοοοκτοτοπηεδενμιντελεφονισχηεϖερζοεκομεενσχηριφτελικερεαχτιευωερζιδσοπδεβοϖενϖερμελδεκλαχητ ΟνδερτυσσενβεριχητδεινσπεχτευρινηααργεμεμορεερδεβριεφδατνογγεενναδερονδερζοεκνααργεστελδεφειτενηεεφτπλαατσγεϖονδενομδατδεΒελαστινγδιενστΝοεερστναδερονδερζοεκζουσταρτενναδατεεναανταλϖραγενζουδενζινβεαντωοορδ ΔιεμεδεδελινγισπερτινεντονυιστενοοκρεγελρεχητινστριδμετδεδυιδελικετοεζεγγινγινδεβριεφαανονδεργετεκενδεδδφεβρυαριΙκχιτεερΙκζεγυτοεδατικνααρεεναανταλανδερεϖραγενδιεικνιετδιρεχτκονβεαντωοορδενζαλπροβερενναδερονδερζοεκτεδοεν ΟοκλοσϖανδεζετοεζεγγινγηαδηετϖερριχητενϖανναδερονδερζοεκινδερεδεγελεγενζεκερνααραανλειδινγϖαναληετγεενδοορβελαστινγπλιχητιγενααρϖορενισγεβραχητΗετϖινδττοχηγεενπασδαταχητεροϖερωορδτγελευνδομδατωεγενσϖερονδερστελδεομκερινγϖανδεβεωισλαστβελαστινγπλιχητιγεζουμοετενβεωιζενδατδεηεμτοεγεδαχητεινκομστεννιετδοορηεμζινγενοτεν?Ηετδιενττοχηαλτιδενδυσοοκινηετϖοορλιγγενδεγεϖαλτεγαανομτοεπασσινγϖανρεχητοπϖασττεστελλενφειτεν? Ηετισινηετλιχητϖανηετϖορενσταανδεονβεγριπελικδατναμενσβελαστινγπλιχητιγενααρϖορενγεβραχητεινφορματιεωελκεϖολδοενδεγρονδβιεδτομσεριευστεωορδενγενομενινδεβριεφϖανφεβρυαριζονδερενιγεινηουδελικερεαχτιεωορδτγεπασσεερδ Ζοαλσινδεβριεφϖανσεπτεμβεργεστελδηαδδιεβριεφτενδοελδεγεχονστατεερδειμπασσετεδοορβρεκεν Βλικενσδεβριεφϖανδεινσπεχτευρϖανφεβρυαριζιτερεϖενωελγεγεϖενηετϖορενσταανδεγεενενκελσχηοτινδεζαακομωελκερεδενβελαστινγπλιχητιγεζιχηβιδεζενογμααλστοτυωενδτινεενπογινγδεζαακϖλοττετρεκκεν Ικϖερζοεκυβελαστινγπλιχητιγεενονδεργετεκενδευιττενοδιγενϖοορεενβεσπρεκινγοπυωεενηειδϖοορεενοπενγεσπρεκοϖερδεβεσταανδεσιτυατιε ΔεΒελαστινγδιενστλιετβιβριεφϖανμααρτονδερμεερηετϖολγενδεαανϖερζοεκερσγεμαχητιγδεωετεν ΤοτοπηεδενηεεφτεενζεερυιτγεβρειδεχορρεσπονδεντιεπλαατσγεϖονδεντυσσενυενδεΒελαστινγδιενστΠαρτιχυλιερενΔενΗααγΙνδεζεχορρεσπονδεντιεζινδοορυεεναανταλϖραγενγεστελδΤεϖενσζινδοορδεινσπεχτευρεεναανταλϖραγεναανυγεστελδΜεϖρουωηεεφτγεχονστατεερδδατυωϖραγεννιετωαρενβεαντωοορδΖιηεεφτινηααρρεαχτιεϖανφεβρυαριζοϖολλεδιγμογελικυωϖραγενπροβερεντεβεαντωοορδενΤεϖενσηεεφτζιυϖερζοχητηααρμεετεδελενωελκεϖραγενεϖεντυεελνογβιυλεϖενζοδατζικανβεοορδελενινηοεϖερρεεενναδερερεαχτιενοοδζακελικισΙνυωβριεφϖανμααρτμελδτυδατνααρυωμενινγταλϖανϖραγεννιετβεαντωοορδζινμααρυγεεφτνιεταανωελκεϖραγενδιτζιν ΔααρνααστηεεφτμεϖρουωγεχονστατεερδδατεεναανταλϖραγενδιεαανυγεστελδζιννογνιετδοορυβεαντωοορδζινΙνυωβριεφϖανμααρτγεεφτυγεεναντωοορδενοπηααρϖραγεν ΓελετοπβοϖενσταανδεστελικϖοορδατυϖοορδατικυενϖερζοεκερΝοεϖεντυεελυιτνοδιγϖοορεενγεσπρεκοπδεεενηειδσχηριφτελικδεϖραγενβεαντωοορδτδιεμεϖρουωινηααρβριεφϖανφεβρυαριαανυγεστελδηεεφτ Στανδπυντϖανϖερζοεκερ ΗετστανδπυντϖανϖερζοεκερισωεεργεγεϖενινδεκλαχητσαμενϖαττινγονδερΚΛΑΒΗΤ ΣτανδπυντϖανδεΒελαστινγδιενστΦισχαλεΙνλιχητινγενενΟπσπορινγσδιενστΗααρλεμ ΔεΦΙΟΔλιετινρεαχτιεοπδεκλαχητηετϖολγενδεωετεν ςερζοεκερΝοισδριεμααλαλσϖερδαχητεγεηοορδναμελικοποκτοβεροπανυαριενοπμααρτΒιηετλαατστεϖερηοορισϖερζοεκερΝομεδεγεδεελδδατηετστραφρεχητελικονδερζοεκβε⌊ινδιγδωασενδατζινδοσσιερωερδοϖεργεδραγεναανδεινσπεχτευρτερϖερδερεβεοορδελινγ ΟπνοϖεμβερενοπδεχεμβερζινβριεϖενοντϖανγενϖανϖερζοεκερΝομετϖερσχηιλλενδεβεσχηειδενβεδοελδωορδτδεβριεϖενϖανϖερζοεκερϖαννοϖεμβερενδεχεμβερΝοΝοχηδεινηουδϖανδεβριεϖεννοχηδεβιγεϖοεγδεβεσχηειδενλεϖερδενινφορματιεοπδιεϖανβελανγζουκυννενζινϖοορδεραππορταγεαανδεινσπεχτευρΔεεερστεβριεφωερδγεσχηρεϖεννααραανλειδινγϖανηετϖερζοεκϖανδεοπσπορινγσμεδεωερκερσομναδερεινφορματιεοϖερβανκρεκενινγενμετναμεηετμυτατιεοϖερζιχητϖανεενβεπααλδερεκενινγΔιτοϖερζιχητωερδεϖενωελνιετμεεγεζονδενΝααραανλειδινγδααρϖανιστελεφονισχηχονταχτμετϖερζοεκερΝοοπγενομενΔετωεεδεβριεφβεϖατινφορματιεοϖερεενδερδεδιενααρδεμενινγϖανϖερζοεκερΝοιναανμερκινγζουμοετενκομενϖοορεενοπσπορινγσονδερζοεκΗετμυτατιεοϖερζιχητωααρδιϖερσεμαλενομϖερζοχητωερδισεχητερνιετϖερστρεκτΑανδετελεφονισχηεχονταχτενδιεδεοπσπορινγσμεδεωερκερσμετϖερζοεκερΝοηεββενγεηαδωορδτγερεφερεερδινηετϖερηοορϖανανυαριενδεκορτεινηουδδααρϖανωορδτινηετπροχεσϖερβααλωεεργεγεϖεν ΔεραππορταγεαανδεινσπεχτευρδιεντερινδιτγεϖαλτοεζακελικεινφορματιετεϖερστρεκκενοπγρονδωααρϖανβεοορδεελδκανωορδενοφβεπααλδεινκομστενζινγενοτενενβελαστβααρζινΔιεινφορματιεισϖερστρεκτενερισδααρβινααρμινοϖερτυιγινγγεενινφορματιεαχητεργεηουδενδιεβιδεοορδεελσϖορμινγεενρολζουκυννενσπελεν ΣτανδπυντϖανδεΒελαστινγδιενστΠαρτιχυλιερενσΓραϖενηαγε ΔεΒελαστινγδιενστδεελδεονδερμεερηετϖολγενδεμεε Κλαχητα ςερζοεκερστελταανδεορδεδατσινδσηετλαατστεϖερηοοροπ μααρτγεενενκελεινφορματιευιτωισσελινγηεεφτπλαατσγεϖονδεντοτδατοπδεχεμβερδεαανσλαγενϖολγδεν ΝαηετλαατστεϖερηοορισδεζαακινβεηανδελινγγεωεεστβιδεΦΙΟΔΗετραππορτισδοορδεΦιοδοπμεινααρμινεενηειδγεζονδενΥιτηετδοσσιερβλικτνιετδατερινδεπεριοδεϖανβεγινμειτοτμεδιονοϖεμβερηανδελινγενζινϖερριχητνααραανλειδινγϖανηετραππορτΔεαανσλαγοϖερισϖαστγεστελδοπ νοϖεμβερΚεννελικισδοορηετσψστεεμϖανβεωακινγϖανδεϖεραρινγστερμινγεσιγναλεερδδατδεαανσλαγοϖεροπγελεγδμοεστωορδενϖ ρανυαρι ΔεαανσλαγρεγελααρηεεφτηιερβιηετΦΙΟΔραππορτγεβρυικτΚεννελικισϖαναφδατμομεντγεωερκταανηετοπλεγγενϖανδεναϖορδερινγσαανσλαγεν ΤιδενσεενγεσπρεκοπφεβρυαριισδετερμινϖαναφδοενινγρεεδσαανδεορδεγεωεεστΔεηεερδετοενμαλιγετεαμλειδερϖανηετΤεχηνισχητεαμηεεφττοενρεεδσϖερκλααρδωααρομδεαανσλαγενεινδζινοπγελεγδενηεεφτζινϖεροντσχηυλδιγινγεναανγεβοδενΗετϖερσλαγϖανδιτγεσπρεκισϖαστγελεγδινεενβριεφϖανφεβρυαριΙνδεβριεφϖανμειισοοκτοεγεγεϖενδατδεζαακζεερλανγισβλιϖενλιγγενενωορδτγεστελδδατδααρϖοορτερεχητεξχυσεσζιναανγεβοδεν Ικαχητδεκλαχητγεγρονδμααρτεκεναανδατεξχυσεσαλαανγεβοδενζιν Κλαχητβ ςερζοεκερστελταανδεορδεδατνιετισγερεαγεερδοπδεδοορηεμβιβριεφϖανφεβρυαριγεστελδεϖραγεν ΟπσεπτεμβερισδεμοτιϖερινγϖανδεβεζωααρσχηριφτενοντϖανγενΙνδεχορρεσπονδεντιεδιεδααρναμετδεγεμαχητιγδεισγεϖοερδινχλυσιεφδετοεγεζονδενκοπιεϖανηετΦιοδραππορτζιννααρμινμενινγαλλεϖραγενβεαντωοορδΙνδεβριεφϖανφεβρυαριωορδτδεζερζιδσδιτστανδπυντινγενομενενϖρααγτδεβεηανδελενδαμβτενααροφερνααρδεμενινγϖανδεγεμαχητιγδενογονβεαντωοορδεϖραγενζιν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ

