2006/397

Rapport

Verzoeker riep in de nacht van 10 april 2005 vanaf de fiets naar de zoon van een politieambtenaar: "Ik vind je een sukkel". Er ontstond een woordenwisseling. Een ter plaatse aanwezige politieambtenaar constateerde een (dreigende) verstoring van de openbare orde en trad op. Hij liep op verzoeker toe en vroeg hem herhaalde malen om zijn personalia. Verzoeker weigerde hem deze informatie te geven, waarop de politieambtenaar hem aanhield wegens het niet-opvolgen van een ambtelijk bevel.

Verzoeker klaagde erover dat twee politieambtenaren hem die dag hadden aangehouden.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. In de APV van de betreffende gemeente is bepaald dat het verboden is om op de weg onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden. Gelet op verzoekers gedrag op de bewuste locatie, waar al herhaalde malen incidenten hadden plaatsgevonden, konden de politieambtenaren verzoeker in redelijkheid aanmer­ken als verdachte van de overtreding van deze bepaling uit de APV. De politieambtenaren waren dan ook bevoegd om verzoeker staande te houden en naar zijn naam te vragen. Nu er sprake was van ontdekking op heterdaad waren zij tevens bevoegd om verzoeker aan te houden wegens een verdenking van het overtreden van de bepaling uit de APV. De vraag was echter of het voor de politieambtenaren mogelijk was geweest om de zaak op een voor verzoeker minder ingrijpende wijze af te doen. Een alternatief had volgens de Nationale ombudsman kunnen worden gevonden in het verzoeker eerst vragen en zo nodig sommeren om zijn weg te vervolgen. Dat de politieambtenaren niet eerst hadden geprobeerd om een (verdere) escalatie van de situatie te voorkomen door verzoeker te vorderen zich te verwijderen leverde strijd op met het evenredigheidsvereiste.

De Nationale ombudsman achtte de gedraging "niet behoorlijk".

Verzoeker klaagde er verder over dat een politieambtenaar hem de hand­boeien had omgedaan.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Volgens de korpsbeheerder verzette verzoeker zich fysiek door te duwen en te trekken. Gesteld dat hij inderdaad duwde en trok, dan was naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet aannemelijk dat verzoeker zich hiermee op zodanige wijze tegen zijn aanhouding verzette dat boeien noodzakelijk was. Het duwen en trekken leverden naar het oordeel van de Nationale ombudsman een gering veiligheidsrisico op, dat onvoldoende is om het gebruik van de handboeien te kunnen rechtvaardigen. Het gebruik van de handboeien was dan ook in strijd met verzoekers recht op onaantast­baarheid van zijn lichaam.

De Nationale ombudsman achtte ook deze gedraging "niet behoorlijk".

Verder: het zich onpartijdig opstellen door de politie en het verstrekken van vertrouwelijke informatie

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

Optreden politieambtenaar: aangehouden en overgebracht naar politiebureau, geboeid.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

Onvoldoende onpartijdig opgesteld in conflict door op te treden tegen verzoeker doch niet tegen zoon van politieambtenaar die ook betrokken was bij conflict.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

(onjuiste) informatie verschaft met betrekking tot strafvervolging van een derde.

Oordeel:

Geen oordeel