2006/378

Rapport

Op 8 december 2003 omstreeks 16:50 uur traden politieambtenaren in de woning van verzoeker binnen om hem buiten heter­daad aan te houden. Verzoeker werd verdacht van (poging tot zware) mishandeling. Bij het binnentreden werd gebruik gemaakt van een zogenaamde "deurram". De politie­ambtenaren hielden verzoeker in zijn woning aan en brachten hem over naar het politiebureau.

Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaren zijn woning niet deugdelijk hadden afgesloten, of hadden laten afsluiten, toen zij hem meenamen naar het politiebureau. Volgens verzoeker hadden de politieambtenaren de deur moeten dichtspijkeren of een nieuw slot in de deur moeten (laten) monteren, zodat derden zich niet de toegang tot de woning konden verschaffen. Doordat de deur niet goed was afgesloten werden er volgens verzoeker later die dag spullen uit zijn woning gestolen.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. De politie moet, nadat zij zonder de toestemming van een bewoner in een woning is binnengetreden, na afloop zorg dragen voor een afdoende afdichting van die woning in die gevallen dat de bewoner daartoe zelf niet in staat is. Wanneer de bewoner wel tot het afsluiten van de woning in staat is, dan dient de politie hem daartoe in de gelegenheid te stellen, voordat de woning wordt achtergelaten.

De Nationale ombudsman vond het aannemelijk dat de politie verzoeker in de gelegenheid had gesteld om de deur zelf af te sluiten. De politie had verzoeker zelfs meermalen in de gelegenheid gesteld mee te werken aan het afsluiten van de woning: zowel bij het vertrek uit de woning, als later bij zijn voorgeleiding. Verzoeker werkte echter niet mee aan het afsluiten van de deur. De Nationale ombudsman merkte ook op dat verzoeker het risico op het forceren van zijn deur op de koop toe had genomen omdat hij de deur bewust niet had opengedaan voor de politie.

De politie had ervoor gekozen om verzoekers voordeur zoveel mogelijk dicht te trekken en de woning zo achter te laten. Gelet op de omstandigheid dat de deur waarschijnlijk met gebruik van de huissleutel had kunnen worden afgesloten, bezien in samenhang met verzoekers weigering om dit te proberen, was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie in redelijkheid hiermee had kunnen volstaan. De omstandigheden vergden niet dat de politie verdergaande zorg betrachtte. Het optreden van de politie leverde geen strijd op met het vereiste van professionaliteit.

De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging van de politie "behoorlijk".

Verder:

klacht over aanhouding

klacht over optreden n.a.v. aangifte

Instantie: Regiopolitie Brabant Noord

Klacht:

Aangehouden in woning; woning niet deugdelijk afgesloten toen verzoeker werd meegenomen naar bureau; onvoldoende actie ondernomen n.a.v. aangiften van vernieling.

Oordeel:

Niet gegrond