Κλαχητχ ςερζοεκερστελταανδεορδεδατδεβιβριεφϖανφεβρυαριγεδανετοεζεγγινγϖανεενναδερονδερζοεκνιετισναγεκομεν ΙνδεαανηεφϖανδεβριεφσταατδατηετεενζεερσυμμιερϖερσλαγισϖανδευιτωισσελινγϖανστανδπυντενΝαμενσμινεενηειδωαρενδεηερενβιηετγεσπρεκαανωεζιγςολγενσηενισγεζεγδδατηετονδερζοεκζουπλαατσϖινδενζοδραναμενσϖερζοεκερεεναανταλϖραγενβεαντωοορδζουζιν ΙνδεβριεφηεεφταλλερεερστγεστελδδατηιεενζοϖολλεδιγμογελικονδερζοεκζαλδοεννααρδεγελδστροομΗιγαατερδααρβιϖανυιτδατϖερζοεκερινσταατισομδυιδελικηειδτεϖερσχηαφφενοϖερζινβετροκκενηειδβιδεγελδστροομενεεναανταλβυιτενλανδσερεχητσπερσονενΗετονδερζοεκισδυσαφηανκελικγεμαακτϖανδεινφορματιεϖερστρεκκινγδοορϖερζοεκερ ΟνδεραανδεεερστεπαγιναϖανδεβριεφστελτικζαλπροβερενναδερονδερζοεκτεδοενΕεναανταλϖραγενζαλωααρσχηινλικεχητερνοοιτβεαντωοορδκυννενωορδεν ςανεενστελλιγετοεζεγγινγαλσδοορϖερζοεκεργενοεμδισνααρμινμενινγγεενσπρακεΕενδεελϖανδεγεϖρααγδεινφορματιεισϖερστρεκτβιδεβριεφϖανδεγεμαχητιγδεϖανσεπτεμβερΟπεενδεελϖανδεϖραγενισεχητερνογστεεδσγεεναντωοορδγεγεϖεν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ Κλαχητδ ςερζοεκερστελταανδεορδεδατμεερμαλενομινφορματιεισγεϖρααγδωελκερεδελικερωισρεεδσβεκενδγεαχητκονωορδενΔεζεκλαχητισζοωεινιγχονχρεετδατικϖερονδερστελλενδερωισαντωοορδζαλγεϖεν ΙκνεεμαανδατϖερζοεκερδοελτοπινφορματιεδιερεεδσβιδεΒελαστινγδιενστβεκενδωασ ΕρισομδεζεινφορματιενιετμεερμαλενγεϖρααγδερισσλεχητσεενμααλομγεϖρααγδΕρισομινφορματιεγεϖρααγδδιεοπμεερδερεπλαατσενβιννενδεΒελαστινγδιενσταανωεζιγβλεεκτεζινΔατδεζεινφορματιεαανωεζιγωασκοναλλεενβεκενδζινβιϖερζοεκερΝοενδεβετρεφφενδεινσπεχτευρσΙκβενϖανμενινγδατδεβεηανδελενδαμβτενααρηιερϖανρεδελικερωισνιετοπδεηοογτεηοεφδετεζινΖελφσαλσηιωελοπδεηοογτεηαδκυννενζινηεεφτηιηετρεχητομδεζεινφορματιεβιβελανγηεββενδεοπτεϖραγενΑλσαφγεωογενηαδμοετενωορδενομδεινφορματιεβιδεανδερεεενηεδενϖανδεΒελαστινγδιενστοπτεϖραγενοφβιδεϖερζοεκερδανωασδεκευσοπδελαατστεγεϖαλλενΑανγενομενμαγωορδενδατηιηετμεεστϖολλεδιγεδοσσιερηεεφτΒιδεΒελαστινγδιενστκυννενδεγεγεϖενσαανωεζιγζινινδεδοσσιερσμααροοκινδεαρχηιεϖενΔοορδερεοργανισατιεδιερονδηεεφτπλαατσγεϖονδενκυννενγεγεϖενσοπϖερσχηιλλενδεπλαατσενινδεαρχηιεϖενλιγγεν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ Κλαχητε ςερζοεκερστελταανδεορδεδατδοορδεβεσλαγλεγγινγηεμδεμογελικηειδωορδτοντηουδενομμεταανωενδινγϖανφινανχι⌊λεμιδδελενζινονσχηυλδτεβεωιζεν Οπδεϖολγενδεζακενλιγτβεσλαγ •         ζινωονινγ •         δεινβοεδελϖανζινωονινγ •         οπενκελεπολισσενϖανλεϖενσϖερζεκερινγ •         εεναανταλρεκενινγενενεενεφφεχτενδεποτ •         ϖαχατιεγελδενϖανγεμεεντεΩασσενααρ ΚορτναδεβεσλαγλεγγινγηεεφτδεϖερζοεκερχονταχτγεηαδμετδεΟντϖανγερΟμδατηιλιθυιδιτειτσπροβλεμενηαδστελδεηιϖοορδατηιεενβανκγαραντιεζουαφγεϖενΔεΟντϖανγερηεεφτηιερμεεινγεστεμδΛατερηεεφτϖερζοεκεραανγεγεϖενδατηιζουβερυστενινδεγελεγδεβεσλαγεν ςερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοηεεφτινφορματιεϖερστρεκτοϖερ⌈⌈νβανκρεκενινγΙνφορματιεοϖερανδερεβανκρεκενινγενισεχητερνιετϖερστρεκτονδανκσηετφειτδατδεϖραγενηιερομτρεντδυιδελικζινΑλσρεδενηιερϖοοργεεφτϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοαανδαταανηετϖερκριγενϖανρεκενινγαφσχηριφτενηογεκοστενζινϖερβονδενΗιωιλγρααγϖερνεμενωελκεβεσλαγενζυλλενωορδενϖριγεγεϖενομαλσνογδεστυκκεντεπροδυχερεν ΕρισγεενβεσλαγγελεγδοπανδερερεκενινγενϖανϖερζοεκερΝοδανδεβοϖενγενοεμδενιετοπζινανδερελοονινκομστενεννιετοπβυιτενλανδσερεκενινγενΗοεωελικϖανμενινγβενδατβελανγηεββενδεοϖερϖολδοενδεμιδδελενβεσχηικτομδεκοστεντεβεταλενβενικβερειδγελδενυιτηετβεσλαγϖριτεγεϖενϖοορζοϖερηετοπϖραγενϖανρεκενινγαφσχηριφτενβιβιννενλανδσεβανκρεκενινγενκοστενμετζιχημεεβρενγτ ςοορδεκοστενϖανηετοπϖραγενϖανρεκενινγαφσχηριφτενϖανβυιτενλανδσερεκενινγενβενικϖανμενινγδατηετγελετοπηετφειτδατοπδεζεβυιτενλανδσερεκενινγενγεενβεσλαγισγελεγδνιετνοοδζακελικισομηετβεσλαγϖοορδιτδεελϖανδεκοστενϖριτεγεϖεν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ Κλαχητφ ςερζοεκερστελταανδεορδεδατνιετισγερεαγεερδοπδεβριεφϖανμειωααρινωορδτγεϖρααγδομεεντοελιχητινγινζακεδεϖερλανγδεβεωιζενϖανονσχηυλδ ΙνπυντϖανδεζεβριεφωορδτϖερζοχηττεβεϖεστιγενδατδεΒελαστινγδιενστηετστανδπυντιννεεμτδατσπρακεισϖανομκερινγϖανδεβεωισλαστομδατδεϖερειστεαανγιφτεοντβρεεκτΙνδεζεϖισιεμοετδεϖερζοεκερααντονενδατενινηοεϖερρεδεαανσλαγονυιστισ Υιτδεχορρεσπονδεντιεβλικτνιετδατεξπλιχιετγεστελδισδατσπρακεισϖανομκερινγϖανδεβεωισλαστ Δεβεηανδελινγϖανδεζαακιμπλιχεερτδατσπρακεισϖανομκερινγϖανδεβεωισλαστ ΙνδεβριεφϖανμειδιεεϖεναλσδεβριεφϖανμειϖανϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοεενρεαχτιεισοπεεντελεφοονγεσπρεκϖανμειωορδτγεστελδδατδεομκερινγϖανδεβεωισλασταανδερεχητερϖοοργελεγδκανωορδενΟοκδεζεομσχηριϖινγηουδτιμπλιχιετινδατσπρακεισϖανομκερινγϖανδεβεωισλαστΙνδιενσπρακεισϖανομκερινγϖανδεβεωισλαστκομτβελανγηεββενδεινεενζωααρδερεβεωισποσιτιετεϖερκερενΣλεχητσινδιτγεϖαλζαλδεΒελαστινγδιενστστελλενδατβεωισλαστϖερδελινγαανδερεχητερϖοοργελεγδκανωορδεν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ Κλαχητ ςερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοηεεφτναμενσδεϖερζοεκεροπ μειβεζωααργεμαακττεγενδεβεσχηικκινγοπηετϖερζοεκομοϖερλεγγινγϖανινφορματιεοπγρονδϖανηετβεπααλδεινδεΩετοπενβααρηειδϖανβεστυυρΑανηετεινδϖανδεβριεφωορδταανγεγεϖενδατγεενβεζωααρβεστααττεγεναανηουδενϖανηετβεζωααρτοτδατϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοαανγεεφτδατηιηετβεζωααρνιετιντρεκτ ΟπυνιηεεφτδεηεερεενμεδεωερκερϖανμινεενηειδτελεφονισχηχονταχτγεηαδμετϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοΤοενισαφγεσπροκενδατϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοοποφκορτναυλιζινστανδπυντζουτοελιχητενςερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοηεεφτγερεαγεερδμετζινβριεφϖανυλιΗιϖρααγτομηετγεηελεΦΙΟΔραππορτμετβιλαγευιτγεζονδερδηετιντερνεμεμοοπενβααρτεμακεν ΟπαυγυστυσισεενχονχεπτϖοορεενυιτσπραακοπηετβεζωααρσχηριφταανδεΔιρεχτιεΠαρτιχυλιερενϖερζονδενΟπ αυγυστυσηεεφτδεΔιρεχτιεδεΒελαστινγδιενστΝοινγελιχητδατηετχονχεπτισδοοργεζονδεννααρηετΜινιστεριεϖανΦινανχι⌊ντεραττεντιεϖανδεΔιρεχτιεΑλγεμενεφισχαλεζακενηιερναΑΦΖ ΟπσεπτεμβερηεεφτδεΔιρεχτιεΑΦΖεεναανταλοντβρεκενδεστυκκενοπγεϖρααγδΔεζεζινπερφαξτοεγεζονδενΙνοκτοβερηεεφτΑΦΖχονταχτμετμινεενηειδοπγενομενενγεστελδδατδεγεϖρααγδεινφορματιεϖερστρεκτκονωορδενΗετϖερστρεκκενισγεβευρδβιδεβριεφϖανοκτοβερΗιερβιισϖερονδερστελδδατγεηεελαανηετβεζωααρτεγεμοετγεκομενισΕρισαχητερωεγεγελατενομεενυιτσπραακτεδοενινδεζινϖανδεΑλγεμενεωετβεστυυρσρεχητ ΔεΒελαστινγδιενστΝοηεεφτδεαφγελοπενδαγενχονταχτοπγενομενμετϖερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοομυιτδρυκκελικτεϖραγενοφηιμεενδεδατϖολλεδιγαανηετΩΟΒϖερζοεκισϖολδαανςερζοεκερσγεμαχητιγδεΝοκονζιχηδααρινϖινδενμααρϖροεγτοχηομφορμεελεενυιτσπραακτεδοενΟπζεερκορτετερμινζαλυιτσπραακγεδαανωορδεν Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ Κλαχητ ΔεϖερζοεκερκλααγτεροϖερδατδεΟντϖανγερδεοπγελεγδεναϖορδερινγσαανσλαγενοϖερτμενδεαανσλαγοϖερτερστονδινϖορδερβααρηεεφτϖερκλααρδζονδερδατσπρακεωασϖανδειναρτικελλιδϖανδεΙνϖορδερινγσωετϖερμελδεομστανδιγηεδεν ΔεϖρααγοφδεΒελαστινγδιενστΠαρτιχυλιερενΔενΗααγινχασυδεΟντϖανγερρεχητματιγγεηανδελδηεεφτδοορδεονδερηαϖιγεαανσλαγενμετϖερωιζινγνααρδεαρτικελενλιδλεττερβενϖανδεΙνϖορδερινγσωεττερστονδεντοτηετϖολλεβεδραγινϖορδερβααρτεϖερκλαρενκαννααρμινμενινγινδιτσταδιυμονβεαντωοορδβλιϖεν ΙνηεταλγεμεενκανδεβελαστινγσχηυλδιγεοπγρονδϖαναρτικελϖανδεΙνϖορδερινγσωεττεγενδετενυιτϖοερλεγγινγϖανεενδωανγβεϖελινϖερζετκομενβιδερεχητβανκϖανηεταρρονδισσεμεντωααρβιννενηιωοοντοφγεϖεστιγδισςερζοεκερηεεφττοτοπηεδενγεενγεβρυικγεμαακτϖανδεζεμογελικηειδΒοϖενδιενλικτδεϖρααγοφδοορδεοντϖανγεραλδαννιεττερεχητεενβεροεποπϖερσνελδεινϖορδερινγωασγεδααννιετοππορτυυννυινμιδδελσδενορμαλεβεταλινγστερμινενζινϖερστρεκενΙκϖερωισυηιερϖοορνααρΡβφεβρυαρινρςΝβλζ Δεσονδανκσηεβικδεωιζεϖαντενυιτϖοερλεγγινγμαργινααλγετοετσταανηετβελειδενγεχονχλυδεερδδατϖερσνελδεινϖορδερινγινχασυγερεχητϖααρδιγδωασ ΔεΛειδρααδΙνϖορδερινγβιαρτικελσχηριφτινπαραγρααφλιδαανδεΟντϖανγερϖοορδατηιδεοντϖανγερζοϖεελμογελικβεϖορδερτδατγεσχηιλλενδιετοτϖερζετκυννενλειδενινδερμιννετοτεενοπλοσσινγωορδενγεβραχητηετγεενινχασυνααρμινοϖερτυιγινγισγεβευρδΥιτβιγεϖοεγδεστυκκενμογεβλικενδατδεοντϖανγερζιχηϖανμεεταφαανβερειδηεεφτϖερκλααρδδεγελεγδεβεσλαγεννιετδιρεχττεζυλλενωιλλενεξεχυτερενενζελφσγενοεγεντενεμενμεταλτερνατιεϖεϖορμενϖανζεκερηειδβανκγαραντιε ΒοϖενδιενμοχητενκονδεΟντϖανγερδοορζοωελτιδσϖερλοοπαλσδοορσχηριφτελικευιτλατινγενϖανδεϖερτεγενωοορδιγερσϖανϖερζοεκερΝοεροπϖερτρουωενδατϖερζεττεγενδετενυιτϖοερλεγγινγαχητερωεγεζουβλιϖεν •         τυσσενδεδατυμϖανβεσλαγλεγγινγενηεδενισρυιμμαανδεν ϖερστρεκενΙνδιεπεριοδεηεββενϖερζοεκερνοχηζινϖερτεγενωοορδιγερσδεδοορδεοντϖανγεργε⌊νταμεερδεαχτιεσαανγεϖοχητεν •         ςοορδεεερδεργενοεμδευιτλατινγενϖανδεϖερτεγενωοορδιγερσ ϖανϖερζοεκερΝοϖερωισικνααρδεγεαρχεερδεινηουδϖανδεβριεϖενδδφεβρυαριζιεηιερϖ ρονδερΝοενϖανδδαυγυστυσνιετοπγενομενΝο Ικαχητδεκλαχητονγεγρονδ ΣτανδπυντϖανδεΜινιστερϖανΦινανχι⌊ν ΔεΜινιστερμερκτεονδερμεερηετϖολγενδεοπ ΙνζινβριεφϖανμααρτηεεφτκλαγερναεενκορτεσχηετστεηεββενγεγεϖενϖανηετονδερζοεκδοορδεΦΙΟΔενδεδααροπϖολγενδεαχτιεσϖανδεΒελαστινγδιενστμιϖερζοχητινδιτπροχεστειντερϖενι⌊ρενΑλϖορενσοπδεινηουδϖανδεβριεφενμινρεαχτιεδααροπιντεγαανμερκικοϖερμινβεϖοεγδηειδτοτιντερϖεντιετενπρινχιπαλεηετϖολγενδεοπ ΙνηετμιδδενϖανδεαρενταχητιγισδοορδετοενμαλιγεβεωινδσλιεδενϖανΦινανχι⌊νυιτϖοεριγμετδεΤωεεδεΚαμεργεδεβαττεερδοϖερδεβεϖοεγδηειδενδεωενσελικηειδϖανιντερϖεντιεδοορδεβεωινδσμανινινδιϖιδυελεβελαστινγαανγελεγενηεδενΔεχονχλυσιεωασδατδεΜινιστεροφδεΣταατσσεχρεταρισδεβεϖοεγδηειδηεεφτομαανδεινσπεχτευροοκμετβετρεκκινγτοτεενβεπααλδεαανσλαγαανωιζινγεντεγεϖενΔεζεβεϖοεγδηειδωααρϖανμεττερυγηουδενδηειδγεβρυικωορδτγεμαακτστρεκτζιχηνιετϖερδερυιτδανεενωιζιγινγϖανδεαανσλαγρεγελινγτενεινδεδεζεινοϖερεενστεμμινγτεβρενγενμετδερεχητσπραακϖανδεΗογεΡααδενμεερινηεταλγεμεενμετδεβεγινσελενϖανβεηοορλικβεστυυρΚαμερστυκκεν ΖοαλσοοκβλικτυιτμινβριεφαανϖερζοεκερΝοϖαν απριληεβικμιλατενινλιχητενοϖερδεγανγϖανζακενενηεβικηετϖερσχηιλτυσσενηετστραφρεχητενηετφισχαλερεχητυιτεενγεζετΥιτδιτϖερσχηιλϖλοειτϖοορτδατδεΒελαστινγδιενστβεϖοεγδωασομδεονδερζοεκγεγεϖενσϖανδεΦΙΟΔτεγεβρυικενϖοορδεαανσλαγρεγελινγΝυβοϖενδιενσπρακεωασϖανεενινγεωικκελδεννογονϖολδοενδεηελδερφειτενχομπλεξεναανωενδινγϖανρεχητσμιδδελενομηετστανδπυντϖανδεινσπεχτευρτετοετσεννογμογελικωασζαγικγεενενκελεαανλειδινγομεενρεχητστρεεκσειντερϖεντιετεοϖερωεγενΔεζεηανδελωιζεδιεπαστινηετηιερϖοοραανγεγεϖενσταατσρεχητελικκαδεραχητικζονδερμεερβεηοορλικ Δεκλαχηταχητικδανοοκνιετγεγρονδ Ρεαχτιεϖανϖερζοεκερ ςερζοεκερσγεμαχητιγδεδεελδεονδερμεερηετϖολγενδεμεε ΑΡεαχτιεϖανδεΜινιστερϖανΦινανχι⌊ν ΥιτδεβριεφϖανδεΜινιστερϖαναπριλΝοβλικτδατρεαχτιεϖανδεμινιστεροπδεβριεφϖανϖερζοεκερΝουιτερστσυμμιερισγεωεεστηετφισχαλερεχητωικταφϖανηετστραφρεχητενυβεσχηικτνογοϖερρεχητσμιδδελεν Μετεενδεργελικεσυμμιερερεαχτιεωααρινβιϖοορβεελδοντβρεεκτεενσχηετσϖανηετσταατσρεχητελικεκαδερζοαλσδατωελινδεσχηριφτελικερεαχτιεϖανδεμινιστεραανυισωεεργεγεϖενδοετγεενρεχηταανδεερνστϖανδεινβρευκδιεηετοπτρεδενϖανδεβελαστινγδιενστοπηετπριϖ⌈λεϖενϖανϖερζοεκερΝοηεεφτγεηαδεννογστεεδσηεεφτ ΥιτδεβιλαγενβιδεβριεφδδμααρτϖανϖερζοεκερΝοαανδεμινιστερβλικτιμμερσονδερμεερ a.       dat er in de periode gelegen tussen het laatste FIOD-verhoor (8 maart 1995) en de dagtekening van de versneld invorderbaar gestelde aanslagen en beslagleggingen (19 december 1996) geen enkel contact is geweest tussen de belastingdienst en (verzoeker; N.o.). b.       dat de inspecteur geweigerd heeft (verzoeker; N.o.) kennis te laten nemen van het tegen hem opgebouwde dossier, ofschoon reeds aanslagen met 100% administratieve boeten waren vastgesteld. Reeds bij brief d.d. 11 februari 1997 is beargumenteerd aangegeven waarom de wel verstrekte informatie geenszins het vereiste inzicht verschafte omtrent de gronden waarop de vastgestelde aanslagen berusten. (...) c.       dat (verzoeker; N.o.) met de tipgever van de FIOD in diverse gerechtelijke procedures was en is verwikkeld, hetgeen van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid van de tipgeving. (...). Onder de bovengeschetste omstandigheden, waarnaar (verzoeker; N.o.) in zijn brief van 13 maart 1997 uitdrukkelijk verwijst ((...) "Voor nadere gegevens verwijs ik u naar de bijlagen"), vindt het geen pas dat de minister reageert op de wijze zoals hij heeft gedaan in zijn brief van 21 april 1997. De minister had als verantwoordelijke bewindsman en werkgever van de inspecteur in zijn brief moeten ingaan op de fundamentele klachten die uit de brief van (verzoeker; N.o.) naar voren kwamen. Of zulks had moeten leiden tot ingrijpen in de aanslagregeling zelve (de bezwaarfase daaronder begrepen), is een andere kwestie. De reactie van de minister bij brief d.d. 20 februari 1998 behandelt ten onrechte uitsluitend de vraag of hij een rechtstreekse interventie had moeten overwegen. Die reactie gaat geheel voorbij aan de voorgelegde klacht, welke immers inhoudt dat de minister (in zijn brief van 21 april 1997) niet inhoudelijk is ingegaan op de brief van (verzoeker; N.o.) d.d. 13 maart 1998 waarin bezwaren worden geuit tegen het optreden van de belastingdienst. (...) B. Reactie van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem(...) De informatie die door (verzoeker; N.o.) naar voren is gebracht, bestaat uit a.       mondeling verstrekte informatie tijdens de verhoren door de FIOD op 14 oktober 1994, 9 januari 1995 en 8 maart 1995. (...) Uit het slot van (het proces-verbaal van 9 januari 1995; N.o.) blijkt, dat de FIOD-ambtenaren in het desbetreffende proces-verbaal niet de vraag hebben vermeld over de bijschrijvingen op de zogenaamde Ph.-rekening gedurende het 2e halfjaar 1987 noch het antwoord van (verzoeker; N.o.) hierop. De door (verzoeker; N.o.) gegeven verklaring wordt aldaar ook niet alsnog vermeld noch in het proces-verbaal van 8 maart 1995 noch in het FIOD-rapport zelf. In het bijzonder nu door (verzoeker; N.o.) uitdrukkelijk is gewezen op het ontbreken van de bovenstaande informatie is het niet behoorlijk deze informatie niet alsnog toe te voegen aan de verslaglegging. (...) c.       schriftelijk verstrekte informatie, in het bijzonder die bij brieven d.d. 6 november 1994 (...) met vier bijlagen en d.d. 20 december 1994 (...) met 17 bijlagen. Het hoofd van de FIOD schrijft aan u in zijn brief van 24 februari 1998 dat "noch de inhoud van de brieven noch de bijgevoegde bescheiden ... informatie opleverden die van belang zou kunnen zijn voor de rapportage aan de inspecteur". (Verzoeker; N.o.) kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze verklaring een gezochte verklaring is, die dient om te verhullen dat ten onrechte informatie is achtergehouden respectievelijk, dat klinkt neutraler, niet kenbaar gemaakt. Ook overigens is de verklaring onjuist. Ofschoon de inhoud van de brieven met bijlagen voor de inspecteur volgens de verklaring niet van belang zou kunnen zijn, wordt (in) het FIOD-rapport (...) wel degelijk melding gemaakt van de brief van 6 november 1994 en het daarbij opgenomen saldo-overzicht van een buitenlandse bankrekening. Hiervan kan toch niet worden volgehouden dat deze informatie voor de inspecteur niet van belang kan zijn. Bovendien is de brief van 6 november 1994 met bijlagen - hoewel deze voor de inspecteur niet van belang zou kunnen zijn – wel als bijlage 22 bij het FIOD-rapport opgenomen. De brief van (verzoeker; N.o.) d.d. 20 december 1994 wordt echter nergens vermeld noch is deze als bijlage bij het FIOD-rapport opgenomen, ofschoon de brief blijkens de reactie van het hoofd van de FIOD d.d. 24 februari 1998 wel door de FIOD is ontvangen. (...) Het is volstrekt onbegrijpelijk dat de brief voor de inspecteur niet van belang zou kunnen zijn:1.       op bladzijde 3 van de brief wordt de vennootschap E.A. B.V. genoemd, welke vennootschap door de heer X, de tipgever, wordt genoemd in het proces-verbaal d.d. 4 maart 1994 van zijn verklaring tegenover de FIOD-ambtenaren (...) en wordt voorts genoemd in onder meer het proces-verbaal van verhoor van (verzoeker; N.o.) d.d. 14 oktober 1994 (...); 2.       op bladzijde 3 van de brief komt de vennootschap Ph. ter sprake, welke vennootschap een sleutelrol speelt in het gehele FIOD-onderzoek en ook door de heer X is genoemd in zijn verklaring (...); 3.       op bladzijde 3 van de brief wordt de vennootschap A. N.V. genoemd, welke vennootschap eveneens door de heer X wordt genoemd in zijn verklaring (...); 4.       op bladzijde 4 van de brief wordt bovenaan de vennootschap A. BV vermeld, welke vennootschap meerdere malen wordt genoemd in de processen-verbaal van de verklaring van de heer X (...) en van verhoor van (verzoeker; N.o.) (...). 5.       