2006/293

Rapport

Verzoekers, echtelieden, deden gelijktijdig aangifte voor de inkomstenbelasting 2002. De aangiftes leidden niet tot verschuldigdheid van inkomstenbelasting. Naar aanleiding van de ingediende aangiftes legde de Belastingdienst aan hen beiden ongevraagd een voorlopige aanslag op waarbij de verhoogde gecombineerde heffingskorting werd uitbetaald. De Belastingdienst verrekende de uitbetaling echter met nog openstaande, oninbaar geleden belastingschulden. Na het opleggen van de definitieve aanslagen 2002 moesten beiden de heffingskorting, verhoogd met heffingsrente weer terugbetalen.

Verzoekers klaagden over de ongevraagde en onjuiste uitbetaling van de heffingskorting aan hen beiden en over de verrekening daarvan met oninbaar geleden belastingschulden.

De Nationale ombudsman overwoog dat de handelwijze van de Belastingdienst niet viel te billijken. Uit de beschikbare aangiftegegevens had het de Belastingdienst duidelijk kunnen zijn dat verzoekers geen recht zouden hebben op uitbetaling van de heffingskorting. Door deze gegevens niet (over en weer) te raadplegen had de Belastingdienst willens en wetens het risico genomen onjuiste voorlopige aanslagen op te leggen.

Nu het opleggen van de voorlopige aanslagen niet als behoorlijk kon worden aangemerkt, had hetzelfde te gelden door de toegepaste verrekening met de reeds oninbaar geleden belastingschulden. Door deze verrekening waren oninbaar geleden belastingschulden feitelijk omgezet in actuele, actief invorderbare belastingschulden.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de klacht gegrond was wegens schending van het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen.

De Nationale ombudsman deed de aanbeveling verzoekers ten aanzien van de invordering van hun belastingschulden te brengen in dezelfde positie als voor het opleggen van de voorlopige aanslagen en de heffingsrente terug te nemen.

Instantie: Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen

Klacht:

Verzoekers ten onrechte en ongevraagd algemene heffingskorting uitbetaald en deze uitbetaling vervolgens verrekend met reeds oninbaar verklaarde belastingschulden.

Oordeel:

Gegrond