2012/024: Ouders overleden dochter klagen dat AMK onderzoek naar kindermishandeling door schoonzoon stopt

Rapport

In februari 2009 werden de kleinkinderen van verzoekers door hun vader ongeoorloofd meegenomen naar Amerika, nadat hij eerst bij het AMK aangaf dat de moeder van de kinderen (verzoekers dochter) hen zou hebben mishandeld. Na deze melding ontstond bij het AMK blijkbaar niet het vermoeden dat vader zich wel eens schuldig zou kunnen gaan maken aan internationale kinderontvoering. Ook nam het AMK geen maatregelen om de terugkeer van de kinderen te bespoedigen. Wel deed het AMK onderzoek naar de melding van mishandeling en bevroeg de moeder van de kinderen in het bijzijn van twee leerkrachten over de vermoedelijke kindermishandeling en over haar roerige verleden, zonder daarbij rekening te houden met de situatie dat haar kinderen net waren ontvoerd. Nog diezelfde dag deed de moeder een poging tot suïcide waardoor zij in coma raakte en enige weken later overleed.

Verzoekers klaagden erover dat het AMK het onderzoek naar de door de vader gedane melding van kindermishandeling door hun dochter had stopgezet nadat hun dochter was overleden.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het AMK niet onjuist had gehandeld door het onderzoek stop te zetten. Nu de kinderen niet meer in de door de melder genoemde situatie verkeerden en door het in coma raken van moeder en hun vertrek naar Amerika ook niet meer konden verkeren, was de reden tot onderzoek en de noodzaak tot een beslissing omtrent het vaststellen van de kindermishandeling voor het AMK komen te vervallen. Dit nam echter niet weg dat het AMK, zeker in een tragische situatie als deze, meer had kunnen luisteren naar hetgeen verzoekers dwars zat. Tezamen met verzoekers had dan gezocht kunnen worden naar mogelijkheden om op proportionele wijze aan hun belangen tegemoet te komen. De angst dat de kinderen later kunnen denken dat hun moeder daadwerkelijk schuldig was aan kindermishandeling, was immers begrijpelijk. In dat kader was de Nationale ombudsman van oordeel dat het AMK binnen zijn mogelijkheden een stap verder had kunnen gaan door verzoekers zelf de informatie aan te laten dragen die volgens hen zouden aantonen dat kindermishandeling door hun dochter niet aannemelijk was. Deze stukken hadden aan het dossier kunnen worden toegevoegd. Hier werd getoetst aan het vereiste van actief luisteren naar de burger. De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond en deed de aanbeveling om verzoekers alsnog bepaalde informatie te laten aanleveren, die in het dossier konden worden gevoegd.

Verder klaagden verzoekers erover dat het Bureau Jeugdzorg had geweigerd om hen het dossier te laten inzien dat was opgesteld ten aanzien van hun dochter en hun kleinkinderen vanaf het moment van de melding. De Nationale ombudsman oordeelde dat ondanks dat verzoekers veel voor de kleinkinderen hadden gezorgd, zij op grond van de bepalingen in de Wet op de Jeugdzorg en het privacyreglement geen inzage hadden in het dossier ten aanzien van hun dochter en kleinkinderen. Het feit dat de rechter had bepaald dat sprake is van family life en/of dat zij wettelijk vertegenwoordigers van hun overleden dochter waren, deed hieraan niet af.

De Nationale ombudsman zag echter niet in waarom verzoekers, die als medeverzorgende grootouders belang hadden in deze zaak, geen informatie zouden kunnen verkrijgen over de stappen die het AMK had ondernomen. Verstrekking hiervan is immers mogelijk zonder inzage in het dossier, en had door Bureau Jeugdzorg verstrekt kunnen worden. Door echter het verzoek om informatie direct te benaderen vanuit wettelijke beperkingen in het kader van de privacywetgeving, in plaats van met open houding te bezien hoe wél aan de belangen van verzoekers kon worden tegemoet gekomen, schoot Bureau Jeugdzorg tekort in het geven van inzicht in de procedures die tot de beslissingen leidden. Er werd getoetst aan het vereiste van transparantie. De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond.

De Nationale ombudsman bood bemiddeling aan bij het binnen de juridische kaders alsnog verstrekken van nog ontbrekende informatie van het AMK.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland

Klacht:

onderzoek naar een door de ex-partner van verzoekers dochter gedane melding, dat de dochter hun kinderen had mishandeld, stopgezet nadat hun dochter is overleden

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland

Klacht:

geweigerd om verzoekers het dossier te laten inzien dat is opgesteld ten aanzien van den hun dochter en hun kleinkinderen vanaf het moment van de melding

Oordeel:

Gegrond