de brief verschaft inzicht in de achtergrond waarom de verhoudingen tussen de families (van verzoeker; N.o.) en X gebrouilleerd zijn geraakt (X jr. verrijkte zich bij E.A., waarin ook de kinderen (van verzoeker; N.o.) via A BV participeerden), hetgeen aanleiding kan geven om door de heer X afgelegde verklaring meer kritisch tegemoet te treden. Het is gegeven het vorenstaande zoals vermeld volstrekt onbegrijpelijk dat zou zijn geconstateerd dat de brief van (verzoeker; N.o.) d.d. 20 december 1994 voor de inspecteur niet van belang zou kunnen zijn. Het wordt nog meer bizar wanneer men zich realiseert dat de inspecteur in zijn brief d.d. 18 februari 1997 (...), aan (verzoeker; N.o.) informatie vraagt over onder meer de vennootschappen Ph. en A. BV. (...) Op grond van het in dit onderdeel B vermelde in de sub-onderdelen a en c heeft de FIOD ten onrechte onvoldoende duidelijk gemaakt welke informatie door (verzoeker; N.o.) naar voren is gebracht. (Verzoeker; N.o.) handhaaft dan ook zijn klacht dienaangaande. C. Reactie van de Belastingdienst/Particulieren Den Haag (...) Klacht 2.a (...) Vervolgens meldt de inspecteur dat de termijn van afdoening reeds aan de orde is geweest tijdens overleg met ondergetekende op 13 februari 1997. Dat is juist. Hiervoor zijn inderdaad verontschuldigingen aangeboden in de door de inspecteur in kopie aan u verstrekte brieven d.d. 18 februari 1997 en 27 mei 1997. Ook hiervan ontgaat het echter (verzoeker; N.o.) wat de inspecteur hiermee wil zeggen in het kader van de voorgelegde klacht. De klacht betreft immers niet de op zich al klachtwaardige termijn van afdoening – welke klacht de inspecteur blijkens zijn reactie op voorhand al gegrond acht en waarvoor excuses zijn aangeboden – doch het feit dat in de tussenliggende periode geen informatieuitwisseling heeft plaatsgevonden. (...) Het is onthutsend te moeten constateren met welk gemak de inspecteur het wettelijke voorschrift van artikel 17 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan zijn laars lapt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel levert de niet-nakoming van het eerste lid weliswaar geen nietigheid van de navorderingsaanslag op, doch daarmede is geen vrijbrief gegeven om het voorschrift van het eerste lid naar believen wel of niet na te komen. (...) Klacht 2.b (...) De inspecteur stelt dat bij brief van 16 september 1997 de bezwaarschriften zijn gemotiveerd. Naar het oordeel van (verzoeker; N.o.) is die stelling niet juist: reeds in de brief van 11 februari 1997 zijn materi le en formele bezwaren tegen de opgelegde aanslag aangevoerd en wat het formele aspect betreft is zulks nader geschied bij brief van 13 februari 1997 (...). De brieven zijn een reactie op het verzoek van de inspecteur bij brief van 31 januari 1997 (...) om het bezwaar te motiveren. De brief van 11 februari 1997 vangt ook aan met de mededeling dat wordt gereageerd op de brief van 31 januari 1997. (...) De inspecteur maakt ten onrechte geen onderscheid tussen enerzijds het beantwoorden van vragen (brief van 16 september 1997) en anderzijds het motiveren van bezwaarschriften (brieven van 11 en 13 februari 1997), hoewel dit totaal verschillende aangelegenheden zijn. (...) Vervolgens stelt de inspecteur dat alle vragen zijn beantwoord in de correspondentie die na 16 september 1997 is gevoerd. (...) (Verzoeker; N.o.) constateert dat de inspecteur volstrekt vaag blijft over de correspondentie waarin alle vragen beantwoord zouden zijn. De enige correspondentie die inzake de voorliggende aangelegenheid tussen 16 september 1997 en 2 februari 1998 van de inspecteur is ontvangen, betreft een brief d.d. 30 oktober 1997 (waarbij alsnog het vrijwel gehele FIOD-rapport met bijna de volledige bijlagen is overgelegd (...) en de brief d.d. 22 januari 1998 (...). (Verzoeker; N.o.) constateert dat in deze brieven geen enkele vraag wordt beantwoord. (...) Bovendien heeft de inspecteur in zijn brief van 17 maart 1998 (...) bevestigd dat: "Mevrouw (...) heeft geconstateerd dat uw vragen niet waren beantwoord" (tweede alinea, vierde volzin). Gelet op het vorenstaande is die mededeling van de inspecteur juist te achten, niettegenstaande het feit dat mevrouw (...) in haar brief van 10 februari 1998 (...) juist meldt dat "het merendeel van uw vragen inmiddels reeds beantwoord is", naar zij afleidt "uit de correspondentie die na 16 september 1997 is gevoerd en de gesprekken" die met ondergetekende zijn gevoerd. (...) Een verklaring inhoudende dat met de toezending van het FIOD-rapport alle vragen beantwoord zouden zijn, wijst (verzoeker; N.o.) op voorhand van de hand. De brief d.d. 11 februari 1997 is door ondergetekende namelijk geschreven nadat de inspecteur bij faxbericht van 29 januari 1997 een deel van het FIOD-rapport had verstrekt (de bladzijden 1,2,3 en een deel van 4). Het vrijwel gehele FIOD-rapport is bij brief d.d. 30 oktober 1997 ter beschikking van (verzoeker; N.o.) gesteld. Hiermede is inhoudelijk geen nieuwe informatie verschaft. Slechts de achterliggende stukken (die in het FIOD-rapport worden genoemd) worden openbaar gemaakt. Hiermede worden derhalve niet de gestelde vragen beantwoord, zoals reeds geconstateerd in de vermelde brief d.d. 5 november 1997 (...). (...) Klacht 2.c (...) In de reactie van de inspecteur wordt medegedeeld, dat zou zijn gezegd (kennelijk op 13 februari 1997) dat nader onderzoek zou plaatsvinden zodra een aantal vragen beantwoord zou zijn. Deze stellingname wordt door (verzoeker; N.o.) en ondergetekende betwist en is ook regelrecht in strijd met de duidelijke toezegging (...) in (de) brief aan ondergetekende d.d. 18 februari 1997: "Ik zeg u toe dat ik naar een aantal andere vragen die ik niet direct kon beantwoorden zal proberen nader onderzoek te doen". (...). (...) Ook los van deze toezegging had evenwel het verrichten van nader onderzoek in de rede gelegen, zeker naar aanleiding van al hetgeen door belastingplichtige in de brief van 16 september 1997 naar voren is gebracht. Het vindt toch geen pas, dat achterover wordt geleund omdat wegens veronderstelde omkering van de bewijslast (verzoeker; N.o.) zou moeten bewijzen dat de hem toegedachte inkomsten niet door hem zijn genoten? Dat geeft de inspecteur toch geen vrijbrief om zaken op hun beloop te laten? Het dient toch altijd en dus ook in het voorliggende geval te gaan om toepassing van recht op vast te stellen feiten? Ook als wel een toezegging is gedaan, doch deze afhankelijk zou zijn gesteld van door (verzoeker; N.o.) te verstrekken informatie zoals door de inspecteur gevraagd in zijn brief van 18 februari 1997, dan nog had de inspecteur korte tijd na 16 september 1997 nader onderzoek moeten starten. Bij brief van die datum heeft (verzoeker; N.o.) immers alle in redelijkheid beschikbare informatie verstrekt. (...) Het komt (verzoeker; N.o.) voor dat de (in de brief van 16 september 1997 verstrekte; N.o.) informatie een behoorlijk handelend inspecteur dwingt tot nader onderzoek, toezegging of niet, voorwaarden of niet. Uit niets blijkt dat hiermede inmiddels een aanvang is gemaakt. Sterker nog: in de brief van 10 februari 1998 (...) gaat de inspecteur op vrijwel alle verstrekte informatie in het geheel niet in!. (...) Klacht 2.d (...) Volgens de inspecteur is er niet meermalen om informatie gevraagd. Weliswaar is om informatie gevraagd die elders binnen de belastingdienst beschikbaar bleek te zijn, doch dat zou de behandelend ambtenaar niet aangerekend kunnen worden. (Verzoeker; N.o.) wijst op de u bekende brief d.d. 16 september 1997, in het bijzonder onderdeel 2.1 van die brief (...). Het is n lange opsomming van informatie die al bij de belastingdienst bekend was. Men mag van een inspecteur niet verwachten, dat deze op ieder moment een overzicht heeft van alle informatie die binnen de belastingdienst in haar totaliteit beschikbaar is ten aanzien van een belastingplichtige of die voor deze van belang kan zijn. Op deze regel bestaan echter uitzonderingen. E n hiervan doet zich naar het oordeel van (verzoeker; N.o.) in casu voor. De combinatie van factoren:a.       dat de FIOD de zaak (...) meer dan een jaar in behandeling heeft gehad (...). b.       dat de heer X in zijn verklaring van 4 maart 1994 al vennootschappen noemt waarover de inspecteur van (verzoeker; N.o.) informatie verlangt, zodat moet worden aangenomen dat die informatie relevant kan zijn voor de fiscale positie van (verzoeker; N.o.). De inspecteur zal naar (verzoeker; N.o.) aanneemt immers niet willen verdedigen dat hij naar infor-matie vraagt die voor de fiscale positie van (verzoeker; N.o.) niet van belang kan zijn. Als die informatie echter wel relevant kan zijn, mag men toch verwachten dat de FIOD op dit punt aan informatieverzameling doet. c.       dat (verzoeker; N.o.) reeds bij zijn eerste verhoor door de FIOD (14 oktober 1994) diverse vennootschappen noemt waarover de inspecteur van (verzoeker; N.o.) informatie verlangt, van welke informatie gelet op het vorenstaande evenzeer moet worden aangenomen dat die relevant kan zijn voor de fiscale positie van (verzoeker; N.o.). Men mag dan als gesteld verwachten dat de FIOD aan informatieverzameling doet. d.       de inspecteur heeft na ontvangst van het FIOD-rapport tot aan het opleggen van de aanslagen op 19 december 1996 ruimschoots meer dan anderhalf jaar de gelegenheid gehad om informatie te verzamelen die voor de fiscale positie van (verzoeker; N.o.) relevant zou kunnen zijn. Aangezien de inspecteur beschikte over het FIOD-rapport had hij daaruit kunnen afleiden welke informatie nog relevant kon zijn en had hij deze niet slechts kunnen doch ook dienen te verzamelen. De inspecteur heeft echter niets gedaan, zoals blijkt uit de reactie van de inspecteur op klacht 2.a. De inspecteur stelt daar zelf: "Uit het dossier blijkt niet dat er in de periode van begin mei 1995 tot medio november 1996 handelingen zijn verricht naar aanleiding van het rapport". De tijd daarna is volgens dezelfde reactie gebruikt om de navorderingsaanslagen vast te stellen. Een groot deel van de informatie die door (verzoeker; N.o.) (soms ten vierde male!) is verstrekt in onderdeel 2.1 van de brief van 16 september 1997 (zulks ten antwoord op door de inspecteur in zijn brief van 18 februari 1997 dienaangaande gestelde vragen) had de inspecteur in de geschetste omstandig-heden in redelijkheid bekend moeten zijn, ook al was deze informatie niet op de eigen eenheid aanwezig. De inspecteur bestaat het nog aan zijn reactie toe te voegen:"Zelfs als hij wel op de hoogte had kunnen zijn, heeft hij het recht om deze informatie bij belanghebbende op te vragen". Alsof de inspecteur slechts rechten heeft en nog nooit van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehoord. Alsof ook niet in de door de belastingdienst uitgegeven brochure "Welke rechten heeft u bij de Belastingdienst" in onderdeel 2.1 ten overvloede de volgende norm is vastgelegd: "de Belastingdienst mag u niet vaker "lastig vallen" dan strikt noodzakelijk" (als element van de aldaar eveneens vermelde meer algemene norm "U heeft er recht op dat de Belastingdienst u zorgvuldig, met respect en zonder vooroordelen behandelt"). (...) Volgens zijn reactie meent de inspecteur inzake (verzoeker; N.o.) voorts dat "Aangenomen mag worden dat hij het meest volledige dossier heeft". Op basis waarvan mag dat worden aangenomen? We hebben het hier over een niet administratieplichtige particulier en over gegevens die voor een belangrijk deel circa tien jaren oud zijn! Op grond van welke overwegingen komt de inspecteur tot zijn zeker op voorhand onwaarschijnlijke aanname? Zelfs al zou die aanname juist zijn, dan nog dient de inspecteur niet uit gemakzucht in eerste instantie bij (verzoeker; N.o.) aan te kloppen voor de desbetreffende informatie. Tot slot stelt de inspecteur dat bij de belastingdienst gegevens ook in archieven kunnen liggen en wellicht zelfs op verschillende plaatsen. In de eerste plaats is de inspecteur helemaal niet nagegaan of dat inderdaad het geval is, maar hij heeft gewoonweg niets gedaan. In de tweede plaats heeft (verzoeker; N.o.) natuurlijk helemaal niets te maken met de wijze waarop de belastingdienst de haar ter beschikking staande gegevens bewaart. De belastingdienst verlangt van iedere ondernemer een toegankelijke administratie, de archieven daaronder begrepen. Eens te meer kan die eis aan de belastingdienst worden gesteld. (Verzoeker; N.o.) acht de bestreden gedraging van de inspecteur onbehoorlijk. Klacht 2.e (...) (Verzoeker; N.o.) merkt ter aanvulling van de opsomming van de inspecteur allereerst op, dat tot de beslagen goederen alle polissen van levensverzekering behoren; het gebruik van het woord "enkele" door de inspecteur kan ten onrechte de suggestie wekken dat er polissen van levensverzekering zijn waarop geen beslag rust. Daarnaast heeft (verzoeker; N.o.) zeer recent van de (...) Bank begrepen, dat eveneens beslag is gelegd op het safeloket dat hij bij die bank heeft aangehouden. Het aanbod van (verzoeker; N.o.), waarnaar de inspecteur in zijn reactie verwijst, om een bankgarantie te stellen had – het zij voor de goede orde vermeld – uitsluitend betrekking op de beslagen bankrekening bij de (...) Bank te Wassenaar en bij de gemeente Wassenaar (vacatiegelden). In financi le zin was de omvang van beide beslagen bescheiden, zeker in relatie tot het openstaande bedrag op de opgelegde aanslagen (in totaal een bedrag van ƒ 42.000, zijnde 1 procent van het openstaande bedrag). (...) Reeds op 30 december 1996 is de bankgarantie gesteld (...). De afgegeven bankgarantie werd (...) echter geweigerd, doch tegelijkertijd verklaarde (de ontvanger; N.o.) zich in beginsel akkoord met het afgeven van een bankgarantie. In zoverre bestaat dan ook geen kritiek op de handelwijze van (de ontvanger; N.o.). Anders dan de inspecteur in zijn reactie aan u schrijft, had het aanbieden van een bankgarantie niets met liquiditeitsproblemen van (verzoeker; N.o.) te maken: een bankgarantie legt immers even zo goed liquiditeitsbeslag. Uitsluitend met het oogmerk te voorkomen dat de zaak in de publiciteit zou komen (...) heeft hij getracht door middel van het stellen van een bankgarantie voor die goederen opheffing van het beslag te krijgen waarvoor het grootste risico bestond dat de zaak in de gemeente Wassenaar bekendheid zou krijgen. (...) Op dat moment (27 januari 1997; N.o.) leefde (verzoeker; N.o.) al vijfeneenhalve week met de situatie van de beslagleggingen zonder dat hiervan iets in de publiciteit was gekomen. Om die reden heeft (verzoeker; N.o.) ervan afgezien een bankgarantie te stellen. Bij brief van 12 februari 1997 heeft de advocaat van (verzoeker; N.o.) (...), zulks ook schriftelijk aan de (ontvanger; N.o.) bericht (...) met motief en al. Uit de brief (...) mag uiteraard niet de conclusie worden getrokken, zoals de inspecteur in zijn reactie aan u doet, dat (verzoeker; N.o.) heeft aangegeven "dat hij zou berusten in de gelegde beslagen". (Verzoeker; N.o.) heeft besloten geen bankgarantie te stellen. Niet meer en niet minder. De inspecteur geeft in zijn reactie voorts aan dat geen beslag is gelegd op andere rekeningen van (verzoeker; N.o.), op andere (loon)inkomsten en niet op buitenlandse rekeningen. (Verzoeker; N.o.) heeft evenwel geen buitenlandse bankrekeningen, andere (loon)inkomsten of binnenlandse bankrekeningen met het saldo waarvan hij in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien en juridische bijstand kan bekostigen. De inspecteur moet maar gemotiveerd aangeven welke rekeningen voldoende saldo zouden hebben om de bovenvermelde kosten te betalen. Van buitenlandse bankrekeningen van (verzoeker; N.o.) is zoals vermeld geen sprake. (...) Ten onrechte beperkt de inspecteur in zijn reactie aan u het probleem tot de kosten van het opvragen van rekeningafschriften. Dat is echter slechts een bescheiden deel van het probleem. De voorgelegde klacht is hiertoe geenszins beperkt. Het gaat ook om kosten van een brief als de onderhavige, als die van 16 september 1997, als die welke zal volgen op de brief van de inspecteur van 10 februari 1998. (Verzoeker; N.o.) handhaaft zijn klacht dat de door de inspecteur gevolgde gedragslijn niet behoorlijk is. Klacht 2.f (...) Op de brief van 28 mei 1997 is – zo volgt ook uit de reactie van de inspecteur – door de inspecteur ondanks het uitdrukkelijke verzoek daarin, welk verzoek uitdrukkelijk is herhaald in de brief van 16 september 1997 (...) en daarna impliciet in de brieven van 5 november 1997 (...) en 16 januari 1998 (...), tot op heden niet gereageerd. Een behoorlijk handelende inspecteur had ten minste op het verzoek dienen te reageren. Klacht 3 (...) De inspecteur acht de klacht niet gegrond, omdat bij brief d.d. 30 oktober 1997 de in het WOB-verzoek gevraagde informatie is verstrekt. (...) De uitspraak op het WOB-bezwaarschrift is gedaan op 18 februari 1998 (...). De klacht is derhalve gegrond. Klacht 4 (...) (Verzoeker; N.o.) acht het niet relevant of hij al dan niet de burgerlijke rechter had kunnen inschakelen. De aanslagen zijn dan immers al versneld invorderbaar gesteld. Praktisch was het inschakelen van de burgerlijke rechter in casu overigens onmogelijk in verband met de beschreven publiciteitsgevoelige positie waarin (verzoeker; N.o.) zich bevond. Thans, nu die publiciteitsgevoeligheid niet meer speelt, heeft het inschakelen van de burgerlijke rechter geen zin meer omdat de normale betalingstermijnen inmiddels zijn verstreken. Wat de ontvanger mocht opmaken uit tijdsverloop en mededelingen na 19 december 1996 is evenmin relevant. Ook dat speelt zich af nadat de aanslagen versneld invorderbaar zijn gesteld. De klacht luidt echter dat op 19 december 1996 de aanslagen ten onrechte terstond invorderbaar zijn gesteld. Geen enkele ontwikkeling na die datum is hierop van invloed. In zijn reactie stelt de inspecteur geen omstandigheden die een dergelijke actie rechtvaardigden. Bij gebreke hiervan moet worden aangenomen dat deze niet aanwezig waren, zodat de klacht gegrond is."6.2. Verzoekers gemachtigde verstrekte onder meer een kopie van de brief die verzoeker op 20 december 1994 aan de FIOD heeft gestuurd. Verzoeker gaf in deze brief onder meer het volgende aan:

