2014/010: Politie richt schade aan tijdens een huiszoeking op een vals opgegeven adres

Rapport

Op 13 maart 2012 werd verdachte X. door de politie Rotterdam aangehouden. Verdachte X. stond ingeschreven op adres Y. te Schiedam. Verdachte X. had de politie echter verteld dat hij een kamer huurde voor 200 euro op het adres Z. te Rotterdam, waarvan verzoeker eigenaar was. De officier van justitie gaf vervolgens opdracht aan de politie om het pand op adres Z. te doorzoeken. De voordeur van het pand werd geforceerd, evenals drie van de vijf kamerdeuren die afgesloten in het pand werden aangetroffen.

Verzoeker diende een verzoek tot schadevergoeding in bij – uiteindelijk – het College van procureurs-generaal (hierna: het College). Verzoeker gaf aan dat hij verdachte X. niet kende, en dat hij ook zeker geen kamer verhuurde aan verdachte X. Hij verzocht het College dan ook zijn schade van € 914,- exclusief BTW te vergoeden.

Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal weigert zijn schade te vergoeden die op 13 maart 2012 is ontstaan als gevolg van het binnentreden door de politie Rotterdam in het pand waar verzoeker eigenaar van is.

Hoewel het in de regel moeilijker is om aan te tonen door een verhuurder dat hij geen kamer verhuurt aan een bepaald persoon dan dat hij dat wél doet, is de Nationale ombudsman van oordeel dat verzoeker in dit geval aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen kamer verhuurde aan verdachte X. Uit de notariële akte is gebleken dat verzoeker het huis zonder huurders heeft gekocht. Ook volgde uit de GBA-gegevens niet dat verdachte X. op het adres van het pand van verzoeker stond ingeschreven. Daarnaast bleken er ook geen persoonlijke goederen van X. in verzoekers pand te liggen - zoals ook bevestigd in de reactie van de minister - hetgeen verzoekers argwaan had kunnen wekken over een mogelijk heimelijk verblijf. De bewijslast van eigen schuld ligt volgens de regels van het civiele recht bij de partij die hierop een beroep doet, derhalve in dit geval bij justitie. In dit geval heeft justitie op geen enkele wijze aangetoond dat verzoeker een kamer verhuurde aan X. Bovendien heeft noch het College noch de minister gesteld dat verzoeker op enigerlei wijze betrokken was bij dan wel wist of behoorde te weten over de gedragingen van verdachte X.

Alles overziend is de Nationale ombudsman dan ook van oordeel dat de kosten van de inval niet tot het normale maatschappelijke risico van verzoeker behoorden, en dat nu niet aannemelijk is dat verdachte X. een kamer in verzoekers pand huurde, artikel 6:101 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is.

Redelijkheidsvereiste, niet behoorlijk

Aanbeveling

De Nationale ombudsman geeft de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland in overweging om opnieuw te beslissen op de schadeclaim van verzoeker van € 914,- exclusief BTW met inachtneming van hetgeen de Nationale ombudsman hiervoor heeft overwogen.

Instantie: College van procureurs-generaal te Den Haag

Klacht:

geweigerd verzoekers schade te vergoeden die op 13 maart 2012 is ontstaan als gevolg van het binnentreden door de politie Rotterdam in het pand waar verzoeker eigenaar van is

Oordeel:

Gegrond