1999/526

Rapport

Op 27 oktober 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer J. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Kennemerland. Nadat de Nationale ombudsman verzoeker om nadere informatie had verzocht, wendde verzoeker zich op 26 januari 1999 opnieuw tot de Nationale ombudsman. Vervolgens werd naar de gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland (de burgemeester van Haarlem), een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Kennemerland op 15 maart 1998:

- bij de aanhouding van zijn minderjarige zoon ten onrechte een politiehond heeft ingezet;

- na de aanhouding van zijn zoon onvoldoende zorg heeft besteed aan de verwondingen die zijn zoon had opgelopen bij deze aanhouding;

- ten onrechte geen bloedproef bij zijn aangehouden zoon heeft afgenomen, ondanks zijn verzoek daartoe aan de hulpofficier van justitie.

Achtergrond

1. Wetboek van strafrecht

Artikel 184:

"1. Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. Met de in het eerste gedeelte van het vorige lid bedoelde ambtenaar wordt gelijkgesteld ieder die, krachtens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast."

2. Politiewet 1993 (Wet van 9 december 1993, Stb. 724)

Artikel 8, eerste lid:

"1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf."

3. Ambtsinstructie voor de politie, de koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit van 8 april 1994; Stb. 275, in werking getreden op 1 april 1994)

Artikel 4:

"Het gebruik van geweld uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar:

a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldmiddel hem is toegekend, en

b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend."

Artikel 15:

"1. Het inzetten van een politie-surveillancehond is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij:

a. de surveillancedienst, (…)

2. De geleider dient in het bezit te zijn van een krachtens artikel 14 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen vastgesteld certificaat."

Artikel 32:

"1. In het geval er aanwijzingen zijn dat een ingeslotene medische bijstand behoeft dan wel er bij deze persoon medicijnen zijn aangetroffen, overlegt de ambtenaar met de arts. De ambtenaar overlegt eveneens met de arts indien de ingeslotene zelf om medische bijstand of medicijnen vraagt.

2. In het geval de ingeslotene vraagt om medische bijstand van zijn eigen arts, stelt de ambtenaar die arts daarvan op de hoogte.

3. In het geval de ingeslotene te kennen geeft geen medische hulp te willen hebben, terwijl er aanwijzingen zijn dat medische bijstand gewenst is, waarschuwt de ambtenaar de arts en deelt hij deze de houding van de ingeslotene mee."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd negen ambtenaren van het regionale politiekorps Kennemerland de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Haarlem over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Voorts werd een getuige gehoord.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder en verzoeker deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 14 maart 1998 vond een feestavond plaats in het clubhuis van de Mixed Hockeyclub Bennebroek. Vanwege ongeregeldheden in de feestzaal en op het overige terrein verzocht het organiserend comité van het feest de politie om assistentie. Ambtenaren van het regionale politiekorps Kennemerland kwamen ter plekke en beëindigden in overleg met de hockeyvereniging het feest. Na ontruiming van het voorterrein van het sportcomplex, bleef een groep van ongeveer 150 jongeren in de leeftijd van ongeveer 14 tot 23 jaar rondhangen op de openbare weg, voor het complex. Inmiddels waren negen politieambtenaren aanwezig. Zij deden diverse vorderingen aan de jongeren dat men zich moest verwijderen en dat de overlast moest stoppen. Daaraan werd door de meeste jongeren geen gehoor gegeven. Vervolgens probeerde de politie de weg `schoon te vegen' door zeer langzaam met een politiebusje over de weg naar voren te rijden. Dit had evenmin effect.

2. De aanwezige hulpofficier van justitie E. gaf omstreeks 01.10 uur opdracht aan hoofdagent en hondenbegeleider Sl. om met zijn diensthond de menigte uiteen te drijven door middel van zogenoemde veegacties.

3. Omstreeks 01.20 uur werd zoon Jo. van verzoeker, die herhaaldelijk was gesommeerd zich te verwijderen en gewaarschuwd dat de diensthond zou worden ingezet, door de hond in zijn linker onderarm gebeten en vervolgens aangehouden wegens het niet voldoen aan een ambtelijk bevel (zie ACHTERGROND, onder 1.).

4. Direct na de aanhouding keek politieambtenaar Sl. vluchtig naar de bijtwonden die Jo. bij zijn aanhouding had opgelopen. Jo. werd naar een surveillancewagen gebracht en daar ingezet door politieambtenaar Sh. Deze politieambtenaar had gezien dat Jo. dezelfde jongen was die even te voren door een politiehond was gebeten. Het busje bleef nog even ter plekke in afwachting van meer arrestanten. In het busje zei Jo., in aanwezigheid van Sh., dat hij pijn had aan zijn arm.

5. Vervolgens werd Jo. door de politie overgebracht naar het hoofdpolitiebureau te Haarlem, waar zij omstreeks 02.00 uur aankwamen en Jo. werd overgedragen aan een arrestantenbewaarder. Deze belde kort daarop, op verzoek van politieambtenaar Sh., een arts en vervolgens deelde deze bewaarder aan Sh. mee dat de arts onderweg was. Vervolgens heeft Jo. naar zijn wond gekeken en deze laten zien aan Sh. Jo. schrok zelf, maar bleef verder rustig.

6. Voorts werd R. om 02.25 uur geleid voor hulpofficier van justitie E. Daar verklaarde Jo. dat zijn linker onderarm zeer veel pijn deed. E. zag dat het kledingstuk, dat zijn arm bedekte, met bloed was bedekt. Omdat de arts al was gewaarschuwd besloot hij af te wachten.

7. Om 02.30 uur arriveerde hondenbegeleider Sl. op het politiebureau. Deze zag een behoorlijke wond in de arm van Jo. en vond het noodzakelijk om de wond in een ziekenhuis te laten behandelen.