"1989-heden (...) In deze periode was (de zoon van X; N.o.) achtereenvolgens werkzaam bij C.C.Europe (...) en sinds november '91 bij E.A. (Holding) b.v. (...). (De zoon van X; N.o.) was reeds bij zijn aankomst in Nederland eigenaar van de Panamese vennootschappen O.Investments en Ph.Inc. en beschikte vanaf dat moment over op naam van zijn vader en O.Investments gestelde bankrekeningen bij Bank Mees & Hope te Rotterdam. (...) Op 8 februari 1989 heeft hij zijn Cura aose beleggingsmaatschappij A. N.V. opgericht (...) waarvan eerst zijn moeder en later zijn vader direkteur werd (...). Deze vennootschap was bedoeld om tezamen met A.BV in gezamenlijke aktiviteiten van (de zoon van X; N.o.) en mijn kinderen te participeren, maar in 1992 heeft (de zoon van X; N.o.) een nederlandse vennootschap P. Holdings b.v. te Utrecht opgericht voor de participatie in E.A. P. Holdings b.v. heeft f 330.000 voor 33% van de aandelen E.A. betaald. A.NV heeft tezamen met A.BV in 1992 voor elk f 350.000 alle aandelen van een dochtermaatschappij van E.A., golfpark "(...)" b.v. gekocht.. b.v. deze overnames zijn de volgende feiten van belang:1.       In 1991 (tijdens het Due Diligence onderzoek bij E.A.) heeft (de zoon van X; N.o.) medegedeeld dat de voormalige eigenaar van E.A. (...) gedurende vele jaren door E.A. belangrijke bedragen liet overmaken naar een industrieel ontwerper van Philips in Singapore onder de noemer "ontwikkelingskosten". Volgens (de zoon van X; N.o.) werden deze bedragen vervolgens grotendeels overgemaakt naar een priv bankrekening van de (voormalige eigenaar van E.A.; N.o.). (...) 2.       Ultimo 1991 heeft (de zoon van X; N.o.) verder medegedeeld dat in 1989/90 de activa van het golfpark verpacht zijn geweest aan een Horeca-ondernemer en overlegde stukken terzake. Ondergetekende heeft op 12 februari 1992 deze dokumenten overhandigd aan en overleg gepleegd met (...) van de Belastingdienst te Amersfoort (...), waaruit bleek dat E.A. de voor de activa van het golfpark ontvangen W.I.R.-premies diende terug te betalen. Om onverklaarbare redenen is deze zaak door de Belastingdienst niet opgevolgd. 3.       (De zoon van X; N.o.) (en zijn kollega (...)) is reeds vanaf september '91 opgetreden als direkteur van E.A. In 1992 bleek dat voor deze werkzaamheden een tanti me ad f 50.000 per persoon was betaald. In diezelfde periode bleek een priv vennootschap (...) te zijn opgericht. De financi le en fiskale konsekwenties van beide aangelegenheden zijn op onduidelijke wijze in de boekhouding verwerkt (...). (De zoon van X; N.o.) heeft in 1992 mondeling verklaard dat een van de verkopers van E.A. (...) de tanti mes uit de opbrengst heeft betaald. Twijfelachtig is of (de zoon van X; N.o.) dit tanti me in zijn belastingaangifte '91/'92 heeft opgenomen. 4.       Op 13/12/'91 heeft (de zoon van X; N.o.) E.A. Development te Cura ao opgericht, waarvan zijn vader direkteur is (...). In de jaren 1992, '93 en '94 zijn t.o.v. 1991 en voorgaande jaren aanzienlijke bedragen bij E.A. en haar dochterondernemingen geboekt (...) zonder dat (de zoon van X; N.o.) bereid is te verklaren aan wie deze bedragen betaald zijn (...). Inmiddels blijkt uit de jaarstukken 1992 en '93 van E.A. Development (...) dat een deel van deze uitgaven op Cura ao beland is (...). 5.       Daarnaast heeft de direktie in de jaren 1992 t/m '94 een groot aantal buitenlandse reizen gemaakt (...), o.a. naar Cura ao. Er zijn indikaties dat de kosten daarvan in de exorbitante reis- en verblijfkosten bij E.A. verwerkt zijn. Er lijken voldoende redenen te zijn voor een onderzoek door uw dienst naar de handelingen van (de zoon van X; N.o.) in de jaren 1980 t/m 1994, alsmede van de boekhouding van E.A. Holding (...) en de met haar geassocieerde vennootschappen, tenminste over 1991 en daaropvolgende jaren." 7. Nadere informatie van de Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage7.1. De Belastingdienst liet naar aanleiding van een aantal vragen van de Nationale ombudsman onder meer het volgende weten:"De problemen in deze zaak kunnen globaal worden onderscheiden in twee categorie n: fiscaal en niet-fiscaal. Fiscale problemen. Hoewel in principe de Ombudsman niet over de feiten behoeft te oordelen die aan de fiscale rechter kunnen worden voorgelegd, wil ik vriendelijk doch dringend uw aandacht vragen voor bijlage A, waar ik een kort overzicht geef van de feiten die aan de navorderingsaanslag te grondslag liggen (niet opgenomen; N.o.). Gezien het feit dat deze feiten mede van invloed zijn op de (proces)houding van de inspecteur, kunnen zij wellicht opheldering en inzicht verschaffen daar waar een rechtstreekse beantwoording van vragen dat niet voldoende doet. Onder (proces)houding van de inspecteur versta ik in dit verband onder andere:* de weigering om bepaalde documenten, die als zgn. 'ijk' materiaal kunnen dienen, ter inzage te geven aan belanghebbende voordat hij zelf zijn verhaal van de feiten heeft gedaan; * de stelling dat ook aan belanghebbende gevraagd mag worden om bepaalde feiten, die hij stelt, te bewijzen; * de beslissing om belanghebbende niet een termijn van twee of drie weken te geven alvorens de navorderingsaanslagen op te leggen; * de beslissing om de aanslagen dadelijk invorderbaar te stellen. Problemen die niet direct van fiscale aard zijn. De tweede categorie problemen is een stuk lastiger: het zijn veeleer co rdinatieproblemen. De kiem voor deze problemen werd gelegd toen, buiten de 'weg' van de normale bezwaar- en beroepsprocedure om, er allerlei procedures tegelijkertijd of bijna tegelijkertijd gingen lopen. Er zijn een aantal deelgebieden aan te wijzen waarop de problemen zijn ontstaan. * Verknoping Langzamerhand zijn procedures verknoopt geraakt op punten, waarop zij duidelijk gescheiden hadden moeten blijven. Soms speelde eenzelfde vraag in verschillende procedures een rol, maar de rol van die vraag was binnen die procedures geheel verschillend. Het antwoord op die vraag resulteerde dus ook in verschillende gevolgen, afhankelijk van de procedure waarin dat antwoord werd gegeven. Als echter niet expliciet duidelijk werd in relatie tot welke procedure het antwoord gegeven werd, dan ontstond er ruimte voor verschil in interpretatie. Het feit dat eenzelfde ambtenaar soms binnen twee procedures het aanspreekpunt voor gemachtigde vormde, verergerde dit probleem. De ambtenaar geeft een reactie met in zijn achterhoofd de ene procedure, de gemachtigde interpreteert die reactie als een antwoord dat wordt gegeven in een andere procedure. (zie bijvoorbeeld brief van 30 oktober 1997) Soms was verknoping een resultaat van de aanvankelijk gekozen procedure. Gemachtigde van verzoeker doet zijn WOB-verzoek bijvoorbeeld in de vorm van een 'converteerbare' klacht: indien en voor zover de klacht wordt afgewezen, is er sprake van een WOB-verzoek. De belastingdienst doet naar haar overtuiging de klacht, na telefonisch gemachtigde gehoord te hebben, ook telefonisch met hem af. Omdat de klacht deels is afgewezen, wordt de klachtenbrief vervolgens als WOB-verzoek geregistreerd en behandeld. Vervolgens ontstaat er tussen gemachtigde en belastingdienst verschil van mening over de vraag f de klacht is afgedaan: naar de beleving van gemachtigde is hij slechts gehoord. De belastingdienst neemt vervolgens de klacht weer in behandeling. Op dat moment is de inmiddels als WOB-verzoek geregistreerde klacht echter al afgewezen. Gemachtigde tekent tegen die WOB beslissing formeel bezwaar aan. Daarna worden er in het kader van de klachtenprocedure stukken aan belastingplichtige verstrekt en de belastingdienst beschouwt, in de geest van het oorspronkelijke verzoek, het WOB-verzoek op die punten dus met een soort terugwerkende kracht niet meer van toepassing. Gemachtigde handhaaft echter zijn bezwaar tegen de WOB-beschikking. Aanvankelijk stond in de klachten van gemachtigde de kwestie centraal of zijn cli nt wel voldoende gegevens had gekregen om zich deugdelijk tegen de aanslagen te kunnen verweren. Vanaf mei 1997 staat in de brieven van gemachtigde meer centraal de vraag of de inspecteur nu lle stukken uit zijn dossier heeft gegeven dan de vraag of zijn cli nt voldoende in staat is gesteld om zich tegen de navorderingsaanslagen te verweren. De inspecteur is daarentegen nog steeds gericht op de vraag of het niet de beurt is aan de belastingplichtige om de feiten mee te delen die hij weet. De plicht om desgevraagd – juiste – informatie te verschaffen aan de inspecteur staat los van het recht van belastingplichtige om van de inspecteur te eisen dat hij de gestelde feiten ook bewijst. Belastingplichtige kan zich niet op het standpunt stellen dat hij kan weigeren om op vragen van de inspecteur te antwoorden zolang de inspecteur niet precies heeft meegedeeld wat hij allemaal al weet. Belastingplichtige kan zich ook niet, zoals een verdachte, verweren tegen het bekend worden van feiten, ook niet als die feiten hem 'belasten'. Ook belastende feiten moeten aan de inspecteur bekend gemaakt worden. In feite is de plicht van belastingplichtige om op vragen van de inspecteur te antwoorden juist een middel, dat door de wet aan de inspecteur wordt gegeven om hem in staat te stellen aan zijn bewijslast te voldoen. Het vorenstaande geldt uiteraard voor de aanslag zelf en niet voor een eventueel opgelegde boete. Sedert in de Europese jurisprudentie een administratieve boete beschouwd wordt als een 'criminal charge' in de zin van art. 6 EVRM, zijn in die sfeer wel andere procesregels van toepassing. * Samenloopproblemen bij gescheiden afhandeling. Soms zijn de procedures in enig stadium wel gescheiden behandeld, maar dat veroorzaakte weer een ander probleem: voornamelijk vertraging. Terwijl de ene ambtenaar het dossier heeft voor bijv. een WOB-beslissing, komt er een brief binnen die door de andere ambtenaar, de aanslagregelaar, beantwoord moet worden. Ook is door de belastingdienst in die samenloop van procedures niet altijd onderkend dat brieven van de gemachtigde vragen bevatten die zagen op verschillende procedures tegelijk. Zo gaat de brief van gemachtigde d.d. 28 mei 1997 voor het overgrote deel over de WOB-problematiek (m.n. over het al dan niet van toepassing zijn van de uitzonderingsgrond). Het staartje van deze brief bevat echter een wat moeilijk geformuleerde vraag over de bewijspositie van cli nt:"Met betrekking het "bewijzen van onschuld" door (verzoeker; N.o.) (uw brief van 24 februari jl.) verzoek ik u te bevestigen dat deze stellingname voortvloeit uit de bewijspositie waarin (verzoeker; N.o.) zich naar uw mening bevindt als gevolg van de omstandigheid dat door het beweerdelijk ontbreken van de vereiste aangifte de bewijslast is omgekeerd (artikel 25 lid 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)".Deze laatste vraag hoort thuis bij de aanslagregelaar en werd door de ambtenaar, die de WOB-procedure behandelde, niet beantwoord. Toen deze het dossier echter teruggaf aan de aanslagregelaar heeft deze slechts vluchtig kennis genomen van deze brief en heeft niet onderkend dat de laatste opmerking in wezen een vraag was die door hem zou moeten worden beantwoord. Dat resulteerde dus in een niet-handelen van de belastingdienst.. B. Overigens blijkt uit de brief van 24 februari 1997 dat de term "bewijzen van onschuld" door de inspecteur hoogstwaarschijnlijk is ontleend aan een uitlating van gemachtigde zelf en dat het bezigen van die term niet, zoals gemachtigde verzoekt te bevestigen, een uitvloeisel is van de stelling dat de bewijslast zou zijn omgekeerd. De inspecteur schrijft:"In de bespreking die wij hebben gehad heeft U aangegeven dat Uw cli nt overtuigd is van zijn onschuld. Uw cli nt zal dan ook alles in het werk stellen om zijn onschuld te bewijzen".(...) Vraag 1. (...) In principe resulteert een onderzoek van de FIOD in een proces-verbaal: een opsomming van bevindingen met bijlagen. De bijlagen zijn de bescheiden die in dat proces-verbaal worden genoemd of waarnaar wordt verwezen. Daarnaast hebben de ambtenaren hun eigen onderzoeksdossier, dat veel meer bescheiden bevat:gespreksverslagen met b.v. de Officier, een journaal (waarin melding wordt gemaakt van meer terloopse gebeurtenissen, zoals telefoongesprekken), bescheiden die uiteindelijk niet relevant bleken te zijn voor het strafrechtelijke onderzoek etc. etc. Indien er in dat proces-verbaal ook feiten zijn onderzocht c.q. bewezen die fiscaal van belang zijn, wordt in het algemeen een kopie van dat proces-verbaal ook aan de belastingdienst gezonden. Het is zeer ongebruikelijk dat een kopie van het complete onderzoeksdossier aan de belastingdienst wordt gezonden. Wel is mogelijk, dat de belastingdienst aan de hand van het proces-verbaal zou kunnen gaan vermoeden dat zich in het onderzoeksdossier nog gegevens bevinden die niet strafrechtelijk, maar wel fiscaalrechtelijk van belang zouden kunnen zijn. Dit zal met name het geval zijn als de FIOD zich geheel richt op de strafrechtelijke kant van de zaak en nauwelijks 'oog' heeft voor andere kanten. In dat geval kan de belastingdienst om inzage in het onderzoeksdossier vragen. Dat komt overigens niet zo heel vaak voor. Vaker komt voor dat in een toelichtend gesprek tussen FIOD en belastingdienst er naar aanleiding van vragen van de inspecteur alsnog documenten uit het onderzoeksdossier tevoorschijn komen. Die documenten zijn niet van belang voor het strafrechtelijk onderzoek en komen dus niet voor als bijlagen bij het proces-verbaal. Het is echter mogelijk dat de FIOD zelf al constateert dat er een verschil in betekenis is voor belastingdienst en Officier van Justitie ten aanzien van de onderzochte feiten: de feiten hebben slechts voor een klein deel fiscaal relevantie of een deel van de onderzochte feiten heeft uiteindelijk strafrechtelijk geen, maar fiscaal wel relevantie. In dat geval kan de FIOD ertoe besluiten om, apart voor de belastingdienst, een rapport te maken. Dat rapport heeft eenzelfde structuur als het proces-verbaal (uiteenzetting van feiten plus bijlagen), maar dient dus een volstrekt ander doel. De in de rapportage vermelde feiten en bescheiden zijn geselecteerd op hun fiscale betekenis en niet op hun strafrechtelijke betekenis. In dit geval zijn er dus twee "onderzoeksrapportages": het eigenlijke proces-verbaal en het voor de belastingdienst bestemde rapport. De belastingdienst kan naast het rapport ook nog het proces-verbaal toegezonden hebben gekregen, maar dat hoeft niet. Dat hangt af van de feitelijke gang van zaken in de strafrechtelijke procedure. Er is nog een derde mogelijkheid, welke hier in concreto aan de orde is. Als de FIOD constateert dat de zaak strafrechtelijk niet "rond" te krijgen is, kan er geheel worden afgezien van een proces-verbaal. Beide beslissingen worden uiteraard genomen in overleg met en na toestemming van de Officier. Er kan dan echter nog wel meer dan voldoende materiaal zijn verzameld voor een fiscaalrechtelijk gevolg. In dat geval kan de FIOD uitsluitend een rapportage opmaken voor de belastingdienst, zoals hier is gebeurd. In die rapportage vermeldt de FIOD dus wederom uitsluitend de feiten die voor een fiscale beoordeling relevant worden geacht: brieven van de -inmiddels gewezen- verdachte die over zaken gaan die niet zijn eigen, maar andermans belastingplicht betreffen worden in zo'n rapportage niet bijgevoegd. (Die brieven kunnen natuurlijk wel weer de basis vormen voor een renseignement aan de inspecteur van die andere belastingplichtigen). Zoals ik hiervoor al heb uitgelegd komen de feiten die in een rapportage aan de belastingdienst worden beschreven niet altijd exact overeen met de feiten die ook door de Officier van Justitie strafrechtelijk worden uitverkoren voor nader onderzoek. Soms is dat echter wel het geval, zoals hier. Waarom dan geen strafrechtelijke vervolging, maar wel een fiscaal 'vervolg'? Het antwoord op die vraag ligt in het verschil in de positie van een verdachte en een belastingplichtige. Dat verschil in positie komt heel duidelijk tot uitdrukking in de zwaarte van de opgelegde bewijslast en ook in de mogelijke toedeling van de bewijslast. Feiten, die strafrechtelijk niet bewezen kunnen worden, f omdat zij niet 100% bewezen kunnen worden f omdat het bewijs ervan alleen door verdachte kan worden geleverd en een verdachte zichzelf niet behoeft te incrimineren, kunnen fiscaalrechtelijk w l voldoende bewezen worden geacht. Bij een strafrechtelijke procedure ligt de nadruk op het vaststellen van schuld of onschuld van de verdachte ten aanzien van het strafbare feit, bij de administratieve belastingprocedure ligt de nadruk op een juiste vaststelling van die feiten en dientengevolge op een juiste vaststelling van de belastingplicht. De schuld of onschuld van belastingplichtige komt eigenlijk pas in zicht bij het opleggen van de boete. Als dat laatste voorbeeld in deze casus wordt ingevuld, gaat het in deze zaak om de rekeningafschriften van rekening 892750 die op naam van (verzoeker; N.o.) bij een Zwitserse bank wordt aangehouden. Uit die afschriften zou het feit kunnen blijken dat er sedert oktober 1996 maandelijks 60.000 Sfrs. is bijgeschreven op die rekening. Er zou ook uit kunnen blijken dat dat niet is gebeurd: eveneens een feit. Noch FIOD, noch belastingdienst heeft de mogelijkheid om die afschriften op te vragen bij de bank. Als verdachte kon (verzoeker; N.o.) de FIOD het inzicht in de mutaties op deze rekening weigeren te geven zonder dat daar strafrechtelijk consequenties aan verbonden konden of mochten worden voor de bewijsplicht. Voor een belastingplichtige ligt dat toch duidelijk anders. Het antwoord op vraag 1 luidt derhalve: hier is sprake van een rapportage, die door de FIOD is opgemaakt ten behoeve van de belastingdienst nadat de Officier van Justitie en FIOD hadden geconstateerd dat de zaak strafrechtelijk niet voldoende bewezen kon worden. De zaak stokte daar waar zonder verdere medewerking van verdachte niet kon worden vastgesteld of er sedert oktober 1996 60.000,- per maand was gestort op een Zwitserse rekening, waarover hij als rekeninghouder zeggenschap had. Voor zover mij bekend is in deze zaak geen proces-verbaal opgemaakt ten behoeve van de Officier