Overheidsbemoeienis in privéleven De Roy van Zuydewijn niet gebleken

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    De klacht van De Roy van Zuydewijn dat de rijksoverheid zich heeft bemoeid met zijn privéleven is niet gegrond. De vermoedens van deze bemoeienis vinden geen steun in documenten of onder ede afgelegde getuigenverklaringen. Dit constateert de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, naar aanleiding van onderzoek naar de klachten die de advocaat van De Roy van Zuydewijn namens zijn cliënt heeft ingediend.

    De Nationale ombudsman heeft twee voorvallen onderzocht waarbij De Roy van Zuydewijn overheidsbemoeienis vermoedt. In 2001 zou de toenmalige directeur van het Kabinet der Koningin hebben geprobeerd informatie te krijgen bij het Bouwfonds over de rol van De Roy van Zuydewijn bij het fonds. Daarop zou de rijksrecherche een onderzoek hebben gedaan bij het fonds. Hierdoor is volgens de Roy van Zuydewijn in 2002 de samenwerking tussen hem en het Bouwfonds gestopt. Daarnaast werd hij door een reclamebureau gevraagd mee te werken aan een reclamespot voor de BOB-campagne. De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) zou in 2007 het reclamebureau hebben gezegd hier niet van gediend te zijn.

    Uitkomsten onderzoek

    De Nationale ombudsman stelt vast dat het Kabinet der Koningin in 2001 informatie heeft ingewonnen over de rol van De Roy van Zuydewijn bij het Bouwfonds. Uit de getuigenverklaringen wordt echter op geen enkele manier aannemelijk dat er druk is uitgeoefend bij het Bouwfonds om de zakelijke relatie te verbreken. De reden voor de beëindiging waren twijfels binnen het Bouwfonds over het nut van verdere samenwerking in verband met de kosten. De ombudsman stelt verder vast dat de rijksrecherche geen onderzoek heeft gedaan naar de rol van De Roy van Zuydewijn bij het fonds.

    Verder constateert de Nationale ombudsman dat het Ministerie van Algemene Zaken deelname van De Roy van Zuydewijn aan de BOB-campagne niet heeft gedwarsboomd. Er is een e-mail van het ene naar het andere reclamebureau waaruit zou kunnen worden afgeleid dat daarvan wél sprake is geweest. Uit de getuigenverklaringen blijkt echter dat het hoofd campagnemanagement van de RVD telefonisch aan de directeur van het reclamebureau heeft meegedeeld dat er om inhoudelijke redenen bij de BOB-campagne geen bekende Nederlanders worden ingezet. Het hoofd heeft dit meegedeeld zonder enige ruggespraak naar het Ministerie.

    De Nationale ombudsman concludeert dan ook dat de klachten feitelijke grondslag missen en niet gegrond zijn. De vermoedens van De Roy van Zuydewijn dat er sprake zou zijn van inmenging van de rijksoverheid in zijn privéleven worden niet gestaafd door documenten en de getuigenverhoren.

    Onderzoek

    Het doel van het onderzoek is om helderheid te krijgen over deze twee onderwerpen waarover de nodige vermoedens circuleren. Omdat er bijna geen schriftelijke stukken zijn waarop de klachten zijn gebaseerd, zijn getuigen onder ede gehoord. Het gaat om elf getuigen, waaronder (oud-)medewerkers van het Bouwfonds, de reclamebureaus en de rijksoverheid. De Roy van Zuydewijn en zijn advocaat, en het Ministerie van Algemene Zaken hebben in het kader van het onderzoek gereageerd op vragen en op de verklaringen. Op aandringen van de advocaat is aan het eind van het onderzoek nog een aantal getuigen gehoord omdat deze mensen naar zijn mening nog belangrijke informatie zouden kunnen verschaffen. Het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet van de Koningin en de voormalige directeur van het Kabinet hebben hun medewerking verleend aan het onderzoek.