2012/075: Ouders klagen over onzorgvuldig onderzoek RvK bij uithuisplaatsing van hun kinderen

Rapport

Drie jonge kinderen werden geheel onverwachts uit huis geplaatst. Het duurde vervolgens bijna negen maanden voordat de kinderen weer terug werden geplaatst. De Raad voor Kinderbescherming heeft de kinderen uit huis gehaald omdat de kinderen veel van school werden thuis gehouden, een ontwikkelingsachterstand hadden, een van de kinderen door zijn vader was geslagen en omdat de moeder van de kinderen de opvoeding niet aankon wegens psychiatrische problematiek.

De ouders klaagden erover dat de Raad geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de situatie van de kinderen. Volgens de ouders baseerde de Raad zijn idee dat ze spoedig bij hen weg moesten op onjuiste informatie. Naar hun mening stond de Raad ook na de uithuisplaatsing niet open voor andersluidende verklaringen en heeft de Raad de rechter en andere betrokkenen eenzijdig en onjuist geïnformeerd. Ook klaagden zij erover dat de Raad te weinig gevolgen heeft verbonden aan de uitspraak van de klachtencommissie.

De beslissing om een kind uit huis te plaatsen is de meest ingrijpende maatregel in de jeugdbescherming, zowel voor het kind als voor de ouders. Die beslissing dient dan ook met de grootst mogelijke zorgvuldigheid genomen te worden. Dit betekent dat de Raad, ook in geval van een acute situatie, zich een nauwkeurig beeld moet vormen van de ontwikkelingen en bedreigingen van het kind voordat het daadwerkelijk besluit de rechter te vragen een kind uit huis te plaatsen.

De Raad heeft een eigen verantwoordelijkheid om de juistheid en betrouwbaarheid van de door Bureau Jeugdzorg aangeleverde informatie te controleren en een eigen inschatting te maken van de ernst van de situatie.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat de Raad zich ten tijde van de uithuisplaatsing geen eigen oordeel heeft gevormd over de actuele psychische situatie van de moeder en dat de informatie aan de rechter ook op andere punten onvoldoende was onderbouwd. De Raad heeft geen open houding ingenomen ten aanzien verzoekers maar steeds bevestiging gezocht van het eerder door Bureau Jeugdzorg ingenomen standpunt.

Hiermee heeft de Raad gehandeld in strijd met het vereiste van goede voorbereiding

De Nationale ombudsman concludeert dat de Raad er niet alles aan heeft gedaan om na de uithuisplaatsing een juist inzicht te krijgen in de situatie van verzoekers en hun kinderen met als gevolg dat alle betrokkenen in deze visie zijn meegegaan en de uithuisplaatsing daardoor langer duurde.

De Raad heeft hiermee gehandeld in strijd met het vereiste van onpartijdigheid.

De Nationale ombudsman geeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in overweging om zich tezamen met de Raad en de andere ketenpartners, aan de hand van deze casus te bezinnen op de gevolgde werkwijze en na te denken over waarborgen om dit soort situaties in het vervolg zoveel als mogelijk te voorkomen.

Verder geeft de Nationale ombudsman de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in overweging om in samenspraak met de Raad te komen tot erkenning en een passende vorm van excuses richting verzoekers.

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming

Klacht:

geen zorgvuldig onderzoek verricht voorafgaande aan het verzoek tot uithuisplaatsing

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming

Klacht:

raadsonderzoek na de uithuisplaatsing

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming

Klacht:

klachtbehandeling

Oordeel:

Gegrond