van Justitie. Het is, zoals gezegd, niet gebruikelijk dat het gehele onderzoeksdossier wordt overgelegd. (...) Vraag 2.De brief is inderdaad pas op 19 december 1994, (bedoeld wordt 19 december 1996; N.o.) vlak voordat de navorderingsaanslagen aan (verzoeker; N.o.) betekend werden, aan hem uitgereikt. De aanslagen waren direct invorderbaar gesteld. Het is duidelijk dat art. 17 lid 1 AWR niet willekeurig door de belastingdienst 'buiten werking' mag worden gesteld, ook al verbindt art. 17 lid 2 AWR aan het niet inachtnemen van deze termijn niet de conclusie dat de navorderingsaanslag nietig is. Bij het opleggen van de aanslagen zijn twee kansen tegen elkaar afgewogen: de kans dat (verzoeker; N.o.) bij een ruim van te voren aangekondigde aanslag alsnog opheldering zou gaan verschaffen over bijv. de mutaties op rekening 892750 tegenover de kans dat (verzoeker; N.o.) in de tussentijd de mogelijkheid had om verhaalsobjecten buiten bereik van de fiscus te brengen. De kans dat (verzoeker; N.o.) de al eerder door de FIOD gevraagde opheldering spontaan zou gaan verschaffen, werd niet groot geacht. Uit de gang van zaken in het FIOD onderzoek bleek verder, dat (verzoeker; N.o.) iedere keer zijn zoon in Amerika als werkelijke gerechtigde opvoerde zodra het ging om rekeningen, die op goede gronden aan hemzelf toegerekend konden worden, overigens zonder daarvan enig schriftelijk bewijs bij te brengen. De zoon had ook de economische eigendom van het woonhuis van (verzoeker; N.o.): een termijn van twee weken zou meer dan voldoende zijn om hem ook de juridische eigendom te leveren. Uit de gang van zaken blijkt duidelijk welke keuze de belastingdienst, na afweging van belangen, uiteindelijk heeft gemaakt. Daarbij speelt uiteraard dat de belastingdienst geen of weinig geloof hecht aan belanghebbendes bewering dat het geld dat op beide Zwitserse rekeningen heeft gestaan, niet van en/of voor hem was, maar van zijn zoon c.q. van onbekende investeerders die zijn studerende zoon voor onbekende projecten hadden ingeschakeld. Vraag 3. Het stellen van vragen aan belastingplichtige (ex art. 47 AWR) is op zichzelf al n van de manieren waarop de inspecteur onderzoek pleegt naar de feiten, soms is het zelfs de enige manier waarop hij dat kan doen. Vandaar dat het verstrekken van onjuiste of geen inlichtingen door belastingplichtige strafbaar wordt gesteld. Het is derhalve zeker niet ongebruikelijk dat de inspecteur pas nader onderzoek instelt nadat de belastingplichtige zijn vragen heeft beantwoord: eerder heeft hij onvoldoende aanknopingspunten. De vraag naar de bereidheid van de inspecteur om een onderzoek in te stellen is een heel andere. Het behoort niet tot de normale taakvervulling van de inspecteur om daartoe niet bereid te zijn, op voorwaarde overigens dat het onderzoek fiscaal gezien gerechtvaardigd is. Het onderzoek moet een fiscaal doel dienen en de inspecteur heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid, los van de wensen die belastingplichtige mocht hebben. In casu heeft uw vraag, denk ik, betrekking op de vragen die door de gemachtigde aan de inspecteur zijn gesteld in hun bespreking van 13 februari 1997 en die tijdens dat gesprek door de inspecteur niet beantwoord konden worden. Noch uit correspondentie, noch uit gespreksaantekeningen blijkt welke vragen er mogelijk nog door onderzoek beantwoord konden worden. De inspecteur geeft in zijn brief van 18 februari al aan dat sommige vragen wellicht niet beantwoord kunnen worden, ook door onderzoek. Het feit dat de inspecteur die vragen niet heeft vastgelegd, is overigens een duidelijke omissie zijdens de belastingdienst, maar het is geen uiting van het ontbreken van bereidheid om onderzoek te plegen. De desbetreffende inspecteur heeft desgevraagd verklaard dat het ging om vragen die op al 11 februari 1997 schriftelijk door gemachtigde waren gesteld. Een deel ervan kan/zal inmiddels zijn beantwoord omdat gemachtigde nu beschikt over stukken die de inspecteur destijds nog niet wilde geven. (...) De mededeling in de brief van 30 oktober 1997 is door de inspecteur gedaan met in het achterhoofd de toezegging dat, indien belanghebbende zelf zou overgaan tot het beantwoorden van de vragen ('alle gegevens' zou verstrekken waarover hij de beschikking had), alsnog de rest van het FIOD-rapport overgelegd zou worden. Dat blijkt ook uit de context van de brief. De verwarring is ontstaan omdat het beantwoorden van de vragen van de inspecteur –ten onrechte overigens- verknoopt is geraakt met de vraag welke gegevens een overheidsorgaan aan een burger moet verstrekken (WOB) c.q. welke gegevens de inspecteur, niet als overheid maar als procespartij, gerechtigd is om niet te overleggen. Vraag 4. Ik neem zonder meer aan dat gemachtigde gelijk heeft en dat de in onderdeel 2.1 van zijn brief van 16 september 1997; N.o.) weer-gegeven informatie ook elders bij de belastingdienst al bekend was. Het zou wellicht ook mogelijk zijn (geweest) om deze informatie elders op te vragen, ware het niet dat de inspecteur –gezien de omstandigheden- van belastingplichtige wil horen in welke relatie(s) hij tot die vennootschappen staat c.q. stond. Het gaat daarbij om informatie die vaak juist niet uit de normale belastingdienstdossiers blijkt, zoals gemachtigde, als oud-inspecteur, zou kunnen bevroeden. (...) Vraag 5.Op de polissen van levensverzekering en op de inhoud van het safeloket is inderdaad beslag gelegd. (Verzoeker; N.o.) kan over zijn rekening beschikken indien en voorzover het saldo uitstijgt boven het saldo waarop beslag is gelegd. De belastingdienst kan uiteraard geen beslag leggen op buitenlandse effecten, bankrekeningen en goederen (zoals bijv. onroerend goed in Frankrijk). De ontvanger heeft aangeboden om, in ruil voor een bankgarantie, het beslag op de rekening op te heffen. (Verzoeker; N.o.) is niet op dat aanbod ingegaan. (Verzoeker; N.o.) wordt overigens kennelijk ondersteund door zijn in Amerika wonende zoon: het echtpaar is onlangs verhuisd naar een dure flat in Den Haag welke flat eigendom is –voorzover ik weet- van J. Investment N.V. en van de zoon. Uit oudere jaarstukken van J. Investment N.V. blijkt overigens dat die vennootschap op dat moment over aanzienlijke liquide middelen (o.a. afkomstig uit valutakoerswinsten) beschikte. Vraag 6. (...) Het niet doen van de vereiste aangifte wordt door de rechter 'bestraft' met een omkering van de bewijslast (art. 29 lid 2 AWR). Dit is een sanctie van openbare orde, de rechter moet deze sanctie toepassen ook zonder dat de inspecteur er een beroep op doet. Deze processuele sanctie is ook van toepassing als de rechter constateert dat er niet voldaan is aan de verplichtingen, bijv. de verplichting om desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verschaffen. Het spreekt vanzelf dat de sanctie niet wordt opgelegd als er sprake is van afwezigheid van schuld. Zo gemakkelijk het lijkt, is het echter niet. De Vakstudie AWR schrijft in aantekening 6 op art. 29 AWR:"Afgezien van het feit dat de term 'openbare orde' vrij vaag is lijkt het kwestieus of de rechter zelfstandig alle feiten zal onderzoeken die aanwezig moeten zijn voordat hij kan concluderen dat belanghebbende niet aan de verplichtingen, als bedoeld in art. 29, heeft voldaan, zonder dat de inspecteur hierop een beroep heeft gedaan en daarvoor de nodige feiten heeft gesteld".Met andere woorden: de inspecteur doet er verstandig aan om er ook nadrukkelijk een beroep op te doen. En dat is ook wat er in de praktijk gebeurt. Uit het feit d t de inspecteur een navorderingsaanslag oplegt, blijkt reeds dat hij stelt dat er sprake is van een onjuiste aangifte: anders zou hij dat niet doen. Het al dan niet beweerdelijk stellen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, is echter nog niet voldoende om een beroep te doen op art. 29 lid 2 AWR, zoals gemachtigde uit ervaring ongetwijfeld weet. Vervolgens verzamelt de inspecteur bewijzen voor dat vermoeden. Hij mag dat bewijs volstrekt rechtmatig verzamelen door belastingplichtige vragen te stellen en stukken te vragen. Deze heeft de plicht om de gevraagde inlichtingen en gegevens te verstrekken. Op enig moment kan de inspecteur ervan overtuigd raken dat hij voldoende bewijzen heeft verzameld om zijn vermoeden voldoende aannemelijk te maken voor de rechter. En dan komt hij toe aan de vraag: is hier sprake van afwezigheid van schuld of niet? Als de inspecteur vindt dat hij ook voldoende aannemelijk kan maken dat de belastingplichtige niet vrij van alle schuld is dan doet hij er verstandig aan om die feiten en omstandigheden apart, in het kader van de bewijslastverdeling, op te sommen en een beroep te doen op omkering van de bewijslast. Hij kan belastingplichtige ook van te voren meedelen dat hij dat zal doen, teneinde belastingplichtige alsnog de gelegenheid te geven om de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Het is echter in alle gevallen de rechter die kan stellen dat de bewijslast moet worden omgekeerd, niet de inspecteur. De rechter zal ook oordelen of het niet voldoen aan de verplichtingen aan belastingplichtige toegerekend kan worden. Op 27 mei 1997 schrijft de inspecteur aan het einde van zijn brief dat de feiten en omstandigheden zijns inziens het stellen van uitgebreide vragen aan (verzoeker; N.o.) rechtvaardigden. De omstandigheden somt hij op. Onder andere:- 'tal" van bewijzen dat (verzoeker; N.o.) over de twee Zwitserse bankrekeningen, waar het i.c. om draait, kon beschikken; - de weigering van (verzoeker; N.o.) om openheid over de rekeningen te verschaffen omdat dat teveel zou gaan kosten. Vervolgens geeft hij te kennen dat de inspecteur op grond van deze feiten en omstandigheden naar zijn mening aan de rechter de vraag kan voorleggen of er sprake is van omkering van de bewijslast. In deze brief heeft de inspecteur het dus duidelijk over de sanctie van art. 29 AWR. In de brief van 28 mei 1997 heeft de gemachtigde het over art. 25 lid 6 AWR. Dat lid geeft de inspecteur de bevoegdheid om in bepaalde gevallen het bezwaar zonder meer af te wijzen. Die gevallen staan ook in dat artikellid opgesomd (zie aantekening 30 op art. 25 Vakstudie AWR). Het is duidelijk dat het hier niet gaat om omkering van de bewijslast door de inspecteur, maar van een situatie waarin de inspecteur ontslagen wordt van zijn verplichting om nader onderzoek in te stellen. De inspecteur heeft nooit bedoeld zich te beroepen op art. 25 lid 6 AWR en uit zijn gedrag blijkt dat ook: hij stelt wel degelijk nader onderzoek in, door aan (verzoeker; N.o.) vragen te stellen. Het is kennelijk echter niet het soort onderzoek dat gemachtigde de inspecteur graag ziet doen. De 'omkering van de bewijslast' waar gemachtigde het over heeft, heeft dus niets te maken met de omkering van de bewijslast waar de inspecteur het over heeft in zijn brief van 27 mei. De gemachtigde verbindt zijn 'omkering van de bewijslast' aan de brief van de inspecteur van 24 februari 1997. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat in zijn vraagstelling de suggestie besloten ligt dat de inspecteur op eigen houtje besloten heeft om de bewijslast om te keren en dat hij dat op wel zeer rigoreuze wijze heeft gedaan: als (verzoeker; N.o.) niet zijn onschuld bewijst (dus bewijst dat de aangifte juist is) gaat de inspecteur er vanuit dat bewezen is dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Indien en voorzover deze vraag in vorenstaande zin opgevat moet worden is het antwoord daarop duidelijk: "Nee, ik kan de door gemachtigde aangedragen conclusie niet onderschrijven. De inspecteur heeft helemaal niet de bewijslast omgekeerd op grond van art. 25 lid 6 AWR en de inspecteur heeft (verzoeker; N.o.) al helemaal niet opgedragen om zijn onschuld te bewijzen." Ik wil echter nog wel even ingaan op het gebruik van de term "onschuld bewijzen" die herhaaldelijk in de correspondentie opduikt. Daardoor ontstaat de indruk dat de inspecteur inderdaad op eigen houtje de bewijslast aan het omkeren is en wel op zeer rigoreuze wijze. Als de rode draad echter naar de bron wordt teruggevolgd, wordt duidelijk dat deze term vermoedelijk voor het eerst door gemachtigde zelf is gebruikt in de bespreking van 13 februari 1997. De inspecteur schrijft naar aanleiding van dit gesprek op 24 februari:"In de bespreking die wij hebben gehad heeft U aangegeven dat Uw cli nt overtuigd is van zijn onschuld. Uw cli nt zal dan ook alles in het werk stellen om zijn onschuld te bewijzen". Dat is een aanbod dat elke belastingplichtige aan de inspecteur mag doen. Aanvaarding van dat aanbod betekent niet dat de inspecteur daarmee de bewijslast omkeert. (...) Vraag 7. Voorzover mij bekend is heeft gemachtigde al geruime tijd de beschikking over het volledige rapport en heeft de belastingdienst hem ook, ongevraagd, de beschikking gegeven over de bescheiden die niet als bijlagen bij dat rapport waren gevoegd, maar die alsnog uit het onderzoeksdossier van de FIOD tevoorschijn waren gekomen. Het gaat daarbij om bankstukken en om het uittreksel uit het aandelenregister van A. N.V. Ik veronderstel overigens dat belanghebbende zelf ook uit andere hoofde over die stukken beschikt (heeft) of kan beschikken. Indien en voorzover gemachtigde nog stukken van het FIOD-rapport mist dan wel van genoemde onderzoeksbescheiden, dan zend ik hem daarvan gaarne een kopie. Overigens heeft de inspecteur de gemachtigde op 10 februari jl. zelfs aangeboden om inzage te nemen in zijn volledige dossier. Ik ben overigens van mening dat de inspecteur –nog steeds- gerechtigd is om zich tegen inzage van bepaalde stukken te verzetten, als dat de procespositie van de belastingdienst onevenredig zou schaden. (...) Vraag 8.(...) Ik mag u ook beleefd verwijzen naar bijlage A, waar feiten zijn beschreven die voor de inspecteur aanleiding waren om te vrezen dat (verzoeker; N.o.) verhaalsobjecten buiten het bereik van de fiscus zou kunnen gaan brengen. Het is achteraf altijd de vraag in hoeverre die vrees ook gegrond is, zeker wanneer het een eerste confrontatie met belastingplichtige op dit gebied betreft. In dit geval had de inspecteur reden om te veronderstellen dat (verzoeker; N.o.) bepaalde vermogensbestanddelen opzettelijk aan het oog van de fiscus onttrok. Ik noem als voorbeelden:- rekening 892750, waarvan hij rekeninghouder was/is; - het feit dat de kinderen eigenaar zijn van A. N.V.; - het feit dat de zoon, kort na zijn afstuderen, al voor 1.450.000 de ouderlijke woning gaat kopen, zonder dat overigens blijkt welk praktisch doel daarmee vanuit zijn positie is gediend en zonder dat duidelijk is waar hij dat geld vandaan haalt."7.2. Naar aanleiding van een vraag van de Nationale ombudsman liet een medewerker van de Belastingdienst nog weten dat bij de overdracht van de economische eigendom van de woning van verzoeker aan diens zoon is bepaald (in de overdrachtsakte) dat de juridische eigendom uiterlijk op 1 januari 1997 aan verzoekers zoon zou worden overgedragen.8. Reactie op de bevindingenVerzoekers gemachtigde merkte onder meer het volgende op:"Onderdeel 7.1. tot aan "Vraag 1" Ofschoon het hele onderhavige citaat van ruim drie bladzijden verslag op geen enkele klacht rechtstreeks van toepassing is, wordt het integraal weergegeven, terwijl zulks niet gebeurt voor verduidelijkende en/of zijdelingse en/of buiten rechtstreeks verband met een nauwkeurig omschreven klacht gemaakte opmerking en van de zijde van (verzoeker; N.o.). (Verzoeker; N.o.) acht zulks niet evenwichtig. Daar komt bij dat het onderhavige citaat in de ogen van (verzoeker; N.o.) op onderdelen volstrekt niet relevant is. Waarom is de (proces)houding van de inspecteur als een fiscaal probleem te categoriseren (...)? Wat is de relevantie van wat de inspecteur onder (proces)houding verstaat? Waarom wordt 'ijk' materiaal genoemd, nu dat in casu niet aanwezig is? Waarom zou dit mogen worden achtergehouden als aanslagen en 100 % administratieve verhoging en reeds zijn opgelegd? Zijn artikel 6 EVRM en de toelichting op het BBBB 1998 nog steeds niet gelezen? Uiteraard dient degene die stelt, bij betwisting bewijs te leveren. Voorafgaand aan het opleggen van de aanslagen en verhogingen heeft de Belastingdienst echter geen enkel contact met (verzoeker; N.o.) gehad, dus wat zou (verzoeker; N.o.) hebben moeten bewijzen? Hoe komt de inspecteur tot zijn beslissing "niet een termijn van twee of drie weken te geven alvorens de navorderingsaanslagen op te leggen"? Meer dan anderhalf jaar heeft hij de tijd gehad! De termijn van twee of drie weken is volledig uit de lucht gegrepen. Bovendien gaat het natuurlijk niet om het geven van tijd "alvorens navorderingsaanslagen op te leggen", dat zou volstrekt nutteloos zijn, maar om het inachtnemen van een periode waarin op basis van te verkrijgen informatie beoordeeld kan worden of er navorderingsaanslagen dienen te worden vastgesteld. Ofwel: het verschil vooringenomenheid en zorgvuldigheid. De (proces)houding van de inspecteur zou hebben bijgedragen aan de beslissing de aanslagen dadelijk invorderbaar te stellen. Moet (verzoeker; N.o.) hierin lezen dat het zijn eigen gedrag is, dat heeft geleid tot de versnelde invordering? Hoe kan dit, nu er voorafgaand aan de aanslagoplegging en versnelde invordering geen enkel contact tussen de Belastingdienst en (verzoeker; N.o.) is geweest? Vervolgens vraagt de inspecteur aandacht voor problemen die niet direct van fiscale aard zijn (...). Er is verknoping en verwarring en allerlei procedures lopen door elkaar heen! Wat een flauwekul: er zijn aanslagen en bezwaarschriften daartegen, er is een vragenbrief van de inspecteur, er is een klacht inzake achterwege gebleven informatieverstrekking welke bij afwijzing verder als een WOB-verzoek behandeld dient te worden en er is de klachtprocedure bij de Nationale ombudsman. Meer is er niet aan 'procedures'. Het is je reinste onzin dat deze processen tot wanorde zouden moeten leiden en niet deugdelijk af te handelen zouden zijn. Wat wel een feit is, dat de 'procedures' tot wanorde hebben geleid. Zulks is geenszins inherent aan de procedures, doch is een gevolg van communicatiegebreken binnen de onderhavige belastingeenheid. Het voorbeeld in de (

