2005/182

Rapport

De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelde een notitie op waarin ongenoegen tot uiting werd gebracht over het als onbetamelijk ervaren optreden van verzoeker als voorzitter van een Regionaal Tuchtcollege met als conclusie dat er een niet meer werkbare relatie was ontstaan tussen de inspectie en verzoeker. De notitie werd per e-mail door naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), met het verzoek de zaak als klacht in behan­deling te nemen. Via het ministerie kwam de notitie terecht bij de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad die de zaak liet onderzoeken. Volgens de P-G. was er geen sprake van onbehoorlijk handelen van verzoeker.

Verzoeker klaagde eronder meer over dat de Inspectie de bewuste notitie had opgesteld en doorgeleid. Ook klaagde verzoeker erover dat het ministerie de notitie als klacht ter kennis had gebracht aan de P-G.

Ten aanzien van de klacht over de Inspectie overwoog de Nationale ombudsman dat onvoldoende werd geconcretiseerd welke personen over verzoeker in zijn hoedanigheid van voorzitter van een Regionaal Tuchtcollege hadden geklaagd en over welke gedragingen precies was geklaagd. Voor een ernstige aantijging als deze waarbij verzoekers functioneren als voorzitter ter discussie werd gesteld en zijn integriteit in de uitoefening van zijn functie werd aangetast, was het volstrekt onvoldoende om te volstaan met een mededeling dat velen (inspecteurs, beklaagden, aanklagende burgers en advocaten) het optreden van verzoeker als onbetamelijk hadden ervaren en met een beschrijving van een vijftal zaken waarin verzoeker als voorzitter was opgetreden zonder dat deze zaken herleidbaar waren naar data of casusspecifieke kenmerken.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de notitie onvoldoende feitelijke informatie bevatte over verzoekers functioneren en dat de notitie de conclusie niet kon dragen. Hieruit volgde dat de notitie in deze vorm nooit als klacht over verzoekers functioneren had mogen worden doorgeleid naar het ministerie. De Inspectie had hiermee volgens de Nationale ombudsman gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste. Hij achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Ten aanzien van de klacht over het ministerie overwoog de Nationale ombudsman dat nu zo evident onvoldoende onderbouwd was met feiten, de notitie eveneens niet zonder meer had mogen worden doorgeleid naar de P-G., maar had de Inspectie moeten worden verzocht de conclusie ten aanzien van verzoeker nader te onderbouwen.

De Nationale ombudsman oordeelde dat door dit na te laten het ministerie had gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatievoorziening. Hij achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

Toezenden verweerschrift en horen in interne klachtprocedure;

Gevolg geven aan het verzoek van de P-G. om betrokkenen te informeren over de afloop van het onderzoek.

Instantie: Inspectie voor de Gezondheidszorg

Klacht:

Notitie over verzoekers functioneren opgesteld en doorgeleid naar ministerie van VWS.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Volkgsgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Notitie voorgelegd aan Procureur-Generaal bij Hoge Raad; verzoeker niet gehoord; verzoek van de Procureur-Generaal om betrokkenen te informaren;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Volkgsgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Verweerschrift niet toegezonden.

Oordeel:

Niet gegrond