8. In een mutatierapport van 15 maart 1998, om 04.00 uur opgemaakt door ambtenaar H. van het regionale politiekorps Kennemerland, staat onder meer het volgende vermeld:

"BE is weekendarts en plaatsvervangend arts van de fam. J. uit Heemstede. Deze arts werd door iemand van de politie ontboden aan het HB ter behandeling van VE Jo. Aan de behandeling is deze arts niet toegekomen omdat VE Jo. met een ambulance werd afgevoerd naar de Mariastichting. De arts was enigszins verbolgen dat men haar in feite voor niets had laten komen. Enige navraag leverde geen duidelijkheid op. Arrestantenbewaking wist van niets terwijl ook de verbalisanten van niets wisten. De arts stuurt een declaratie. Vandaar deze mut."

9. In een mutatierapport van 15 maart 1998, om 04.45 uur opgemaakt door ambtenaren R. en Sl. van het regionale politiekorps Kennemerland, staat onder meer het volgende vermeld:

"Rapps. kregen melding dat er in Bennebroek bij de hockeyclub "MIXED" problemen waren agv van een dfst van een telefoon (overdag zal hiervan aangifte gedaan worden aan het bureau te Heemstede) van een v.d. bezoekers. Rapps waren samen met 5 coll's. van Duinrand tp. Tp was een feest aan de gang met ong. 150-200 bezoekers in de leeftijd van ong 14-23 Jaar, die voor een groot gedeelte buiten stonden. De muziek zou om 01.00 uur ophouden en het feest moest om 02.00 afgelopen zijn. Gezien het lawaai en de samenscholing aan de voorzijde van de kantine van de Hockey-vereniging werd door Hovj. E. gesommeerd dat de bezoekers zich moesten verwijderen. I.s.m de organisatie is de hele meute van het Hockeyterrein verwijderd. Tijdens dit gebeuren was Ve Jo. al erg lastig. Eenmaal buiten het terrein bleef de groep hangen en een aantal, waaronder Ve's Jo. en W., bleef klieren en wilde zich niet verwijderen. Vervolgens is door rapp. Sl. diensthond Kazan tevoorschijn gehaald. M.b.v Kazan is de groep uiteen gedreven, waardoor het grootste gedeelte huiswaarts ging. Enkelen bleven echter dwars en gaven geen gehoor aan de bevelen van rapps. Vooral Ve Jo. viel op door zijn recalcitrante gedrag. Vervolgens hebben rapps. Ve Jo. gewaarschuwd dat hij onmiddellijk weg moest gaan daar anders de hond zou worden ingezet. Ve Jo. gaf hieraan geen gehoor. Ve Jo. is verv. door Kazan gebeten en aangehouden door rapps. Ve is geboeid overgebracht naar HB. Vervolgens is Ve W. gebeten vanwege zijn recalcitrante gedrag en het niet voldoen aan de bevelen van rapps. Ve W. is eveneens geboeid overgebracht naar het HB. Ve Jo. bleek een vleeswond aan zijn linkerarm te

hebben. Ve W. heeft enige bijtwonden aan zijn been en een schaafwond aan zijn r. hand. Beide ve's zijn naar de Mariastichting overgebracht. Ouders van Ve's in kennis gesteld. Rapps hebben gesprek gehad met ouders van Ve Jo. aan het HB.

Later in de nacht vernamen Rapps dat in Zwaanshoek een groep van de feestgangers voor rottigheid heeft gezorgd. De mut. is door coll's van H'meer gemaakt."

10. In een proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 1998, opgemaakt door politieambtenaren R. en Sl., staat onder meer het volgende vermeld:

"MELDING

Op zondag, 15 maart 1998, omstreeks 00.30 uur en later werden wij, eerste en tweede verbalisant, in uniform gekleed en belast met algemene surveillance/horeca-project Haarlem, door het personeel van de centrale meldkamer, district Haarlem, Korps Kennemerland, gestuurd naar de J. van Heemskerklaan, perceel 1 te Bennebroek, sportcomplex, hockeyclub Bennebroek Mixed, in verband met een uit de hand gelopen feest en overlast jongeren.

HONDENGELEIDER:

Ik, eerste verbalisant, ben in de hoedanigheid als hoofdagent-hondengeleider, korps Kennemerland met diensthond Kazan ter plaatse gegaan samen met tweede verbalisant, R.

ONDERZOEK TER PLAATSE:

Ter plaatse bleek dat er een feest aan de gang was met een aantal jongeren waarvan de hoeveelheid geschat werd tussen de honderdvijftig en tweehonderd man.

Een tweetal eenheden van Kennemerland-zuid waren al ter plaatse en hadden al gesproken met de organisatoren van het feest. Uit dit gesprek was vast te komen staan dat de organisatoren geen vat meer hadden op de feestgangers, welke in grote getalen dronken waren en of onder invloed waren van soft c.q. hard drugs. De bezoekers van het feest liepen te schreeuwen op het sportcomplex en op de openbare weg, zijde de J. van Heemskerklaan te Bennebroek.

SLUITING FEEST:

Volgens de planning zou het feest op zondag, 15 maart 1998 te 02.00 uur afgelopen moeten zijn. Om 01.00 uur zou er gestopt worden met de muziek.

Gezien bovenstaande problemen met de bezoekers werd op zondag, 15 maart 1998, in overleg met de organisatie besloten om het feest te 00.50 uur te beëindigen om zodoende de overlast te doen ophouden.

OVERLAST/ VERSTORING VAN DE OPENBARE ORDE:

Door een zeer grote groep jongeren, bestaande uit ongeveer honderd man, werd in groepen samengeschoold op de openbare weg te Bennebroek. Hierbij hoorden, wij, eerste en tweede verbalisant, dat er luid geschreeuwd werd en geroepen. Tevens zagen wij, eerste en tweede verbalisant, dat er geürineerd werd in bossages/tuinen en op straat.

Ook zagen wij, eerste en tweede verbalisant, dat er tegen auto's werd aangeleund en dat er aan straatmeubilair getrokken en geduwd werd. Ook zagen wij, eerste en tweede verbalisant, dat voorbijgangers en of automobilisten door de jongeren op de rijbaan werden tegengehouden c.q. lastig werden gevallen.

