2006/123

Rapport

Verzoekers, een echtpaar, klagen over de gang van zaken tijdens de procedure ter verkrijging van een mvv voor de echtgenote en haar minderjarige kind. De procedure werd gestart in oktober 2002 en eindigde bijna twee jaar later juli 2004 met de afgifte van de gevraagde mvv's door de ambassade.

Verzoekers klagen er over dat de minister van Buitenlandse Zaken gedurende de beroeps­procedure ter verkrijging van de mvv's onduidelijkheid heeft geschapen en heeft laten bestaan over de vraag op welke aanvraag op 12 juni 2003 in eerste aanleg en op 4 september 2003 in bezwaar werd beslist; de mvv-aanvraag ingediend op de Nederlandse ambassade te Rabat (Marokko) of het door de referent ingediende verzoek om advies, ingediend bij de korpschef van het regionale politiekorps Zeeland.

Verzoekers klagen er ook over dat de procedure extra vertraging heeft opgelopen doordat de Nederlandse ambassade te Rabat (Marokko) pas op 7 juli 2004 is overgegaan tot afgifte van de mvv.

Tenslotte klagen verzoekers erover dat de minister, ondanks de geschetste gang van zaken, nog geen verontschuldigingen heeft aangeboden.

Ten aanzien van de eerste klacht overweegt de No dat de minister, bij monde van de Landsadvocaat de verkeerde informatie verstrekte over de uitvoeringspraktijk die bestond ten aanzien van zogenaamde dubbele mvv-aanvragen. Ten aanzien van de tweede klacht overweegt de No dat de Awb geen aanvullende vereisten stelt over het moment waarop uiterlijk tot intrekking van een besluit mag worden overgegaan. De No overweegt dat in dit geval het aan de minister te wijten was dat de procedure onnodige vertraging had opgelopen. Daarnaast werd pas een maand later overgegaan tot intrekking van het bestreden besluit.

Ten aanzien van de derde klacht overweegt de No dat de ambassade ten onrecht aanvullende eisen had gesteld ten aanzien van de verstrekking van de mvv's. Dit kwam omdat er bij de ambassade onduidelijkheid bestond over de strekking van het besluit (akkoord na bezwaar).

Ten aanzien van de laatste klacht overweegt de No dat de minister tijdens de interne klachtprocedure excuses had aangeboden voor de lange behandelingsduur en dat zij in het kader van het onderzoek nogmaals excuses aanbood voor de gang van zaken.

Eerste klacht: gedraging niet behoorlijk; klacht gegrond wegens schending van vereiste van actieve en adequate info-verstrekking

Tweede klacht: gedraging niet behoorlijk; klacht gegrond wegens schending vereiste voortvarendheid

Derde klacht: gedraging niet behoorlijk; klacht gegrond wegens schending vereiste actieve en adequate info-verwerving

Vierde klacht:gedraging behoorlijk; klacht niet gegrond; geen schending van vereiste van correcte bejegening.

Overige klacht: dat de minister de beslissing van 4 september 2003 op 24 maart in een laat stadium (één week voor de behandeling ter zitting), ongemotiveerd, heeft ingetrok­ken.

Instantie: Nederlandse ambassade te Rabat (Marokko)

Klacht:

Procedure extra vertraagd door pas laat over te gaan tot afgifte van de mvv.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Visadienst

Klacht:

Onduidelijkheid geschapen tijdens verzoeksters beroepsprocedure ter verkrijging van een mvvv; beslissing in laat stadium ingetrokken.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Visadienst

Klacht:

Intrekking niet gemotiveerd; geen verontschuldigingen aangeboden ondanks de geschetste gang van zaken.

Oordeel:

Niet gegrond