Gedragsregels voor benoeming publieke functies

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    Er moeten gedragsregels komen voor de selectie en benoeming bij belangrijke publieke functies. Het vertrouwen van burgers in de overheid is ermee gediend als de gang van zaken bij dit soort benoemingen boven iedere kritiek verheven is. Dit zegt Alex Brenninkmeijer, de Nationale ombudsman, in een rapport over een klacht over de benoemingsprocedure van de voorzitter van het College tarieven gezondheidszorg.

    Het College tarieven gezondheidszorg (CTG) heeft als toezichthouder in de gezondheidszorg voor de burger een belangrijke functie, die steunt op vertrouwen. Voor deze functie en andere belangrijke publieke functies gelden in wet- en regelgeving vastgelegde selectie- en benoemingsprocedures. In de praktijk kunnen echter dingen gebeuren die de schijn van partijdigheid kunnen wekken. De Nationale ombudsman beveelt daarom de minister-president aan om gedragsregels op te stellen voor de selectie en benoeming bij belangrijke publieke functies. Zo'n gedragscode moet volgens de ombudsman ook openbaar zijn.

    Schijn partijdigheid vermijden

    De aanleiding voor deze aanbeveling is een klacht over de benoemingsprocedure van de voorzitter van het CTG. In de wet is vastgelegd dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de voorzitter en de overige leden van het CTG benoemt. Voor de vacature van voorzitter is eind 2003 een advertentie geplaatst. Er is een selectiecommissie ingesteld om kandidaten voor de functie te selecteren. De benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid en maatschappelijke kennis en ervaring. De selectiecommissie heeft een aantal sollicitanten ontvangen en vervolgens aan de minister van VWS een voordracht gedaan van twee personen. De minister heeft één van deze mensen, te weten de heer De Grave, begin 2004 benoemd.

    In zijn onderzoek constateert de Nationale ombudsman dat de minister geen directe invloed heeft uitgeoefend op de selectie en de voordracht van de kandidaten. Wel is gebleken dat de minister voorafgaand aan de procedure een gesprek heeft gehad met één kandidaat om hem te attenderen op de vacante functie, namelijk de heer De Grave. De Nationale ombudsman vindt dit ongewenst. De minister is immers degene die de voorzitter van het CTG benoemt. Hij had daarom de schijn van partijdigheid moeten vermijden door zich te onthouden van een gesprek met één kandidaat. Dit klemt te meer omdat zij ook lid zijn van dezelfde politieke partij. Om dit soort problemen in de toekomst te voorkomen is een gedragscode noodzakelijk.