DRANK/DRUGS:

Wij, eerste en tweede verbalisant hadden de indruk gezien de gedragingen van veel bezoekers dat deze kennelijk onder invloed waren van drank en of drugs. Ook zagen wij, eerste en tweede verbalisant, dat er mensen met bierflesjes over de openbare weg liepen te zwalken.

HULPOFFICIER VAN JUSTITIE:

Gezien de gespannen situatie kwam de inspecteur van politie E., regio Kennemerland, ter plaatse.

In overleg met genoemde hulpofficier en met de organisatie van het feest werd besloten om de bezoekers door middel van zachte dwang van het sportcomplex te verwijderen en daarna van de openbare weg teneinde de groep te doen uiteen vallen.

VERWIJDERING SPORTCOMPLEX:

Met behulp van de organisatoren en door het gebruik maken van het lopen in een lijn werd het sportcomplex op rustige wijze ontruimd.

SAMENSCHOLING OPENBARE WEG:

Door een grote groep bezoekers zijnde ongeveer een honderdtal personen werd wederom overlast veroorzaakt op de openbare weg.

Door ter plaatse zijnde politiemensen werd luid en duidelijk bevolen en gevorderd aan de mensen dat zij zich moesten verwijderen en dat de overlast moest stoppen. Door een zeer grote groep werden deze vorderingen genegeerd.

DIENSTHOND KAZAN:

In overleg met genoemde hulpofficier van justitie is gezien het feit dat het niet lukte om de mensen met zachte en af en toe wat harde dwang te verwijderen gebruik gemaakt van diensthond KAZAN:

Door mij, Sl., werd diensthond KAZAN door middel van een korte lijn gebruikt ter afdreiging en om de grote groep bezoekers te doen uiteen vallen. Door gebruikmaking van diensthond KAZAN gelukte het mij, eerste verbalisant, om veel bezoekers te dwingen om naar huis te gaan en om niet meer te gaan samenscholen c.q. overlast te doen veroorzaken.

AANHOUDING VERDACHTE JO.:

Gezien het feit dat een persoon, welke later bleek zijn genaamd Jo., wonende (...), zich nadat wij, eerste en tweede, verbalisant, door luid en duidelijk tegen de verdachte te mededelen dat hij zich moest verwijderen geen gevolg gaf aan deze bevelen c.q. vorderingen is door mij, Sl., gebruik gemaakt van diensthond Kazan om genoemde persoon aan te houden.

Wij, eerste en tweede verbalisant, hebben meer dan vijf keer aan verdachte Jo. gevorderd om zich te verwijderen. Wij, eerste en tweede verbalisant, zagen iedere keer dat verdachte Jo. weer terug kwam en dat hij erg druk en zeer agressief op ons, verbalisanten, over kwam. Het gelukte ons, verbalisanten, ook niet om de verdachte door middel van duwen en dwang om hem te verwijderen. Wij, verbalisanten, hoorden dat verdachte Jo. ons uitschold en geen aanstalten maakte om zich te verwijderen.

Door mij, Sl. is aan verdachte Jo. medegedeeld dat hij zich moest verwijderen omdat anders gebruik zal worden gemaakt van de diensthond teneinde hem aan te houden. Wij, verbalisanten, zagen dat verdachte Jo. geen aanstalten maakte om zich te verwijderen en zich weer verschool in een groep jongeren.

Hierna heb ik, Sl., diensthond KAZAN meer lijn gegeven waarna verdachte Jo. gebeten werd in zijn linker-onderarm. Hierna is verdachte Jo. daadwerkelijk aangehouden.

Betreffende de aanhouding wordt verwezen naar het proces-verbaal van aanhouding welke bij dit proces-verbaal zal worden gevoegd.

Verdachte Jo. werd na de aanhouding in de transportboeien geplaatst en overgebracht naar het hoofdbureau van politie te Haarlem.

(...)

INZET DIENSTHOND:

Betreffende het tweemaal daadwerkelijk inzetten diensthond zal gehandeld worden conform de daarvoor geldende regels en zal door mij, eerste verbalisant, de noodzakelijke meldingen c.q. rapporten worden opgemaakt.

MEDISCHE ZORG:

Na de aanhouding en na gebruikmaking van diensthond KAZAN leek het letsel betreffende de bijtwonden niet van dien aard dat direkt op de plaats van de aanhouding

medische zorg noodzakelijk was zodat de verdachten eerst zijn overgebracht naar het hoofdbureau van politie te Haarlem ter voorgeleiding.

Beiden verdachten zijn na schouwing door een arts in het cellencomplex van het bureau te Haarlem overgebracht naar het Spaarne Ziekenhuis, lokatie Mariastichting/Haarlem, voor behandeling van hun bijtwonden.

Ten tijde van opmaking van dit proces-verbaal was de juiste aard van de verwondingen c.q. behandeling in het ziekenhuis, voornoemd, nog niet bekend.

LETSEL VERDACHTE J.:

Een grote vleeswond linker-onderarm.

(schade lederen jas )

(...)

INLICHTEN OUDERS:

Door genoemde hulpofficier zijn de ouders van de verdachten in kennis gesteld van de aanhoudingen en de verwondingen.

OPMERKING VERBALISANTEN:

Alleen door gebruikmaking van diensthond KAZAN als afdreiging is het gelukt om de groep c.q. bezoekers zich te laten verwijderen."

11. In een meldingsrapport geweld staat onder meer het volgende vermeld:

"Reden geweldsaanwending:

grove verstoring van de openbare orde door een honderdtal bezoekers feest sportcomplex Bennebroek (drank, drugs, overlast, agressie en kleine vechtpartijen)

Werd de politieambtenaar of een ander persoon bedreigd:

[ ] neen [ x ] ja, met

agressief naar elkaar toe en er heerste een gespannen sfeer.

Onberekenbaar gedrag door gebruik van alcohol en of drugs.

