Regels gelden voor de burger, maar ook voor de CVOM

Op deze pagina

    Column
    vrouw in verpleegstersuniform

    Mevrouw De Jonge* werkt in een ziekenhuis. Op een avond rijdt zij na een nachtdienst naar huis met haar auto. Ze is net op weg als de politie haar van de weg haalt, omdat een koplamp en een achterlicht van haar auto kapot zijn. Ze schrikt ervan, want ze had het zelf nog niet gemerkt. Ze krijgt een bekeuring van €137. Ze snapt dat de politie het recht heeft om een bekeuring uit te schrijven, maar vindt het wel een beetje flauw. Ze laat haar auto keurig onderhouden door een erkende garage. Als de agent haar een waarschuwing had gegeven, was ze gelijk de volgende dag naar de garage gegaan om de lichten te laten maken. Want ze snapt ook wel dat het niet veilig is om met kapotte lampen te rijden.

    Iedereen die het niet eens is met een bekeuring, kan in beroep gaan bij de officier van justitie. Dat doet mevrouw De Jonge dan ook. Ze stuurt een brief naar de officier van justitie en legt uit waarom ze het niet eens is met de bekeuring. Vijf weken later krijgt ze een ontvangstbevestiging. Daarin staat dat ze binnen 16 weken een reactie zal krijgen op haar beroepschrift. Eventueel kunnen daar nog 10 weken bijkomen, maar als dat zo is, krijgt ze daarover schriftelijk bericht.

    En dan blijft het stil. Ze hoort niks na 16 weken en ze krijgt ook geen bericht dat de behandeling van haar bezwaar 10 weken langer duurt. Na een half jaar neemt mevrouw De Jonge contact op met justitie: waar blijft de reactie op haar beroepschrift? Ondertussen loopt bij haar de irritatie op. Zij krijgt wel gelijk een bekeuring voor haar kapotte lampen, maar justitie hoeft zich niet aan de regels te houden? Ze is zo geïrriteerd dat ze de overheid in gebreke stelt en een beroep doet op de Wet dwangsom. Daarin staat dat als de overheid zich niet aan de termijnen houdt, de burger een dwangsom kan eisen.

    En dan krijgt mevrouw De Jonge, ruim 8 maanden nadat ze haar beroepschrift heeft verzonden, een beschikking van de officier van justitie. Deze brief is gedateerd op 18 november. De officier schrijft dat haar beroep ongegrond is. Ze moet alsnog de bekeuring betalen. En wat schetst haar verbazing? De dag erna, op 19 november, krijgt ze nog een brief. Hierin staat dat er op 2 juli al op haar beroep is beslist, dus dat er geen termijnen zijn overschreden door justitie. Daarom heeft ze geen recht op een dwangsom.

    Het moet niet gekker worden! Wat is het nou? 2 juli of 18 november? Ze stapt naar de Nationale ombudsman. Die neemt contact op met de CVOM. Daar worden de beroepschriften namens het OM behandeld. De ombudsman vraagt een kopie op van de beslissing die op 2 juli zou zijn genomen. Maar dat blijkt niet te kunnen. De ombudsman dringt aan en dan gebeurt er wat. Mevrouw De Jonge krijgt bericht dat haar een dwangsom wordt toegekend. Dat is mooi! En de CVOM biedt excuses aan voor de manier waarop alles is gelopen. Mevrouw De Jonge is tevreden met de manier waarop haar klacht is afgehandeld.

    * Gefingeerde naam