Justitie en Buitenlandse Zaken hebben verantwoordelijkheden laten liggen

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    De ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken hebben verantwoordelijkheden laten liggen bij de toelating van vreemdelingen. Hierdoor hebben vreemdelingendiensten hun werk niet naar behoren gedaan. De wachttijden voor het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en het verkrijgen of verlengen van een verblijfsvergunning zijn daardoor enorm opgelopen. Ook de bereikbaarheid van de diensten is in het gedrang gekomen. Dat concludeert de Nationale ombudsman naar aanleiding van zijn onderzoek naar het functioneren van de vreemdelingendiensten. Hij roept de betrokken overheidsinstanties op om vreemdelingen dit soort problemen in de toekomst te besparen en doet daarvoor diverse aanbevelingen.

    Een zorgwekkende toename in het aantal klachten was voor de Nationale ombudsman aanleiding om in mei 2002 een onderzoek te starten naar de wijze waarop een aantal vreemdelingendiensten uitvoering heeft gegeven aan taken met betrekking tot de toelating van vreemdelingen in Nederland. Bij het onderzoek zijn de vier vreemdelingendiensten betrokken waarover de meeste klachten zijn ontvangen: Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Hollands Midden en Rotterdam-Rijnmond. Ook de verantwoordelijkheden op dit gebied van de staatssecretaris van Justitie (nu: minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie) en de minister van Buitenlandse zaken zijn bij dit onderzoek betrokken. Het onderzoek heeft betrekking op de periode januari 2001 tot april 2002.

    Toename klachten

    Vreemdelingen (geen asielzoekers) die in Nederland willen studeren, werken of wonen, krijgen met de vreemdelingendiensten te maken voor een aanvraag voor een mvv en voor verlening of verlenging van een verblijfsvergunning. De Nationale ombudsman werd geconfronteerd met een opvallende toename in het aantal klachten over de vreemdelingendiensten: in 1999 werden 50 klachten ingediend, in 2001 waren dat er 429 (2002: 486). De klachten gingen met name over de behandelingsduur van aanvragen om een verblijfsvergunning, lange duur van de advisering van de vreemdelingendienst aan de Visadienst over mvv's, problemen bij de afgifte van verblijfsdocumenten en slechte bereikbaarheid van de vreemdelingendiensten.

    Conclusies

    De vreemdelingendiensten, hun korpsbeheerders, de staatssecretaris van Justitie en de minister van Buitenlandse zaken zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het tijdig behandelen van mvv-aanvragen. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman blijkt dat deze gezamenlijke verantwoordelijkheid niet als zodanig werd ervaren. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de korpsbeheerders lange tijd geen (echte) aandacht hebben besteed aan de problemen van de vreemdelingendiensten, die ontstonden door een toename in het aantal aanvragen en wetgeving die steeds veranderde en complexer werd. De staatssecretaris van Justitie heeft, zo stelt de ombudsman, de problemen wel gesignaleerd, maar de aanpak daarvan niet stevig genoeg ter hand genomen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn taken rond het verlenen van mvv's geheel gemandateerd aan de Visadienst. Uit het onderzoek blijkt dat hij afstand nam van de problemen die zich rond mvv-verlening hebben voorgedaan. Hij miskent daarmee dat hij als mandaatverlener wel degelijk verantwoordelijkheid droeg voor de werkzaamheden die de vreemdelingendiensten verrichtten in dit kader.

    Gevolg

    Het ontbreken van een gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel heeft zich geuit in gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de betrokken diensten onderling en tussen de diensten en de vreemdelingen. De telefonische en fysieke bereikbaarheid van de vreemdelingendiensten kwam erdoor in het gedrang. Daarnaast bewaakte geen van de betrokken diensten de voortgang van de behandeling van aanvragen. Een gemeenschappelijk registratiesysteem hiervoor ontbrak. De wachttijd voor het verkrijgen van een mvv of een verblijfsvergunning kon zo oplopen tot ruim een jaar, terwijl voor een mvv een beslistermijn is voorgeschreven van drie maanden. De beslistermijn voor een verblijfsvergunning is wettelijk vastgelegd en bedraagt zes maanden.

    Hoe verder?

    Op dit moment worden taken op het gebied van de toelating van vreemdelingen overgeheveld naar de IND. De Nationale ombudsman verwacht dat al het mogelijke wordt gedaan om ervoor te zorgen dat vreemdelingen in de nieuwe situatie de eerdere problemen bespaard zullen blijven. Daartoe benadrukt hij het belang van het beschikbaar stellen van voldoende personeel, goede aansturing en bereikbaarheid. <p>De Nationale ombudsman doet de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dan ook de aanbeveling de nu betrokken diensten voldoende uit te rusten, zodat zij de taken naar behoren kunnen uitvoeren. Verder doet de Nationale ombudsman aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gezamenlijk de aanbeveling om een wettelijke regeling tot stand te brengen, waarin een termijn wordt vastgelegd waarbinnen een mvv-aanvraag moet worden behandeld. Zo'n wettelijke termijn ontbreekt nu.