Werd tegen de politieambtenaar of een ander persoon geweld gebruikt:

[ x ] neen [ ] ja

[ ] stompen [ ] slaan [ ] trappen

[ ] gewapend geweld, nl.

[ ] anderszins, nl.

Er is door een aantal bezoekers alleen mondeling gedreigd met geweld en men liet zich niet verwijderen. Duwen en afhouden en trekken in de richting waarin wij, politieambtenaren de bezoekers wilden hebben.

Welk geweld heeft de politieambtenaar gebruikt:

[ x ] fysiek geweld [ ] wapenstok [ x ] diensthond [ ] vuurwapen

[ ] anderszins, nl.

wegduwen/afhoudduwen/vastpakken en tenslotte inzet diensthond

Is/wordt proces-verbaal opgemaakt:

[ ] neen [ x ] ja, terzake

ambtsbelemmering, niet voldoen bevel/vordering, samenscholing, oproer APV

Korte beschrijving van gevolgen geweldsaanwending:

bijtwond 1 linker-onderarm verdachte Jo.

(na behandeling ziekenhuis Spaarne, lokatie Haarlem, kon verdachte naar huis)"

12. Op 15 maart 1998 diende verzoeker een klacht over het politieoptreden in bij het regionale politiekorps Kennemerland.

13. In een proces-verbaal van 16 maart 1998 over de inzet van de diensthond, opgemaakt door politieambtenaar Sl., staat onder meer het volgende vermeld:

"3. Aard van de assistentieaanvraag: verzoek om versterking in verband met een uit de hand gelopen feest met een tweehonderdtal bezoekers

4. Datum/tijd aanvraag: Zondag, 15 maart 1998, omstreeks 00.30 uur

Gegevens omtrent assistentie inzet:

Soort hond: Surveillance-hond

Aard van de inzet: Ter afdreiging groepen mensen verwijderd. Een tweetal aanhoudingen met behulp van diensthond KAZAN waardoor er twee verdachten zijn gebeten.

Datum: zondag, 15 maart 1998

Aanvang tijd 00.30 uur. Einde tijd 04.00 uur."

14. In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de inzet van de diensthond van 17 maart 1998, opgemaakt door politieambtenaren R. en Sl., staat als aanvulling op het door hun opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 1998 onder meer het volgende vermeld:

"AFDREIGING DIENSTHOND:

Aangezien ter plaatse op zondag, 15 maart 1998, omstreeks 00.30 uur en later een zeer grote groep bezoekers van ongeveer honderdvijftig man stond tegenover een politie-

bezetting van vier tot later acht man en dat de sfeer c.q. spanningsveld geladen was door het gebruik van vermoedelijk alcoholhoudende drank en of drugs.

Is door het personeel van de centrale meldkamer aan mij, Sl., in de functie van hoofdagent-hondegeleider, Korps Kennemerland gevraagd om assistentie te verlenen op verzoek van de collega's ter plaatse.

Aan dit verzoek werd door ons, verbalisanten, voldaan en zijn wij, opvallend ter plaatse gekomen.

SITUATIE TER PLAATSE:

Ter plaatse werden wij, verbalisanten, aangesproken door collega's van het basisteam Duinrand met de mededeling dat er een feest bezig was bij de hockeyclub Bennebroek mixed en dat de organisatie de situatie niet meer in de hand had.

Er zouden bezoekers erg agressief zijn door drank en of drugsgebruik en er zouden al verschillende kleine opstootjes geweest zijn. Tevens werd er ook melding gemaakt van diefstal van goederen waardoor de gemoederen hoog opliepen.

BEZOEKERSGEDRAG:

Wij, verbalisanten, zagen inderdaad dat er erg veel mensen zowel op het sportterrein rond liepen als op de openbare weg c.q. bossages, trottoir en plantsoenen.

Wij, verbalisanten, zagen en hadden de indruk dat veel mensen erg onder invloed waren van alcohol en of drugs. Hun gedrag bestond uit:

- schreeuwen en praten met luide stem,

- zwalken en aan elkaar hangen en trekken,

- urineren op de openbare weg,

- vallen met fietsen en bromfietsen tegen elkaar aan,

- hangen tegen auto's en straatmeubilair,

- lopen door tuinen en plantsoenen,

- kotsen en huilen en in elkaar gedoken zitten van misselijkheid,

- tevens veranderde ook steeds de gemoedstoestand van mensen. Wij, verbalisanten zagen dat men zomaar kwaad werd zonder reden en zich ten opzichte van elkaar en de politie agressief gedroeg.

Gezien bovenstaande gebeurtenissen wilde de organisatie het feest doen ophouden omdat men de situatie niet meer in de hand had.

HULPOFFICIER:

In overleg met de hulpofficier van justitie, inspecteur van politie E., de ter plaatse zijnde collega's alsmede met de organisatie is besloten om te trachten de zeer grote groep rondhangende en feestvierende bezoekers op rustige wijze te verwijderen om de overlast te doen ophouden.

VERWIJDERING SPORTCOMPLEX:

Gezien de ruimtelijke beperking van het feestterrein, welke was afgebakend door hekken c.q. dranghekken, was het relatief eenvoudig om met zes collega's in samenwerking met een viertal organisatie-leden een linie c.q. lijn te maken en de mensen met zachte dwang naar de enige uitgang te dirigeren.

SPANNINGSVELD:

Door het vroegtijdige sluiten van het feest alsmede door de tussenkomst van de politie werd de situatie grimmiger en waren er bezoekers die zich verbaal agressief opstelden tegenover de politie en organisatie en uit protest zich niet lieten verwijderen ondanks duwen, trekken en het vormen van een linie.

OVERLAST OPENBARE WEG:

Nadat het feestterrein op redelijke en rustige wijze was ontruimd bleef ongeveer een honderdtal personen zich ophouden op de openbare weg en waardoor eerder genoemde overlast bleef ontstaan. Ook wij, verbalisanten, zagen dat er een aantal raddraaiers bezig was om zich recalcitrant te manifesteren door middel van:

- agressief gedrag,

- zich niet laten verwijderen,

- zich ophouden in grote groepjes uit veiligheid,

- het doen opstoken van mensen tegen de politie,

- tegenhouden van weggaande bezoekers alsmede auto's, fietsers en bromfietsers.

