2005/195

Rapport

Verzoekster, van Nigeriaanse nationaliteit, klaagde bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken over het gebruik maken door het Consulaat Generaal te Lagos (Nigeria) van corrupte onderzoekers. Volgens de klacht had de beschuldigde onderzoeker geld willen hebben daar anders de legalisatieaanvraag zou worden geweigerd. De klacht was onderbouwd met drie getuigenverklaringen.

Zij verzocht eerder om legalisatie van documenten in verband met de voorgenomen gezinsvorming met haar Nederlandse echtgenoot. Het Consulaat Generaal stelde een verifi­catieonderzoek in; dit onderzoek werd uitgevoerd door een vertrouwensadvocaat. De legalisatie van verzoeksters docu­menten werd geweigerd.

De minister van Buitenlandse Zaken verklaarde de klacht ongegrond, aangezien de beschuldigde advocaat geen steekpenningen had gevraagd of had aangenomen, maar hem juist geld was aange-boden, terwijl er sprake was van tegenstrijdigheden in de verklaringen van verzoekster en de getui­gen.

De minister had zich er echter niet van vergewist of de conclusies van de onderzoeksrapporten

naar de omkoopbeschuldigingen gedragen werden door de in die rapporten aangevoerde feiten

en omstandigheden. Het eerste rapport was er veeleer op gericht om de onjuistheid van de getui-genverklaringen en daarmee van de houdbaarheid van de klacht aan te tonen. Niet was nagegaan wat de feitelijke toedracht was. Als conclusie gaf de rapporteur zijn mening dat verzoeksters zuster

de beschuldigde onderzoeker had trachten te beïnvloeden en dat hij ervan overtuigd was dat de klacht over de beschuldigde onderzoeker een poging was om deze in diskrediet te brengen door een gegriefde klaagster. Wel werd terecht gewezen op tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen.

In het tweede rapport werd, voortbordurend op het eerste rapport gesteld dat er een vooropgezet plan was om de beschuldigde onderzoeker geld aan te bieden. Verder werd - zonder nadere beschouwing - de lezing van de beschuldigde onderzoeker weergegeven en werd geconcludeerd dat verzoekster in haar nood tot alles bereid was, inclusief het bieden van geld aan de beschuldigde onderzoeker en het indienen van een klacht.

Uit het rapport bleek echter niet dat de beschuldigde onderzoeker was gehoord. Voorts waren er op diverse punten ongerijmdheden in de verklaring van de beschuldigde onderzoeker.

Uit de brieven van de minister bleek niet waarom meer waarde was gehecht aan de lezing van de beschuldigde onderzoeker. Evenmin waren de onderzoeksrapporten als bijlagen meegezonden.

Daar de beschuldigde onderzoeker de gedraging ontkende dan wel in een ander licht stelde, was in dit geval wederhoor onontbeerlijk mede ten behoeve van de waarheidsvinding.

Aangezien onvoldoende hoor en wederhoor had plaatsgevonden, het onderzoek in zoverre ontoe-reikend was geweest, en de aangevoerde gronden ook overigens het oordeel over de gegrondheid van de klacht niet konden dragen, was de klacht onvoldoende gemotiveerd afgewezen, en was het motiveringsbeginsel geschon­den.

De klacht werd gegrond verklaard.

Instantie: Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken (DPV)

Klacht:

Klacht ongegrond verklaard over corruptie door een, door het Consultaat Generaal te Lagos ingeschakelde, vertrouwensadvocaat en dit standpunt gehandhaafd in latere brief.

Oordeel:

Gegrond