Overeenkomst Defensie-Spijkers behoorlijk uitgevoerd

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    Het Ministerie van Defensie heeft aan zes van de acht onderdelen van de overeenkomst met de heer Spijkers behoorlijk uitvoering gegeven. Het ministerie heeft wel op een bepaald moment onjuiste informatie gegeven over de stand van zaken rond de Koninklijke onderscheiding voor de heer Spijkers. Ook is een onduidelijk beeld gegeven van de termijn waarbinnen de rectificatie van zijn dossier zou plaatsvinden. Dit constateert de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, op basis van een vandaag verschenen onderzoek.

    De heer Spijkers, voormalig maatschappelijk werker van het Ministerie van Defensie, was klokkenluider in de kwestie van de ongelukken met de AP-23 landmijn in 1983 en 1984. De heer Spijkers en het Ministerie van Defensie belandden vervolgens in een langdurig conflict. In november 2002 is, mede naar aanleiding van een rapport van de Nationale ombudsman, een ‘vaststellingsovereenkomst’ ondertekend door beide partijen. De overeenkomst had tot doel om het conflict op te lossen. Drie jaar na ondertekening van deze overeenkomst bleek uit kamervragen en berichten in de media dat er nog steeds problemen waren tussen de heer Spijkers en het ministerie.

    Nadat een bemiddeling door de Nationale ombudsman zonder resultaat bleef, is de ombudsman een schriftelijk onderzoek gestart naar de manier waarop het Ministerie van Defensie uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst.

    Uitvoering overeenkomst

    In de overeenkomst zijn afspraken vastgelegd over acht onderdelen als excuses, een financiële genoegdoening van € 1,6 miljoen, vergoeding van kosten van advocaten en artsen, voordracht voor een Koninklijke onderscheiding en rectificatie van het dossier.

    Een aantal punten, zoals de vergoeding van de kosten aan een arts, is nog niet afgerond. De ombudsman stelt op basis van zijn onderzoek vast, dat dit het Ministerie van Defensie niet valt te verwijten.

    Wel constateert de Nationale ombudsman dat het ministerie ten onrechte al in februari 2003 heeft gemeld dat de heer Spijkers was voorgedragen voor een Koninklijke onderscheiding. Op dat moment ging het nog alleen om een intern voorstel. 

    Daarnaast heeft het ministerie bij herhaling aan de heer Spijkers en de Tweede Kamer een verkeerd beeld gegeven van de termijn waarbinnen de zogenaamde administratieve rectificatie zou worden afgerond. Deze bepaling in de overeenkomst houdt in dat informatie over de heer Spijkers uit de systemen van het ministerie zouden worden verwijderd. Dat bleek een juridisch ingewikkelde en langdurige kwestie.