Bevindingen

onder 7.1., vijfde alinea; N.o.) maakt dit duidelijk. Het is helemaal niet waar dat "er tussen de gemachtigde en belastingdienst verschil van mening (ontstaat) over de vraag of de klacht is afgehandeld". (...). Ook de Belastingdienst (was) van oordeel dat de klacht niet was afgehandeld. Er was sprake van een miscommunicatie binnen de Belastingdienst tussen de persoon die zou "horen"(...) en de persoon die op de klacht zou beslissen (...). De (Belastingdienst; N.o.) erkent in zijn brief d.d. 27 mei 1997, waarin hij alsnog de klacht afhandelt, met zoveel woorden dat door de heer (...) ten onrechte was bericht dat de klacht was afgehandeld. "Op dat moment is de inmiddels als WOB-verzoek geregistreerde klacht echter al afgewezen", aldus de inspecteur. Inderdaad heeft de inspecteur in zijn brief van 1 mei 1997 een beschikking genomen inzake het WOB-verzoek. Een beschikking is een beschikking en dat wordt niet anders of er al dan niet een miscommunicatie aan ten grondslag ligt. Namens (verzoeker; N.o.) heb ik op 28 juli 1997 bezwaar gemaakt tegen de WOB-beschikking; de bezwaartermijn is door het afgeven van de beschikking immers gaan lopen. Volgens de inspecteur worden daarna in het kader van de klachtenprocedure stukken aan (verzoeker; N.o.) verstrekt. Ook dat is niet waar. De (Belastingdienst; N.o.) heeft deze stukken immers bij zijn brief van 27 mei 1997 toegezonden. Eerst op 28 mei 1997 is bezwaar aangetekend tegen de WOB-beschikking. Omdat stukken ter beschikking zijn gesteld, acht de Belastingdienst het WOB-verzoek "met een soort terugwerkende kracht" (!) niet meer van toepassing. De onbenulligheid straalt hier van af. Er ligt gewoon een WOB-bezwaarschrift. Dat bezwaarschrift is niet ingetrokken, sterker nog: bij brief van 28 juli 1997 heeft ondergetekende uitdrukkelijk medegedeeld dat het WOB-bezwaarschrift niet wordt ingetrokken, dus moet er een beslissing op het bezwaarschrift worden genomen. Wat is hier zodanig ingewikkeld aan dat zaken zouden moeten 'verknopen'? De inspecteur kan toch niet "met een soort terugwerkende kracht" menen dat er geen WOB-bezwaarschrift is ingediend als dat er wel ligt? (Verzoeker; N.o.) valt hier niets te verwijten; de Belastingdienst is door onderlinge miscommunicatie en een dramatisch gebrek aan overzicht niet in staat de onderhavige kwestie procedureel correct af te wikkelen. De blaam hiervoor treft uitsluitend de Belastingdienst. (...) De inspecteur (constateert) vanaf mei 1997 een verschuiving in het verzoek van (verzoeker; N.o.) om overlegging van stukken. Dat is toch niet meer dan logisch, nu in mei 1997 een deel van de gevraagde stukken ter beschikking is gesteld? Vanzelfsprekend verschuift de vraag dan naar de resterende stukken. Vervolgens gaat de inspecteur in op de plicht van een belastingplichtige om informatie te verschaffen. Wat wil de inspecteur hiermee zeggen? (Verzoeker; N.o.) was noch is achterstallig met het beantwoorden van door de Belastingdienst gestelde vragen. Zoals blijkt uit de eerste alinea van de brief van 16 september 1997 was door de inspecteur uitstel verleend voor de beantwoording van de brief d.d. 18 februari 1997. (...). In de tweede plaats heeft (verzoeker; N.o.) in de brief d.d. 16 september 1997 alle gestelde vragen beantwoord en alle in redelijkheid beschikbare informatie verstrekt, zoals de inspecteur ook bevestigt in zijn brief van 30 oktober 1997. In de derde plaats stelt de inspecteur zelf al "Het vorenstaande geldt uiteraard (...) niet voor een eventueel opgelegde boete". Het hele voorafgaande betoog van de inspecteur is derhalve zinloos, want in casu zijn wel boeten opgelegd en niet zulke geringe ook (meer dan f 2 miljoen!). De "samenloopproblemen" waaraan de inspecteur refereert, zijn gezocht. Als ze al zouden bestaan, zijn deze met een kopieerapparaat op te lossen. De brief van 28 mei 1997 zou zo'n voorbeeld van samenloop zijn, want deze handelt over de WOB en stelt een vraag aan de orde over "het bewijzen van onschuld", welke vraag bij de aanslagregelaar zou thuishoren. Ook dit betoog van de Belastingdienst is ondeugdelijk. (...) (De brief van 28 mei 1997; N.o.) is gericht aan de heer (...). De heer (...) is degene die het WOB-verzoek behandelde (zie de brief van 1 mei 1997). De heer (...) is ook degene die de aanslagregelaar is (zie de brief van 18 februari 1997). Er is mitsdien geen sprake van dat er twee verschillende ambtenaren betrokken zouden zijn bij de behandeling van de onderhavige brief. (...) (...) De Belastingdienst (merkt) zijdelings op dat "hoogstwaarschijnlijk" de term bewijzen van onschuld is ontleend aan een uitlating van ondergetekende. Namens (verzoeker; N.o.) bericht ik u dat ik deze stellingname beneden ieder niveau acht. Uit de brief van 28 mei 1997, (...) onderdeel 4, blijkt overduidelijk dat het gaat om een stellingname door de inspecteur waarover helderheid wordt verzocht. Hierover kan geen enkele twijfel bestaan. Bovendien schrijft de Belastingdienst in haar brief d.d. 10 februari 1998 (...) juist boven "Betrokkenheid vennootschappen": "Overigens merk ik op dat naar mijn mening het doel zal moeten zijn dat (verzoeker; N.o.), met verstrekte dan wel nog te verstrekken informatie, aantoont dat de inkomsten niet genoten zijn". Het is derhalve wel degelijk de inspecteur die meent dat onschuld dient te worden bewezen. (...) De inspecteur (maakt) melding van een Zwitserse bankrekening 892750, stellende dat deze op naam van verzoeker wordt aangehouden. Die stelling is onjuist, (...): de rekening is van (verzoekers zoon; N.o.) (...) De brief (van 19 december 1996; N.o.) zou "vlak voordat" de navorderingsaanslagen betekend werden, aan (verzoeker; N.o.) zijn uitgereikt. (Verzoeker; N.o.) stelt hiertegenover dat uit niets blijkt dat de navorderingsaanslagen zijn betekend: zij zijn eenvoudigweg overhandigd vergezeld van de brief d.d. 19 december 1996. Hiertussen valt geen moment aan te geven, ook niet "vlak voordat". De inspecteur beaamt dat hij artikel 17 lid 1 AWR niet willekeurig buiten werking mag stellen. Waarop baseert hij zijn oordeel dat hij zulks wel zou mogen in een concreet geval? Een wettelijke voorschrift is immers een wettelijk voorschrift, waarvan niet eenzijdig mag worden afgeweken ten nadele van degene wiens belang door het voorschrift wordt beschermd. Volgens de laatste alinea onder "vraag 2" is niet aan de orde het abusievelijk over het hoofd zien van artikel 17 lid 1 AWR, hetgeen toch zou kunnen. Neen, volgens mededeling aldaar berust de eenzijdige afwijking door de Belastingdienst van het onderhavige wettelijke voorschrift op een doelbewuste keuze, na afweging van belangen! Het bewust ten nadele van een belastingplichtige buiten toepassing laten van een wettelijke bepaling maakt de zaak er alleen maar erger op. De voorlaatste alinea onder "vraag 2" ("Uit de gang ...") is de kern van het fiscale geschil. (Verzoeker; N.o.) heeft met documenten gestaafd (...) bestreden dat de bankrekeningen van hem waren of dat hij de gerechtigde zou zijn tot tegoeden op deze rekeningen. Bovendien heeft niemand (verzoeker; N.o.) beschuldigd voor zichzelf gelden te hebben bedongen; sterker nog heeft de heer Y verklaart dat (verzoeker; N.o.) gelden voor doorbetaling aan derden nodig had. (...) (...) De inspecteur (voert) aan dat eerst na beantwoording van vragen nader onderzoek aan de orde zou zijn, aangezien hiervoor voordien onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zouden zijn. In de brief van 11 februari 1997, nader uitgewerkt in de brief van 10 april 1998, nog verder uitgewerkt in de brief van 30 mei 1998, en met de informatieverschaffing bij brief d.d. 16 september 1997 zijn namens (verzoeker; N.o.) tal van vragen opgeroepen die nopen tot nader onderzoek bij derden, in het bijzonder bij de heren X en Y en bij (een voormalige werkgever van verzoeker; N.o.). De inspecteur heeft echter tot op de dag van vandaag geen nader onderzoek gedaan. (...) Wat heeft (verzoeker; N.o.) eraan dat hij kan beschikken over het rekeningsaldo boven het beslagen saldo? Er is geen overschot, want op alle inkomsten van (verzoeker; N.o.) is beslag gelegd. Aan pure theorie heeft (verzoeker; N.o.) in de praktijk niets. Zoals reeds eerder gesteld heeft (verzoeker; N.o.) geen buitenlandse effecten of bankrekeningen. Daarover gaat nu net het fiscale geschil. (...) Dat (verzoeker; N.o.) "kennelijk" wordt ondersteund door zijn zoon onderstreept – anders dan de inspecteur zal beogen – alleen maar de stellingname dat (verzoeker; N.o.) het ten gevolge van de beslagen op eigen financi le kracht niet kan redden. In een rechtsstaat als Nederland zou dat onmogelijk moeten zijn. De "dure flat" in Den Haag – waarvan de inspecteur volstrekt onjuiste eigendomsverhoudingen schetst – kost f 650.000. Niet echt een indrukwekkende prijs; de waarde van de kapitale villa (...) die (verzoeker; N.o.) inmiddels heeft moeten verlaten, bedraagt een veelvoud van dit bedrag. De villa moest worden verkocht omdat (verzoeker; N.o.) de rentelasten niet kon betalen. Inmiddels ligt beslag van de Belastingdienst op de koopsom voor de villa minus het deel dat aan de hypothecaire schuldeisers is voldaan; onder deze voorwaarde was door de Belastingdienst het beslag op de villa opgeheven, zodat deze aan derden in eigendom kon worden overgedragen. (...) Het (...) betoog van de inspecteur inzake artikel 25 lid 6 AWR inhoudende dat deze wetsbepaling niet betrekking heeft op omkering van de bewijslast doch op situaties waarin de inspecteur ontslagen wordt van zijn onderzoeksplicht, getuigt van zo weinig kennis van de materie dat het een blamage is, dat dit standpunt in offici le correspondentie van de Belastingdienst wordt geventileerd. Nu ook van de inspecteur citaten uit de Vakstudie AWR in het verslag zijn opgenomen (...), verzoekt (verzoeker; N.o.) daarin ook het volgende citaat uit de Vakstudie AWR, artikel 25 AWR, aantekening 30 op te nemen:"In de in het zesde lid van art. 25 opgesomde gevallen wordt de aanslag of de naheffingsaanslag gehandhaafd, tenzij is gebleken, dat en in hoeverre hij onjuist is. (...) Aangezien dit doorgaans afwijkt (...) van de geldende regels omtrent de verdeling van de bewijslast, pleegt men de aan belanghebbende opgelegde bewijsopdracht 'omkering van de bewijslast' te noemen. Omkering van de bewijslast kan zowel in de bezwaarprocedure als in de beroepsprocedure aan de orde komen". (De vet afgedrukte passages zijn door ondergetekende geaccentueerd) Het betoog van de Belastingdienst inzake artikel 25 lid 6 AWR raakt derhalve kant noch wal en is van beschamend niveau. (...) De inspecteur (veronderstelt), dat in de vraagstelling inzake de 'omkering van de bewijslast' de suggestie besloten ligt, dat als (verzoeker; N.o.) zijn onschuld niet bewijst de inspecteur ervan uitgaat dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Hoe komt de inspecteur erbij? De vraagstelling is duidelijk omgekeerd en conform de wettelijke regeling van artikel 25 lid 6 AWR. Geparafraseerd weergegeven luidt de gestelde vraag:U bent kennelijk van mening dat (verzoeker; N.o.) de vereiste aangifte niet heeft gedaan (NB dit staat ook met zoveel woorden in de brief van 19 december 1996!!). Volgens artikel 25 lid 6 AWR leidt dit tot omkering van de bewijslast in de bezwaarfase. Bent u daarom van mening dat (verzoeker; N.o.) zijn onschuld dient te bewijzen? Het antwoord van de inspecteur ("De inspecteur heeft helemaal niet de bewijslast omgekeerd") kan (verzoeker; N.o.) dan ook niet plaatsen, ook al niet vanwege het navolgende. In zijn brief van 24 februari 1998 aan u schrijft de inspecteur onder "Klacht 2f" nog het tegendeel: "De behandeling van de zaak impliceert omkering van de bewijslast" (accentuering door ondergetekende aangebracht) en "Ook deze omschrijving houdt impliciet in dat sprake is van omkering van de bewijslast". Bovendien schrijft de Belastingdienst in haar brief d.d. 10 februari 1998 (...) juist boven "Betrokkenheid vennootschappen": "Overigens merk ik op dat naar mijn mening het doel zal moeten zijn dat (verzoeker; N.o.), met verstrekte dan wel nog te verstrekken informatie, aantoont dat de inkomsten niet genoten zijn". De inspecteur is nu toch echt in zichzelf verknoopt geraakt, dat hij volstrekt tegenovergestelde beweringen begint te doen ten opzichte van zijn eerdere uitlatingen. Dat is het risico van gedraai en het zoeken van uitvluchten. Vrijwel elke redenering van de inspecteur die wordt uitgespit klopt aantoonbaar niet. Het is werkelijk niet te geloven. (...) (...) In de slotalinea onder "vraag 7" deelt de inspecteur mede van oordeel te zijn zich te kunnen verzetten tegen inzage van bepaalde stukken, als zulks de procespositie van de Belastingdienst onevenredig zou schaden. Hoe komt de inspecteur daar nou toch weer bij? De WOB noemt deze uitzonderingsgrond niet, artikel 6 EVRM kent deze uitzonderingsgrond evenmin, het BBBB 1998 maakt ook geen enkel voorbehoud. De inspecteur wel. Staat deze inspecteur buiten het Recht? (...) Volgens de Belastingdienst zijn er drie gronden om te veronderstellen dat (verzoeker; N.o.) vermogensbestanddelen aan het oog van de fiscus zou onttrekken:-        rekening 892750 zou van (verzoeker; N.o.) zijn; (verzoeker; N.o.) heeft dit echter ook al tijdens het verhoor door de FIOD weersproken, zodat de Belastingdienst niet, althans niet zonder nadere informatieverzameling, mocht aannemen dat haar mening juist zou zijn. -        de kinderen (van verzoeker; N.o.) zijn eigenaar van A N.V.; waarom zou dit moeten leiden tot het oordeel dat (verzoeker; N.o.) vermogensbestanddelen aan het oog van de fiscus onttrekt? -        de zoon heeft de ouderlijke woning gekocht. De zoon betaalt hier gewoon voor! Waarom zou dit leiden tot het onttrekken van vermogensbestanddelen? (...) De datum van 1 januari 1997 was reeds bekend uit de brief van de Belastingdienst d.d. 1 juli 1997 (...). Op welke "overdrachtsakte" wordt overigens gedoeld? Er bestaat helemaal geen overdrachtsakte. Er is ook nimmer economisch overgedragen. Er bestaat slechts een notari le koopovereenkomst d.d. 14 augustus 1987."