VERWIJDERING OPENBARE WEG:

Gezien er op de openbare weg, ter plaatse geen ruimtelijke beperkingen waren kon men na verwijdering in een bepaalde richting steeds weer terug komen zodat de verwijdering c.q. duidelijke sommaties van de politie om naar huis te gaan en om niet meer samen te scholen weinig tot geen effect had. Tevens bleven een aantal mensen c.q. raddraaiers zich steeds duidelijk manifesteren waaronder verdachte Jo.

AFDREIGING DIENSTHOND:

Aangezien de inzet van een zes tot achttal politiemensen betreffende de verwijdering op de openbare weg alsmede het doen ophouden van de overlast c.q. verstoring van de openbare orde weinig tot geen effect had, werd in overleg met genoemde hulpofficier van justitie gebruik gemaakt van diensthond KAZAN.

Hierdoor is pas na ongeveer drie kwartier door mij, Sl., diensthond KAZAN, uit het dienstvoertuig gehaald. Genoemde diensthond had een gladde halsband om met daaraan een zogenaamde ME lijn. Deze lijn is ongeveer 2,5 meter lang en heeft aan het einde alsmede aan het begin een korte lus zodat de diensthond erg dicht bij de geleider kan worden gehouden en op de lange afstand van de lijn. Deze lijn wordt veel gebruikt in het werken met grote groepen mensen c.q. M.E. verband.

Door mij, Sl., werd diensthond KAZAN, aan de korte lus c.q. lijn gebracht aan de oostelijke kant van de J. van Heemskerklaan met de bedoeling om de bezoekers te sturen in de westelijke richting en wel van de Ruyterlaan te Bennebroek.

IMPACT GEBRUIK DIENSTHOND EN DIENSTBUS:

Door het gebruik van de diensthond als afdreiging en door het zeer langzaam opduwen van mensen met een opvallende dienstbus gelukte het ons, verbalisanten, om een groot deel van de groep te doen oplossen en zich te laten verwijderen in de richting van de Ruyterlaan, voornoemd.

Ondanks door het gebruik te maken van een diensthond als afdreiging en de dienstbus kwam regelmatig de later aangehouden verdachte Jo., terug en bleef zich fysiek en verbaal zich verzetten tegen het feit dat hij zich moest verwijderen. Verschillende keren is door collega's Jo. bij zijn kleding gepakt en hardhandig weg geduwd. Derhalve is toen niet tot aanhouding over gegaan om de zaak niet te laten escaleren gezien de zeer grote numerieke meerderheid van de bezoekers en de onberekenbaarheid van hun gedrag door invloed van alcohol en of drugs.

AANHOUDING JO.:

Derhalve bleek verdachte Jo. zich door zijn gedrag en houding een van de raddraaiers te blijven en was duidelijk een sfeerbepaler voor andere bezoekers.

Nadat wederom Jo. door o.a. mij, tweede verbalisant, hard was aangepakt en geduwd was in de richting van de Ruyterlaan te Bennebroek en toch weer agressief en schreeuwend terug kwam besloten wij, verbalisanten, uiteindelijk tot aanhouding over te gaan.

Verdachte Jo. bleef zich ophouden bij een groep bezoekers c.q. vrienden kennelijk met de bedoeling om steun c.q. versterking van deze groep te krijgen.

Hierdoor is door mij, Sl., gebruik gemaakt van diensthond Kazan om verdachte Jo. aan te houden. Door de ME lijn te gebruiken kan ik, Sl., zeer duidelijk en verdachte-gericht werken en wordt door de hond een veilige werksituatie voor ons, verbalisanten, gecreëerd.

Met de aanhouding van verdachte Jo., wilden wij, verbalisanten, zodoende een van de raddraaiers doen uitschakelen met de impact dat de overige gebleven bezoekers zich zouden verwijderen.

BIJTWOND VERDACHTE JO.:

Om veilig te kunnen werken in een grote groep onberekenbare feestgangers is dus gebruik gemaakt van diensthond Kazan. Door mij, Sl., is diensthond Kazan, kort aangelijnd en zeer doelgericht gestuurd op verdachte Jo. en is Jo. daarbij gekontroleerd gebeten in zijn linker-onderarm.

Hierna is aan verdachte Jo. medegedeeld dat hij moest gaan liggen nadat hij uit de groep was gehaald.

Door de dienstlijn strak te houden van genoemde diensthond werd door mij, Sl., voorkomen dat de diensthond zich dieper in de onderarm zou vastbijten en daardoor meer en groter letsel zou veroorzaken.

Door mij, Sl., is hierna genoemde diensthond onder spanning van de lijn en zeer zorgvuldig en doordacht losgemaakt om eventueel overbijten c.q. dieper inbijten te voorkomen. Nadat diensthond Kazan was losgemaakt is door mij, Sl., genoemde hond direkt uit de buurt gehaald van genoemde verdachte.

TRANSPORTBOEIEN:

Aangezien ik, tweede verbalisant, eerder het onberekenbare gedrag had gezien van verdachte Jo. en niet wist of deze steek en of andere wapens bij zich droeg en gezien het feit dat rondom ons, verbalisanten, een zeer grote groep bezoekers stond zodat een uitgebreide veiligheidsfouillering ter plaatse niet uitgevoerd kon worden is verdachte Jo. direkt in de transportboeien geplaatst en zo spoedig mogelijk overgebracht naar een dienstbus om zodoende veilig te kunnen werken.

IMPACT AANHOUDING JO.:

Door de aanhouding van Jo., werd het de grote groep bezoekers duidelijk dat men zich moest verwijderen en dat de vorderingen en of sommaties van de politie opgevolgd moesten worden.

(...)

