2006/393

Rapport

De werkgever van verzoeker diende bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) te Eindhoven een ontslagaanvraag in voor een groot aantal werknemers, waaronder verzoeker, wegens bedrijfseconomische redenen.

Verzoeker klaagde erover dat de CWI zijn werkgever toestemming had verleend de arbeidsverhouding met hem wegens bedrijfseconomische redenen te beëindigen. Volgens verzoeker had de CWI het anciënniteitsbeginsel niet goed toegepast.

De Nationale ombudsman overwoog dat van de CWI had mogen worden verwacht dat zij had onderzocht (bijvoorbeeld door de werkgever nadere informatie te vragen) waarom in het sociaal plan was bepaald dat het arbeidsverleden van het GAK en de BVG dienden te worden meegeteld en of daarmee gesproken kon worden van werkgevers die redelijkerwijze beschouwd konden worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.

Door dit niet te doen is de CWI uit een oogpunt van een actieve en adequate informatieverwerving jegens verzoeker tekortgeschoten. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Overige klachtonderdelen

- zwakke arbeidsmarktpositie van verzoeker

- herplaatsingsplicht van werkgever

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Verzoekers werkgever toestemming verleend de arbeidsverhouding met hem om bedrijfseconomische redenen te beëindigen waarbij het anciënniteitsbeginsel niet juist is toegepast.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Op grond van artikel 4:2 zesde lid van het Ontslagbesluit het anciënniteitsbeginsel buiten toepassing gelaten; op herplaatsing gerichte onderzoeksplicht van werkgever geschonden.

Oordeel:

Niet gegrond