2006/374

Rapport

Verzoeker, 64 jaar, werd voor een supermarkt door een drietal mannen in elkaar geslagen. Hij deed hiervan aangifte bij de politie. Verzoeker klaagde er onder meer over dat zijn zaak pas na drie dagen was opgepakt door de politie.

De Nationale ombudsman stelde voorop dat het delict waarvan verzoeker aangifte deed, een ernstig delict betrof. Verzoeker was in een tamelijk weerloze staat (gezien zijn leeftijd en de overmacht van zijn aanvallers) op grove wijze mishandeld. Daarbij kwam de verdachte(n) van deze mishandeling met weinig inspanning hadden kunnen worden gevonden. Verzoeker had zijn aanvallers in detail beschreven en had aangeven waar deze verdachten zich regelmatig ophielden. Echter, ondanks de ernst van het delict en de voorhanden zijnde informatie, had de zaak bijna drie dagen stilgelegen. Gelet op de Aanwijzingen voor de opsporing, was die beslissing niet juist. De Nationale ombudsman overwoog dat wanneer er sprake is van een ingrijpend feit en/of de verdachte met weinig inspanning kan worden gevonden, er altijd opsporingshandelingen dienen te volgen en de zaak niet (voorlopig) terzijde mag worden gelegd. Het in dit geval niet zo spoedig mogelijk tot opsporing overgaan kon ook geen rechtvaardiging vinden in het door de korpsbeheerder aangevoerde capaciteitstekort c.q. de prioriteitenstelling.

Alles overziend was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie het opsporingsonderzoek naar de aangifte van verzoeker niet gedegen en voortvarend had uitgevoerd. Hiermee had de politie in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving gehandeld. De gedraging was niet behoorlijk.

Verzoeker klaagde er verder over dat de politie

- geen getuigen van de mishandeling had gehoord;

- tot drie maal toe een andere rechercheur op de zaak had gezet;

- hem geen adequate informatie had verstrekt over de voortgang van de zaak.

Tevens onderzocht de Nationale ombudsman uit eigen beweging de wijze waarop de korpsbeheerder bij de behandeling van verzoekers klacht toepassing heeft gegeven aan afdeling 9.1.2 van de Algemene bestuursrecht.

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Wijze waarop is omgegaan met aangifte van mishandeling: geen getuigen gehoord, pas na drie dagen aangifte beoordeeld waardoor bewijsmateriaal verloren is gegaan, tot drie maal toe andere rechercheur op zaak gezet, geen adequate informatie verstrekt over voortgang zaak.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Onderzoek uit eigen beweging naar wijze waarop bij de behandeling van verzoekers klacht toepassing is gegeven aan artikel 9.12 van de Awb.

Oordeel:

Gegrond