LETSEL VERDACHTEN:

Direkt na de aanhouding heb ik, Sl., vluchtig gekeken naar de bijtwonden. Aangezien geen van de verdachten aangaf dat hij direkt medische hulp nodig had en gezien het feit dat er geen slagaderlijke bloedingen waren konden de verdachten overgebracht worden naar het hoofdbureau van politie ter voorgeleiding met dien verstande dat daar een arts de bijtwonden zou behandelen c.q. bekijken.

AANSPREKEN VERDACHTEN IN HET CELLENCOMPLEX TE HAARLEM:

Gezien de situatie ter plaatse hebben wij, verbalisanten, nog geruime tijd met diensthond Kazan mensen verwijderd en de groep doen verspreiden.

Op zondag, 15 maart 1998, omstreeks 02.30 uur waren wij, verbalisanten, op het hoofdbureau, voornoemd in het cellencomplex. Aldaar bleek dat er een arts was gewaarschuwd voor de aangehouden verdachten.

Beide verdachten zijn door ons, verbalisanten, aangesproken en gaven niet aan dat men direkt voor hun verwondingen naar een ziekenhuis moesten.

Aangezien ik, Sl., een behoorlijke wond zag in de bovenarm van verdachte Jo. en gezien het feit dat vlak onder de huid van de bovenarm zich pezen en of bot bevinden vond ik, Sl., het noodzakelijk om de wond in een ziekenhuis te laten behandelen.

Ter plaatse werd door ons, verbalisanten, ook een gesprek gehouden met de gewaarschuwde ouders van verdachte Jo. en de gehele situatie uitgelegd.

OPMERKINGEN VERBALISANTEN:

- Er zijn twee aanhoudingen verricht omdat er gebruik kon worden gemaakt van de bescherming en inzet diensthond en getracht is selectief tot aanhouding over te gaan.

- Ik, eerste verbalisant, was van mening betreffende het letsel dat medische zorg zeker noodzakelijk was doch niet zo spoedeisend dat een ambulance direkt noodzakelijk was."

15. In een proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 1998, opgemaakt door ambtenaar E. van het regionale politiekorps Kennemerland, staat onder meer het volgende vermeld:

"In de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 maart 1998 deed verbalisant dienst als hulpofficier van justitie in het district Kennemerland-Zuid en district IJmond van de regiopolitie Kennemerland.

Bij aanvang van de dienst was het mij bekend dat in het clubgebouw van de Hockeyvereniging Mixed gevestigd aan de Jacob van Heemskerklaan een feest werd gegeven. Door het gemeentebestuur van Bennebroek was hiervoor vergunning verleend. Aan de vergunning waren voorwaarden verbonden.

Enkele voorwaarden aan deze vergunning waren;

- na 01.00 uur mag er geen muziek meer ten gehore worden gebracht,

- het feest in het clubgebouw dient om 02.00 uur beëindigd te zijn,

- de omwonenden mogen geen geluidshinder van de muziek ondervinden,

- de meldkamer van de politie dient geïnformeerd te worden zodra de laatste feestgangers de Jacob van Heemskerklaan hebben verlaten.

(...)

Daar in het verleden na afloop van het feest nogal wat vernielingen in de omgeving werden gepleegd door bezoekers van het feest, danwel ernstige overlast werd

veroorzaakt, onder andere door vechtpartijen op straat, geschreeuw, urineren in tuinen etc., had het dienstdoende personeel van het basisteam Duinrand de opdracht gekregen om aan het einde van het feest extra te surveilleren in de direkte omgeving van de Jacob van Heemskerklaan.

Op zondag 15 maart 1998 omstreeks 00.30 uur vernam ik via de centrale meldkamer van de regiopolitie Kennemerland dat diverse eenheden werden gestuurd naar de Jacob van Heemskerklaan nr. 1 te Bennebroek, in verband met het uit de hand lopen van een feest dat gehouden werd in het aldaar gevestigde sportcomplex van de Hockeyclub Bennebroek Mixed. Middels de portofoon hoorde ik dat er een diefstal had plaatsgevonden en dat een lid van de vereniging bedreigd was door een bezoeker met een traangasbusje.

In verband met deze melding heb ik mij onmiddellijk ter plaatse begeven.

Toen ik, verbalisant, op zondag 15 maart 1998 omstreeks 00.45 uur ter plaatse kwam zag ik dat een groep van ongeveer 50 jongelui zich bevonden op het pad dat de verbinding vormt tussen de Jacob van Heemskerklaan en het sportcomplex en dat een groep van ongeveer 100 tot 150 jongelui zich op het terrein voor de sportkantine zich bevonden. Voorts bevonden er ongeveer dertig personen zich op de Jacob van Heemskerklaan ter hoogte van het sportcomplex.

(...)

Ik, verbalisant, hoorde dat er luid geschreeuwd en geroepen werd en zag dat door verschillende jongens in de bossages en achterkanten van tuinen geürineerd werd. Voorts zag ik dat verschillende jongelui een ruzieachtig gedrag vertoonden. Ik zag en hoorde dat zij tegen andere jongelui schreeuwden en duwden en soms daarbij een vechthouding aannamen. Onder meer zag ik dat een jongeman door twee andere jongens een duw kreeg, waardoor deze achteruit werd geduwd. Daarbij kwam hij als het ware achterover te vallen tegen twee meisjes die achter hem met hun fietsen stonden. Deze twee meisjes kwamen hierdoor ook met hun fietsen te vallen, hetgeen weer een grote hilariteit in de groep teweegbracht. Voorts zag ik, dat er tegen aldaar geparkeerde auto's werd aangeleund, aan straatmeubilair werd getrokken, danwel geduwd en dat sommige jongelui ongecontroleerd over straat renden en schreeuwden.

Ik verbalisant constateerde dat de openbare orde ter plaatse ernstig verstoord werd en dat de aanwonende bewoners aan de Jacob van Heemskerklaan ernstige overlast ondervonden.

