2012/107: Gescheiden moeder klaagt over benadeling door Ca in procedure om teruggeleiding kinderen naar vader in Griekenland

Rapport

Verzoekster reisde haar Griekse partner en hun 2 kinderen achterna naar Griekenland om haar huwelijk te redden. Een half jaar later besloot zij om met haar, inmiddels, drie kinderen weer naar Nederland terug te keren, omdat het huwelijk was gestrand. Haar ex-echtgenoot deed hierop zowel aan de Griekse rechter als aan de Centrale autoriteit (Ca) een verzoek om teruggeleiding van de kinderen naar Griekenland. De Griekse rechter bepaalde dat geen sprake was van internationale kinderontvoering, omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland was. De Ca deed een verzoek om teruggeleiding aan de Nederlandse rechter.

Verzoekster klaagde erover dat de Ca haar had benadeeld tijdens de procedure naar aanleiding van het verzoek van haar ex-echtgenoot. Zij was van mening dat de Ca hiermee een eerlijke rechtsgang voor haar belemmerde.

De Nationale ombudsman nam allereerst de rechterlijke overwegingen in acht dat de Ca, ondanks de rechterlijke uitspraak in Griekenland, een verzoek om teruggeleiding aan de rechter mocht doen en dat de rechter in Nederland hier vervolgens over mocht oordelen.

De ombudsman overwoog voorts dat de Ca de wettelijke taak had om de ex-echtgenoot als verzoekende partij bij te staan bij het verzekeren van de onmiddellijke terugkeer van de kinderen. Dat verzoekster zich door de procesvertegenwoordiging van de Ca bezwaard voelde, was begrijpelijk en zelfs algemeen erkend (na wetswijziging ingaande 1 januari 2012 treedt de Ca niet meer als procesvertegenwoordigende partij op), maar dit maakte niet dat zij tijdens de procedure was belemmerd in haar rechtsgang. De Ca voerde in deze zaak haar taken binnen de toen geldende Uitvoeringswet Internationale kinderontvoering uit, waarbij zij geen rekening hoefde te houden met de Griekse rechterlijke uitspraak. Verzoekster mocht vervolgens alle procedurele kansen benutten die binnen het wettelijk kader hieromtrent openstonden. De Ca handelde daarom conform het beginsel van fair play. De ombudsman achtte de klacht niet gegrond.

Wel was de Nationale ombudsman van oordeel dat de Ca zich tijdens de procedure onnodig offensief naar verzoekster toe had opgesteld. Dat de Ca zich ten aanzien van deze opstelling mede beriep op haar uit het verdrag voortvloeiende taak om de verzoekende partij te vertegenwoordigen was op zich niet onjuist, maar in dit geval, tijdens een juridisch geschil omtrent de invulling van het begrip gewone verblijfplaats, was deze opstelling niet functioneel en had het de procedure voor verzoekster extra belastend gemaakt.

Overige klachtonderdelen

Klacht over teruggeleiding kinderen door Ca midden in het schooljaar.

Instantie: Centrale autoriteit Internationale kinderontvoering

Klacht:

verzoekster benadeeld tijdens de procedure naar aanleiding van het verzoek van haar ex-echtgenoot van 27 maart 2010 om teruggeleiding van hun kinderen naar Griekenland

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Centrale autoriteit Internationale kinderontvoering

Klacht:

niet aan het belang van verzoeksters kinderen gedacht, door de teruggeleiding naar Griekenland te willen laten plaatsvinden midden in hun schooljaar

Oordeel:

Niet gegrond