Rapportage behandeling politieke gedetineerden vijftig jaar onvindbaar

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    Een rapportage uit 1950 over de slechte behandeling van politieke gedetineerden in de Scheveningse gevangenis na de bevrijding in 1945 is lang onvindbaar geweest in de archieven van het Ministerie van Justitie. Daardoor hebben de nabestaanden van M. Rost van Tonningen, lid van de NSB, meer dan vijftig jaar niet de juiste informatie gekregen over de toedracht van de dood van hun vader. De Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, vindt dat de minister van Justitie moet erkennen dat het ministerie in het verleden onvoldoende aandacht heeft gegeven aan dit belang van de nabestaanden. Dit stelt de ombudsman in een rapport naar aanleiding van een klacht van de tweede zoon van Rost van Tonningen.

    De klacht van E. Rost van Tonningen is dat het Ministerie van Justitie niet wil toegeven, dat er te weinig aandacht is gegeven aan het belang van de nabestaanden om goed te worden geïnformeerd over de dood. M. Rost van Tonningen, tijdens de Tweede Wereldoorlog vooraanstaand lid van de NSB, vond in 1945 de dood, twee dagen nadat hij was overgebracht naar de Scheveningse gevangenis. Politieke gevangenen werden daar voortdurend blootgesteld aan wreedheid en vernedering. Zijn weduwe heeft in 1950 en in 1970 aan het Ministerie van Justitie informatie gevraagd over de toedracht van zijn dood. Zij kreeg beide keren te horen dat het ministerie alleen beschikte over informatie die al was gepubliceerd in het maandblad van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie van september 1947. Haar zoon heeft vanaf 2004 informatie opgevraagd. Hij kreeg wel diverse documenten, waaronder de rapportage van de Procureur-Fiscaal bij de Bijzondere Raad van Cassatie Van Tuyll van Serooskerken, met getuigenverklaringen, van oktober 1950, over de slechte behandeling van politieke gevangenen in 1945.

    Geheim

    Uit het onderzoek van de ombudsman blijkt dat het Ministerie van Justitie in 1970 wist dat deze rapportage van Van Tuyll van Serooskerken bestond, maar dat niemand hem kon vinden. Dat kwam omdat de rapportage in 1951 de stempel “geheim” heeft gekregen. Er is toen niet geregistreerd waar de rapportage was opgeborgen en hoe inzage kon worden verkregen. Brenninkmeijer vindt dat het ministerie zich vanaf 2004 wel heeft ingespannen om documenten te zoeken die relevant zijn voor het lot van Rost van Tonningen. Dat eerder geen openheid is gegeven, vindt hij niet juist. Zo zijn niet alleen voor de nabestaanden de feiten rond de dood van Rost van Tonningen te lang verborgen gebleven, maar ook informatie over hoe de Nederlandse autoriteiten kort na de Tweede Wereldoorlog zijn omgegaan met politieke gevangenen.