Toen ik, verbalisant, ter plaatse kwam waren reeds twee eenheden van het district Kennemerland-Zuid ter plaatse, alsmede een eenheid van het district Haarlem. In deze laatste eenheid zat tevens de hondengeleider, de hoofdagent Sl. met zijn diensthond Kazan.

Van de ter plaatse aanwezige collega's vernam ik dat zij in overleg met de organisatie van de hockeyvereniging het feest hadden laten beëindigen.

Ik, verbalisant, heb mij hierop onmiddellijk naar de kantine van het sportcomplex begeven. Ik zag dat de kantine, op enkele medewerkers van de vereniging na was verlaten. Tevens zag ik dat enkele organisatoren van het feest de jongelui op het voorterrein met zachte dwang trachtten te verwijderen, doch dit had echter geen enkel effect.

Hierop heb ik, verbalisant, verschillende groepen met luide stem aangeroepen en hen opdracht gegeven zich van het terrein te verwijderen en dat zij zich naar de uitgang dienden te begeven.

Vervolgens heb ik enkele collega's, alsmede enkele organisatoren, in een lijn opgesteld, en hebben wij door langzaam naar voren te lopen het voorterrein van de vereniging ontruimd. Hierbij moest verschillende malen door ons op indringende wijze op enkele groepjes jongelui worden ingepraat en moesten wij hen duwen in de richting die wij hen wilden hebben, daar verschillenden van hen niet gehoor wensten te geven aan het door mij gegeven bevel zich te verwijderen.

Tijdens dit optreden, waarbij ik een groot aantal jongeren rechtstreeks aansprak om zich te verwijderen, raakte ik er van overtuigd dat, gezien ook de gedragingen van een groot aantal bezoekers, zij kennelijk onder invloed waren van het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank en of drugs.

Nadat het voorterrein van het sportcomplex was ontruimd bleef de groep jongelui, die nog steeds uit ongeveer 150 personen bestond, rondhangen op de openbare weg, voor het complex. Door ter plaatse zijnde politiemensen, inmiddels was ook een eenheid van het district Haarlemmermeer ter plaatse gekomen en waren wij in totaal met negen politieambtenaren, werd luid en duidelijk bevolen en gevorderd aan de mensen dat zij zich moesten verwijderen en dat de overlast moest stoppen. Door het merendeel van de aanwezigen werd daar echter geen gehoor aan gegeven. Voorts werd door de eenheid van de Haarlemmermeer, dat in een politiebus was gezeten, getracht de rijbaan van de Jacob van Heemskerklaan "schoon te vegen" door zeer langzaam over deze weg naar voren te rijden. Deze aktie had ook geen enkel effect daar de menigte zich achter de bus zich weer onmiddellijk samenvoegde en weigerde om te vertrekken.

Daar er nog steeds een zeer gespannen sfeer in de verschillende groepen heerste en nog steeds een aantal jongeren een agressief gedrag vertoonden en er duidelijk op uit waren om ruzie te zoeken en zich soms ook zo opstelden tegen de aanwezige politieambtenaren, hetgeen zich uitte door in vechthouding voor ons te gaan staan, het negeren van het bevel zich te verwijderen of ons uit te schelden, heb ik eerder genoemde hoofdagent-hondengeleider Sl. opdracht gegeven om zijn diensthond Kazan in te zetten. Ik, verbalisant was van mening dat alleen door het inzetten van de hondengeleider met diens diensthond en door hen zogenaamde "veegakties" uit te laten voeren een verdere eskalatie kon worden voorkomen en zodoende menigte uiteen te doen gaan en te verwijderen.

Ik verbalisant was er van overtuigd dat indien wij doorgingen met de manier zoals wij al waren opgetreden het gebeuren nog meer uit de hand zou lopen en dat althans een groot gedeelte van de menigte zich tegen de aanwezige politieambtenaren zouden

keren. Ik was er zeker van dat dit onmiddellijk zou gebeuren indien wij de wapenstok hadden getrokken om door middel daarvan de menigte uiteen te drijven. Ik kwam tot deze overtuiging door woord en gebaar van verschillende personen.

Vervolgens heb ik, verbalisant, net als de overige collega's mij wederom tussen de menigte gemengd en hen met luide stem bevolen en gevorderd om zich te verwijderen. Daarbij sprak ik telkens groepjes jongelui aan die bij elkaar stonden en duwde ik een van hen in de richting waarin ik hen wilde hebben, waarbij ik hen waarschuwde dat de politiesurveillancehond werd ingezet.

In de tijd dat ik mij tussen deze grote groep jongelui bevond heb ik een persoon, die naar mij later bleek genaamd Jo., tot driemaal toe bevolen dat hij zich diende te verwijderen en dat hij naar huis diende te gaan. Jo. gedroeg zich zeer luidruchtig en was zeer beweeglijk. Hij verplaatste zich constant van het ene naar het andere groepje. Ik verbalisant had stellig de indruk dat hij onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende drank en of drugs. De derde keer dat ik Jo. aansprak heb ik hem aan zijn arm vastgepakt en hem duidelijk bevolen om zich onmiddellijk te verwijderen en heb ik hem een pas of drie in de richting getrokken in die waarin ik hem wilde hebben. Ik had de indruk dat het niet erg tot hem doordrong wat ik hem zei. Hij sprak en gedroeg zich zeer druk en zei onder andere "Ik vind het hier gezellig, ik heb niks met jullie te maken, ik maak zelf wel uit waar ik naar toe ga", althans woorden van gelijke strekking. Ik zei hem hierop dat hij zich niet zo bijdehand moest gedragen, daar hij anders wel eens op het politiebureau kon belanden. Jo. gedroeg zich ook zeer lacherig en nadat ik hem had losgelaten verdween hij weer tussen de jongelui.

Omstreeks 01.40 uur werd door een van de ter plaatse aanwezige collega's aan mij medegedeeld dat de diensthond Kazan twee personen had gebeten en dat deze beide personen waren aangehouden. Beide verdachten had men inmiddels in een politiebus laten plaatsnemen en werden overgebracht naar het hoofdbureau van politie te Haarlem.