Beoordeling

1. Ten aanzien van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem1.1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem (hierna: de FIOD) in zijn afsluitende rapport van 24 april 1995 - over het door de FIOD ingestelde onderzoek naar vermeende belastingfraude van verzoeker - onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke informatie door verzoeker naar voren is gebracht en welk overleg met hem is gevoerd.1.2. Verzoekers gemachtigde gaf aan dat het onder meer ging om de door verzoeker tijdens de verhoren op 14 oktober 1994, 9 januari 1995 en 8 maart 1995 mondeling verstrekte informatie. De processen-verbaal van verhoor van verzoeker van 14 oktober 1994, 9 januari 1995 en 8 maart 1995 zijn als bijlagen bij het FIOD-rapport gevoegd. Verzoekers gemachtigde wees erop dat uit het slot van het proces-verbaal van 9 januari 1995 blijkt, dat de FIOD in dit proces-verbaal niet de vraag heeft vermeld over de bijschrijvingen op de rekening van Ph.Inc. gedurende het tweede halfjaar van 1987, noch het antwoord van verzoeker hierop. In het proces-verbaal van 9 januari 1995 is echter wel degelijk de vraag over de bijschrijvingen op de rekening van Ph.Inc. opgenomen (zie

Bevindingen

onder 1.2.). In het slot van het proces-verbaal staat ook slechts dat verzoeker zijn antwoord op deze vraag mist. In het proces-verbaal is een reactie van verzoeker op deze vraag opgenomen. Verzoekers gemachtigde geeft niet aan wat verzoeker in deze reactie mist. Gezien het vorenstaande en het verweer van verzoeker zoals dat in het FIOD-rapport onder 4.4 is opgenomen - met daarin onder meer verzoekers verklaring met betrekking tot de op de rekening van Ph. Inc. ontvangen gelden - (zie

Bevindingen

onder 1.1.), is niet aannemelijk dat de FIOD op dit punt door verzoeker verstrekte informatie heeft achtergehouden.1.3. Verder wees verzoekers gemachtigde op de door verzoeker bij brieven van 6 november 1994 en 20 december 1994 verstrekte informatie. Verzoekers brief van 6 november 1994 met bijlagen is, in tegenstelling tot verzoekers brief van 20 december 1994, als bijlage bij het FIOD-rapport gevoegd. De FIOD deelde mee dat verzoekers brief van 20 december 1994 (zie

Bevindingen

onder 6.2.) niet bij het rapport was gevoegd omdat de brief geen informatie bevatte die van belang was voor de rapportage aan de inspecteur. De FIOD gaf aan dat de brief informatie bevat over een derde (de zoon van de heer X), die naar de mening van verzoeker in aanmerking zou moeten komen voor een onderzoek door de FIOD. De FIOD kan in dit standpunt worden gevolgd. De informatie die verzoeker in zijn brief van 20 december 1994 over bepaalde bedrijven heeft verstrekt, heeft betrekking op handelingen die door de zoon van de heer X zijn verricht. Verzoekers brief van 20 december 1994 bevat ook geen informatie met betrekking tot de gelden die in 1987 op de rekening van Ph.Inc. zijn gestort. In de brief staat weliswaar vermeld dat de zoon van de heer X eigenaar was van Ph.Inc., maar dit behoefde voor de FIOD echter geen aanleiding te zijn om de brief als bijlage bij het rapport te voegen. In het FIOD-rapport staat immers al vermeld dat Ph.Inc. niet van verzoeker was.1.4. Gezien het vorenstaande en aangezien tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman niet is gebleken dat de FIOD andere door verzoeker verstrekte informatie die van belang zou kunnen zijn voor de Belastingdienst heeft achtergehouden, kan verzoeker niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de FIOD in zijn rapport van 24 april 1995 onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke informatie door verzoeker naar voren is gebracht en welk overleg met hem is gevoerd. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.2. Ten aanzien van de Belastingdienst/Particulieren 's-Gravenhage2.1. Met betrekking tot het stilzitten van de Belastingdienst in de periode van 8 maart 1995 tot 19 december 1996 2.1.1. Verzoeker klaagt er verder onder meer over dat na zijn laatste verhoor op 8 maart 1995 er geen enkele informatieuitwisseling heeft plaatsgevonden, totdat op 19 december 1996 de aanslagen volgden. 2.1.2. Uit de reactie van de Belastingdienst blijkt dat verzoekers zaak tot 2 mei 1995 bij de FIOD in behandeling is geweest (de FIOD stuurde zijn rapport van 24 april 1995 op 2 mei 1995 aan de Belastingdienst). Verder blijkt uit de reactie van de Belastingdienst dat de Belastingdienst in de periode van begin mei 1995 tot medio november 1996 (ruim 1,5 jaar) niets heeft gedaan met het rapport van de FIOD. Gedurende deze periode heeft ook geen enkele informatieuitwisseling plaatsgevonden. Het is niet juist dat de Belastingdienst het FIOD-rapport ruim 1,5 jaar heeft laten liggen zonder daar ook maar iets mee te doen. De Belastingdienst erkent dit en heeft dan ook terecht daarvoor zijn verontschuldigingen aan verzoeker aangeboden. De onderzochte gedraging op dit punt is niet behoorlijk. 2.1.3. Overigens wees verzoekers gemachtigde naar aanleiding van de reactie van de Belastingdienst nog op het bepaalde in artikel 17, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Ingevolge artikel 17, eerste lid, AWR (zie

Achtergrond

onder 1.) dient de inspecteur, alvorens hij overgaat tot het opleggen van een navorderingsaanslag, aan de belastingplichtige mededeling te doen van de omstandigheden welke naar zijn oordeel de navordering rechtvaardigen, en stelt hij deze in de gelegenheid binnen een door hem te stellen termijn hieromtrent opheldering te geven. De Belastingdienst deelde mee dat de desbetreffende brief op 19 december 1996, vlak voordat de navorderingsaanslagen aan verzoeker waren betekend, aan hem was uitgereikt. De Belastingdienst gaf aan dat niet een termijn zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, AWR was gesteld omdat de navorderingsaanslagen direct invorderbaar waren gesteld en de Belastingdienst de kans dat verzoeker alsnog opheldering zou verschaffen bijzonder klein achtte. De Belastingdienst gaf aan dat de reden voor het direct invorderbaar stellen van de navorderingsaanslagen was dat gegronde vrees bestond dat goederen van verzoeker zouden worden verduisterd. Zoals hierna, onder 2.8. is aangegeven, kon de Belastingdienst in redelijkheid besluiten om deze reden over te gaan tot versnelde invordering van de navorderingsaanslagen. Het stellen van een termijn zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, AWR zou daaraan afbreuk hebben gedaan. Met betrekking tot de tweede door de Belastingdienst genoemde reden om niet een termijn zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, AWR te stellen, is van belang dat verzoeker tijdens het onderzoek door de FIOD al ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om opheldering te verschaffen over onder meer de op de rekening van Ph.Inc. ontvangen betalingen. Verzoeker heeft de gevraagde opheldering toen niet verschaft. Gelet hierop is niet aannemelijk dat verzoeker dit alsnog zou hebben gedaan indien hij daartoe door de Belastingdienst v r 19 december 1996 in de gelegenheid was gesteld. Verder is het volgende van belang. Tot 1 januari 1994 was het niet mogelijk om tegen een navorderingsaanslag een bezwaarschrift in te dienen bij de inspecteur (zie

Achtergrond

onder 1.). Bezwaren tegen een navorderingsaanslag konden direct aan de rechter worden voorgelegd. Dit hield verband met het bepaalde in artikel 17, eerste lid, AWR. Met de mogelijkheid per 1 januari 1994 om tegen een navorderingsaanslag een bezwaarschrift in te dienen bij de inspecteur is het belang van artikel 17, eerste lid, AWR afgenomen. Gezien hetgeen hiervoor is aangegeven, moet worden geoordeeld dat de Belastingdienst in redelijkheid kon besluiten om in de brief van 19 december 1996 niet een termijn zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, AWR te stellen. 2.2. Met betrekking tot de reactie op de bij brief van 11 februari 1997 gestelde vragen 2.2.1. Verder klaagt verzoeker erover dat de Belastingdienst niet heeft gereageerd op de door zijn gemachtigde bij brief van 11 februari 1997 gestelde vragen. 2.2.2. Verzoekers gemachtigde gaf aan dat zijn brief van 11 februari 1997 (en zijn brief van 13 februari 1997) dient te worden aangemerkt als motivering van de door hem op 30 december 1996 ingediende bezwaarschriften. Verzoekers gemachtigde kan in dit standpunt worden gevolgd. Uit de brief van 11 februari 1997 blijkt immers dat hij de vragen in deze brief onder meer heeft opgeworpen om aan te geven op welke punten de navorderingsaanslagen naar zijn mening onvoldoende waren onderbouwd. Hij gaf aan dat verzoeker een nadere onderbouwing van de navorderingsaanslagen verlangde. Gelet op de correspondentie die was voorafgegaan aan de brief van 11 februari 1997 (zie

Bevindingen

onder 1.7. en 1.8.) en op de correspondentie die daarop is gevolgd (zie

Bevindingen

onder 1.10. e.v.), kon de Belastingdienst er in redelijkheid van uitgaan dat het verzoekers gemachtigde in feite te doen was om toezending van het gehele FIOD-rapport met bijlagen. Nog afgezien van de vraag of het hoe dan ook in het vermogen lag van de Belastingdienst om de door verzoekers gemachtigde gestelde vragen te beantwoorden v rdat verzoeker zelf opening van zaken had gegeven, kan dan ook niet worden gesteld dat de Belastingdienst onjuist heeft gehandeld door ervan uit te gaan dat op de vragen afdoende was gereageerd met de toezending (op 30 oktober 1997) van de nog niet eerder toegezonden gedeelten van het FIOD-rapport. De onderzochte gedraging op dit punt is behoorlijk. 2.3. Met betrekking tot de mededeling in de brief van 18 februari 1997 dat een nader onderzoek zou worden ingesteld 2.3.1. Verzoeker klaagt er tevens over dat de Belastingdienst de bij brief van 18 februari 1997 gedane toezegging van een nader onderzoek niet is nagekomen. 2.3.2. Uit de brief van de Belastingdienst van 18 februari 1997 blijkt dat de Belastingdienst een nader onderzoek wilde instellen naar de geldstroom en naar een aantal door verzoekers gemachtigde gestelde vragen. Uit deze brief blijkt echter tevens dat de Belastingdienst dit onderzoek wenste aan te vangen met het stellen van een aantal vragen aan verzoeker. De Belastingdienst deed dit in zijn brief van 18 februari 1997. Niet gesteld kan dan ook worden dat de Belastingdienst de bij brief van 18 februari 1997 gedane toezegging van een nader onderzoek niet is nagekomen. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.

