2010/138

Rapport

Verzoeksters zoon meldde zich in januari 2007 ziek wegens psychische klachten. Er werd een Ziektewetuitkering aan hem toegekend. Vanaf dat moment vond regelmatig telefonisch contact plaats tussen verzoekster en een verzekeringsarts van het UWV; ook bezocht verzoeksters zoon enkele malen het spreekuur van de verzekeringsarts. Hij werd dan altijd begeleid door één of beide ouders. Op 3 maart 2008 bezocht verzoekster met haar zoon het spreekuur van verzekeringsarts X.

Verzoekster klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat arts X haar zoon tijdens dat spreekuurcontact onheus had bejegend doordat hij zijn oordeel over haar zoon al had gevormd zonder nader lichamelijk onderzoek te verrichten en doordat hij niet naar haar zoon had geluisterd. De avond na het spreekuur had haar zoon een zelfmoordpoging gedaan.

De Nationale ombudsman stelde vast dat het beeld, dat verzoekster en de verzekeringsarts bij het spreekuurcontact hadden, niet overeenkwam. De verzekeringsarts kenschetste verzoekster als dominant, een vrouw die tijdens het gesprek op de voorgrond trad en haar zoon nauwelijks de kans gaf om aan het woord te komen. Ook vond hij haar manipulatief. Verzoekster daarentegen gaf aan dat de verzekeringsarts zijn oordeel al klaar had, niet geïnteresseerd was in haar zoon, nergens naar vroeg en vanachter zijn bureau vaststelde dat hij wel weer kon werken.

Op grond van de gedragscode voor verzekeringsartsen laat de verzekeringsarts zijn gedrag mede bepalen door het feit dat hij zich bewust is van zijn specifieke positie tegenover de cliënt. De verzekeringarts neemt passende maatregelen wanneer een dialoog volgens hem of de cliënt onvoldoende mogelijk is. Acht hij een objectieve beoordeling ernstig belemmerd door een verstoorde communicatie, dan bespreekt hij dit met de cliënt. Samen met de cliënt zoekt hij dan naar een oplossing.

Vaststaat dat verzoekster en haar zoon zich onvoldoende gehoord en onvoldoende serieus genomen voelden, zo constateerde de Nationale ombudsman. Wellicht speelde verzoeksters opstelling, zoals de verzekeringsarts aangaf, hierbij een rol. Dat nam echter niet weg dat het aan de verzekeringsarts was om de situatie, vanuit zijn professionaliteit, in de hand te houden en ervoor te zorgen dat toch een zinvol gesprek mogelijk was. De Nationale ombudsman stelde vast dat hij hierin niet was geslaagd.

De klacht is gegrond. vereiste van professionaliteit.

Andere klacht: dat het UWV te Groningen haar klacht over de bejegening door deze verzekeringsarts op 17 juni 2008 ongegrond heeft verklaard zonder hiervoor een deugdelijke motivering te geven.

Instantie: UWV Groningen

Klacht:

Klacht over bejegening door verzekeringsarts UWV Leeuwarden ongegrond verklaard zonder hiervoor een deugdelijke motivering te geven.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: UWV Leeuwarden

Klacht:

Tijdens spreekuur onheus bejegend doordat het oordeel over verzoekers zoon al was gevormd zonder nader lichamelijk onderzoek te verrichten en niet naar verzoekers zoon te luisteren.

Oordeel:

Gegrond