2.4. Met betrekking tot de door de Belastingdienst gevraagde informatie 2.4.1. Verder acht verzoeker het niet juist dat meermalen om informatie is gevraagd, welke redelijkerwijs reeds bekend kon worden geacht. 2.4.2. Ingevolge artikel 47 AWR is een ieder verplicht aan de inspecteur de door deze gevorderde gegevens en inlichtingen te verstrekken en inzage te geven in boeken en bescheiden die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Van de bevoegdheid van de Belastingdienst om informatie bij een belastingplichtige op te vragen dient zorgvuldig gebruik te worden gemaakt. Dit betekent onder meer dat in beginsel geen informatie aan een belastingplichtige mag worden gevraagd die al bij de Belastingdienst bekend is. 2.4.3. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, blijkt dat de Belastingdienst bij brief van 18 februari 1997 informatie aan verzoeker heeft gevraagd die weliswaar niet bij de betrokken inspecteur bekend was, maar die (ten dele) wel al elders binnen de Belastingdienst bekend was. Uit de reactie van de Belastingdienst blijkt dat de Belastingdienst van mening is dat de inspecteur daarvan redelijkerwijs niet op de hoogte behoefde te zijn en dat hij zelfs indien hij daarvan op de hoogte had kunnen zijn, het recht had om deze informatie bij verzoeker op te vragen. 2.4.4. Gezien hetgeen hiervoor onder 2.4.2. is aangegeven, kan de Belastingdienst niet in dit standpunt worden gevolgd. Van de inspecteur had mogen worden verwacht dat hij, alvorens eventueel informatie bij verzoeker op te vragen, was nagegaan of de benodigde informatie al bij de Belastingdienst aanwezig was. Vervolgens had de inspecteur de ontbrekende informatie bij verzoeker kunnen opvragen. Overigens had hij - voor zover dit vanuit controlestrategische overwegingen nodig werd geoordeeld - bepaalde al bij de Belastingdienst bekend zijnde informatie toch bij verzoeker kunnen opvragen. Gezien het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de Belastingdienst onjuist jegens verzoeker heeft gehandeld door informatie bij hem op te vragen zonder ook maar op enigerlei wijze na te gaan of deze informatie al binnen de Belastingdienst aanwezig was. De onderzochte gedraging op dit punt is niet behoorlijk. 2.5. Met betrekking tot het ontnemen aan verzoeker van financi le middelen om zijn onschuld te bewijzen 2.5.1. Tevens klaagt verzoeker erover dat hem, door de beslaglegging, de mogelijkheid wordt onthouden om met aanwending van financi le middelen zijn onschuld te bewijzen. Het gaat met name om kosten voor het opvragen van rekeningafschriften en kosten van rechtsbijstand. 2.5.2. Ingevolge artikel 276, boek 3, van het Burgerlijk Wetboek kan de Belastingdienst de belastingschuld op alle zaken van de belastingplichtige verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt (zie

Achtergrond

onder 5.). In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat geen beslag mag worden gelegd op zogenaamde minimumbestaansgoederen. Bovendien verbindt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan beslag op periodieke betalingen een beslagvrije voet. De desbetreffende bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering strekken ertoe te voorkomen dat de schuldenaar wordt getroffen in zijn eerste materi le en immateri le levensbehoeften of de middelen om deze te verwerven. De hiervoor onder 2.5.1 genoemde kosten kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Gelet hierop en op het feit dat het standpunt van de Belastingdienst dat verzoeker over andere, buitenlandse inkomensbestanddelen beschikt nu juist aanleiding is geweest voor het opleggen van de navorderingsaanslagen, kan niet worden gesteld dat de Belastingdienst op dit punt onjuist jegens verzoeker heeft gehandeld. De onderzochte gedraging op dit punt is behoorlijk. 2.6. Met betrekking tot het niet reageren op de brief van 28 mei 1997 2.6.1. Bovendien acht verzoeker het niet juist dat er niet is gereageerd op de brief van 28 mei 1997, waarin om een toelichting wordt gevraagd inzake de verlangde bewijzen van onschuld van verzoeker. 2.6.2. Verzoekers gemachtigde reageerde in zijn brief van 28 mei 1997 onder meer op de volgende passage uit de brief van de Belastingdienst van 24 februari 1997:"In de bespreking die wij hebben gehad heeft u aangegeven dat uw cli nt overtuigd is van zijn onschuld. Uw cli nt zal dan ook alles in het werk stellen om zijn onschuld te bewijzen." Verzoekers gemachtigde verzocht aan het slot van zijn brief van 28 mei 1997 aan de Belastingdienst om te bevestigen dat deze stellingname (het bewijzen van onschuld) voortvloeide uit de bewijspositie waarin verzoeker naar de mening van de Belastingdienst verkeerde. 2.6.3. Uit de reactie van de Belastingdienst blijkt dat de brief van verzoekers gemachtigde van 28 mei 1997, die voor het overgrote deel betrekking heeft op de WOB-problematiek, eerst in behandeling is geweest bij de ambtenaar die de WOB-procedure behandelde. Daarna is het dossier inclusief de brief van 28 mei 1997 teruggegeven aan de aanslagregelaar. Deze heeft, zo liet de Belastingdienst weten, slechts vluchtig kennisgenomen van de brief en niet onderkend dat de brief nog een vraag bevatte die hij diende te beantwoorden. De door de Belastingdienst gegeven oorzaken voor het niet reageren op de hiervoor bedoelde vraag van verzoekers gemachtigde (de samenloopproblemen bij gescheiden behandeling) kunnen dit wellicht verklaren, maar zijn niet toereikend als rechtvaardiging. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk. 2.7. Met betrekking tot het bezwaarschrift van 28 mei 1997 2.7.1. Verder klaagt verzoeker erover dat de Belastingdienst nog niet een beslissing heeft genomen op zijn bezwaarschrift van 28 mei 1997 inzake de beslissing op zijn verzoek tot inzage van stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. 2.7.2. Op het moment waarop verzoeker zich tot de Nationale ombudsman wendde, 11 december 1997, had de Belastingdienst nog niet een beslissing op het bezwaarschrift van 28 mei 1997 genomen. De beslissing op het bezwaarschrift is genomen bij brief van 18 februari 1998. 2.7.3. Verzoekers gemachtigde gaf in het bezwaarschrift van 28 mei 1997 aan dat hij er geen bezwaar tegen had indien de behandeling van het bezwaarschrift werd aangehouden tot het moment waarop hij zou aangeven dat hij het bezwaarschrift niet zou intrekken. Verzoekers gemachtigde liet bij brief van 28 juli 1997 aan de Belastingdienst weten dat hij het bezwaarschrift niet zou intrekken. De Belastingdienst diende vervolgens binnen zes weken een beslissing op het bezwaarschrift te nemen (zie

Achtergrond

onder 4.). Deze termijn verstreek op 8 september 1997 zonder dat de Belastingdienst een beslissing op het bezwaarschrift had genomen en zonder dat de Belastingdienst gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om deze termijn met vier weken te verdagen. De Belastingdienst is binnen deze termijn evenmin alsnog tegemoetgekomen aan het WOB-verzoek van verzoekers gemachtigde. De Belastingdienst heeft geen omstandigheden aangevoerd die het overschrijden van deze termijn kunnen rechtvaardigen. Geoordeeld moet dan ook worden dat de Belastingdienst onjuist jegens verzoeker heeft gehandeld door niet binnen de hiervoor genoemde termijn een beslissing op het bezwaarschrift van 28 mei 1997 te nemen. De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk. 2.8. Met betrekking tot de versnelde invordering van de navorderingsaanslagen 2.8.1. Ten slotte klaagt verzoeker er in dit deel van zijn klacht over dat de ontvanger van de Belastingdienst de op 19 december 1996 opgelegde navorderingsaanslagen terstond invorderbaar heeft verklaard, zonder dat er sprake was van de in artikel 10, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 vermelde omstandigheden. 2.8.2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b van de Invorderingswet 1990 kan de ontvanger onder meer tot versnelde invordering overgaan indien hij aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige zullen worden verduisterd (zie

Achtergrond

onder 2.). 2.8.3. De Belastingdienst deelde mee dat de aanslagen terstond invorderbaar waren verklaard omdat de Belastingdienst bang was geweest dat verzoeker anders verhaalsobjecten buiten het bereik van de fiscus zou brengen. De Belastingdienst wees in dit verband onder meer op de feiten die aan de navorderingsaanslag ten grondslag liggen. Verder wees de Belastingdienst erop dat verzoekers zoon in 1987 al de economische eigendom van de ouderlijke woning had gekocht en dat de Belastingdienst vreesde dat verzoeker tevens de juridische eigendom aan zijn zoon zou leveren. De Belastingdienst baseerde deze vrees op de afspraak tussen verzoeker en zijn zoon dat de juridische eigendom van de woning uiterlijk op 1 januari 1997 aan verzoekers zoon zou worden overgedragen. Tevens wees de Belastingdienst erop dat de Belastingdienst reden had om te veronderstellen dat verzoeker opzettelijk bepaalde vermogensbestanddelen aan het oog van de fiscus onttrok. 2.8.4. Gezien het vorenstaande en gelet op het gestelde in de Leidraad Invordering 1990, artikel 10, punt 6 (zie

Achtergrond

, onder 3.), moet worden geoordeeld dat de Belastingdienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde vrees bestond voor verduistering en onverhaalbaarheid van de belastingschuld. De Belastingdienst kon dan ook in redelijkheid besluiten over te gaan tot versnelde invordering. De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens behoorlijk. 3. Ten aanzien van de Minister van Financi n3.1. Tenslotte klaagt verzoeker erover dat de Minister van Financi n niet inhoudelijk is ingegaan op zijn brief van 13 maart 1997, waarin hij zijn bezwaren uit tegen het optreden van de Belastingdienst.3.2. Verzoeker heeft in zijn brief van 13 maart 1997, na een beknopte schets van zijn zaak, aan de Minister verzocht om in zijn zaak te interveni ren. De bezwaren die verzoeker, aldus zijn gemachtigde, in zijn brief en de daarbij gevoegde bijlagen heeft geuit tegen het optreden van de Belastingdienst dienen dan ook te worden bezien in het licht van dit verzoek. Bovendien bleek uit de brief van verzoekers gemachtigde van 7 maart 1997, die verzoeker als bijlage bij zijn brief van 13 maart 1997 had gevoegd, dat deze al met gebruikmaking van de "Klachtenregeling Belastingdienst" een klacht had ingediend bij de Belastingdienst zelf (zie

Achtergrond

onder 6.).3.3. Gezien het vorenstaande kan niet worden gesteld dat de Minister onjuist heeft gehandeld door niet inhoudelijk in te gaan op verzoekers bezwaren tegen het optreden van de Belastingdienst, en door uitsluitend te beoordelen of er aanleiding was voor een interventie van zijn kant. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/ Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Haarlem, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is niet gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/ Particulieren 's-Gravenhage, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is niet gegrond, behoudens ten aanzien van het stilzitten van de Belastingdienst in de periode van 8 maart 1995 tot 19 december 1996, het opvragen van informatie die al bij de Belastingdienst bekend was, het niet reageren op het slot van de brief van verzoekers gemachtigde van 28 mei 1997 en de behandelingsduur van het bezwaarschrift van 28 mei 1997. Op deze punten is de klacht gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van de Minister van Financi n is niet gegrond.                            BIJLAGE

Achtergrond

1. Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959, Stb. 301: AWR) Artikel 16, eerste lid:"Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is." Artikel 17:"1. Tenzij de belastingplichtige verklaart daarop geen prijs te stellen, doet de inspecteur alvorens tot navordering over te gaan, de belastingplichtige mededeling van de omstandigheden, welke naar zijn oordeel de navordering rechtvaardigen en stelt hij de belastingplichtige in de gelegenheid binnen een door hem te stellen termijn opheldering te geven en tevens de omstandigheden kenbaar te maken welke gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een belopen verhoging zouden rechtvaardigen.2. Het niet naleven van de voorschriften van het eerste lid brengt geen nietigheid van de navorderingsaanslag mede." Artikel 17 van de AWR is vervallen per 1 januari 1998. Artikel 23, eerste lid:"Hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, daaronder begrepen bezwaar betreffende de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, tegen een navorderingsaanslag, tegen een naheffingsaanslag of tegen een ingevolge enige bepaling van de belastingwet door de inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, kan een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur." Tot 1 januari 1994 was het niet mogelijk om tegen een navorderingsaanslag een bezwaarschrift in te dienen bij de inspecteur. Bezwaren tegen een navorderingsaanslag konden direct aan de rechter worden voorgelegd. Dit hield verband met het bepaalde in artikel 17, eerste lid, AWR. Artikel 25, zesde lid:"Indien het bezwaar is gericht tegen een belastingaanslag met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen (...) 47 (...) van deze wet (...), wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag gehandhaafd, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre hij onjuist is." Artikel 29, tweede lid:"De rechter wijst het beroep mede af, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre de uitspraak of de belastingaanslag onjuist is." Artikel 47, eerste lid:"Ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur:a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn; b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de inspecteur - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen." 2. Invorderingswet 1990 (Wet van 30 mei 1990, Stb. 221) Artikel 9, tweede lid:"Een navorderingsaanslag is invorderbaar n maand na de dagtekening van het aanslagbiljet." Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b:"In afwijking van artikel 9 is een belastingaanslag van de belastingschuldige terstond en tot het volle bedrag invorderbaar indien:(...) de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige zullen worden verduisterd"3. Leidraad Invordering 1990(Resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ90/1990)

Artikel 10, 1, punt 6:"Van gegronde vrees voor verduistering van goederen van de belastingschuldige als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet is sprake als de ontvanger aannemelijk kan maken dat redelijkerwijs te verwachten is dat niet alleen het verhaal op een aantal goederen van de belastingschuldige metterdaad onmogelijk zal worden gemaakt, maar ook dat daardoor de verhaalbaarheid van de belastingschuld in ernstig gevaar zal komen. De vrees voor verduistering zal in de regel gelegen zijn in gedragingen van de belastingschuldige, maar kan in bepaalde situaties ook ontstaan door gedragingen van derden, zoals bijvoorbeeld door gedragingen van crediteuren, die aanleiding geven voor de veronderstelling dat voor onverhaalbaarheid moet worden gevreesd."4. Behandeling van WOB-verzoeken door de eenheden van de Belastingdienst (mededeling van de Staatssecretaris van Financi n van 1 juli 1994, nummer AFZ94/2984M) "4. Bezwaarschriften (...)4.1. Beslissing en termijn(...) De beslissing op het bezwaar dient binnen zes weken te worden genomen. (...) Voorts kan de termijn waarbinnen op het bezwaar moet worden beslist voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Van de verdaging wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of daarmee instemmen."5. Burgerlijk Wetboek Artikel 276:"Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen."6. Klachtenregeling Belastingdienst (Beschikking van 17 juni 1991, nr. AFZ91/4498) In de Klachtenregeling Belastingdienst is bepaald dat klachten over het handelen of nalaten van (ambtenaren van) de Belastingdienst worden behandeld door het hoofd van de eenheid waarop de klacht betrekking heeft. Indien de klager het niet eens is met de reactie van het hoofd van de betrokken eenheid op zijn klacht dan kan hij zich wenden tot de Directeur van de Belastingdienst, de Commissie voor de Verzoekschriften van de 1e en 2e Kamer der Staten-Generaal of de Nationale ombudsman.

Instantie: Belastingdienst/Particulieren Den Haag

Klacht:

Handelwijze rond navorderingsaanslagen (geen informatieuitwisseling; niet gereageerd op brieven; toezegging niet nagekomen; om informatie gevraagd die bekend moest zijn; door beslaglegging onmogelijk gemaakt met financiële middelen onschuld te bewijzen); nog geen beslissing genomen op bezwaarschrift; opgelegde navorderingsaanslagen ten onrechte terstond invorderbaar verklaard.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Belastingdienst/FIOD Haarlem

Klacht:

In afsluitende rapport n.a.v. onderzoek naar belastingfraude verzoeker onvoldoende duidelijk gemaakt welke informatie van hem was verkregen en welk overleg met hem was gevoerd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Minister van Financiën

Klacht:

Niet inhoudelijk ingegaan op brief met bezwaren over optreden Belastingdienst.

Oordeel:

Niet gegrond