Nadat een korte tijd later het grootste gedeelte van de groep jongelui zich had verspreid ben ik naar het hoofdbureau van politie te Haarlem gegaan om de aangehouden verdachten te doen voorgeleiden.

Op zondag 15 maart 1998 te 02.25 uur werden aldaar aan mij voorgeleid de aangehouden verdachten. De ene verdachte gaf op te zijn genaamd; Jo., die ik herkende als de jongen die ik eerder die nacht tot driemaal toe had bevolen om zich te verwijderen en waarvan ik eerder heb gerelateerd. Jo. verklaarde dat hij door de politiehond in zijn rechterarm was gebeten en dat zijn arm zeer veel pijn deed. Ik zag dat in de kleding van zijn rechterarm gaten zaten en met bloed bevlekt was.

De andere jongen gaf mij op te zijn genaamd; W. Deze verklaarde mij dat hij door de politiehond in zijn bovenbeen was gebeten en dat dit behoorlijk pijn deed. Ik zag dat de broek van W. net onder zijn rechterbil enkele gaten vertoonde en dat er enkele lichte bloedvlekken op zaten. Tevens zag ik dat zijn rechtermiddelvinger bloedde. Dit kwam zei hij mij doordat hij met zijn hand over het wegdek was geschuurd.

Daar de dienstdoende arrestantenbewaarder mij mededeelde dat de dienstdoende piketarts onmiddellijk na aankomst van de aangehouden verdachten was ingelicht en dat deze elk moment kon verschijnen heb ik de wonden niet nader onderzocht.

Vervolgens heb ik de ouders van beide verdachten telefonisch in kennis gesteld van het feit dat hun zoons waren aangehouden en dat zij daarbij waren gebeten door een politiehond en dat een arts onderweg was naar het bureau.

Kort daarna verscheen de arts, mevrouw S. te Bennebroek, die de beide verdachten kort onderzocht. Deze gaf te kennen dat beide verdachten in het ziekenhuis behandeld dienden te worden.

Inmiddels waren de ouders van verdachte Jo. aan het politiebureau verschenen.

Gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte Jo. en het feit dat beide verdachten gewond waren geraakt door inzet van de diensthond en hiervoor behandeld dienden te worden in het ziekenhuis heb ik, verbalisant, op zondag 15 maart te 03.15 uur besloten om beide verdachten in vrijheid te stellen, waarbij ik met hen de afspraak maakte dat zij zich de volgende dag aan het bureau van politie te Heemstede zouden melden, voor het afleggen van een verklaring. De verdachte Jo. heb ik vervolgens aan zijn ouders overgedragen.

Vervolgens zijn Jo. en W. met een inmiddels ter plaatse verschenen ambulance overgebracht naar het Spaarne Ziekenhuis, lokatie Mariastichting Haarlem, voor behandeling van hun bijtwonden.

Door verbalisant wordt tevens vermeld dat tijdens de briefing later in de nacht door enkele collega's werd opgemerkt dat zij hadden gezien, danwel van het publiek hadden gehoord dat de diensthond Kazan tijdens het bijten van de verdachte deze beet nogal lang had vastgehouden.

Van de aanhouding van beide verdachten en de inzet van de diensthond daarbij, zal bij afzonderlijk proces-verbaal worden gerelateerd.

Door verbalisant wordt opgemerkt dat nadat een gedeelte van de groep Jongeren in Bennebroek was vertrokken zij in Zwaanshoek, gemeente Haarlemmermeer, een vechtpartij hadden gehad waarbij een jongen werd mishandeld en van zijn fiets afgeslagen werd en in een sloot belandde. Van dit feit is aangifte gedaan bij de politie district Haarlemmermeer en zal aldaar nader worden onderzocht.

Voorts deelde de vader van Jo. mij mede, tijdens een gesprek dat ik zondagmiddag 15 maart omstreeks 17.00 uur met hem had, dat Jo. hem had verteld dat eerder op de avond op het hockeyfeest, voordat de politie was verschenen, een behoorlijk vechtpartij was geweest tussen twee groepen jongeren. Ook zou er die avond nog een jongen aldaar in elkaar geslagen zijn. De vader van W. vertelde mij zondagavond, tijdens een

telefoongesprek dat ik met hem had, dat zijn zoon hem had verteld dat er op het hockeyfeest groepen jongelui waren geweest die elkaar zochten om een vechtpartij uit te lokken."

16. In een proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 1998, opgemaakt door ambtenaar E. van het regionale politiekorps Kennemerland, staat als aanvulling op het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 1998, onder meer het volgende vermeld:

"Als tijdlijn van de verschillende gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens de ordeverstoringen tijdens het hockeyfeest aan de Jacob van Heemskerklaan te Bennebroek, op zondag 15 maart 1998 kan het volgende worden vermeld:

- omstreeks 00.27 uur werden twee surveillance-auto's van het basisteam Duinrand, via de centrale meldkamer, ter plaatse gezonden naar aanleiding van een melding dat aldaar vier personen werden vastgehouden in verband met een aldaar gepleegde diefstal.

- omstreeks 00.30 uur deelde de centrale meldkamer aan de bemanning van deze twee voertuigen mede dat ook iemand aldaar bedreigd was met een spuitbus met traangas.

- omstreeks 00.30 uur vernam ik, verbalisant, via de centrale meldkamer, dat een surveillanceauto van het district Haarlem, waarin onder andere een hondengeleider met diensthond was gezeten, naar eerder vermeld adres werd gezonden.

Hierop heb ik mij eveneens ter plaatse begeven.

- omstreeks 00.45 uur kwam verbalisant ter plaatse en vernam ik van de terplaatse aanwezige collega's dat ongeveer 5 minuten daarvoor, in overleg met de organisatoren, het feest was beëindigd.

- omstreeks 00.50 uur werd het voorterrein voor de kantine van het sportterrein ontruimd door een linie te vormen en langzaam naar voren te lopen.

- omstreeks 00.50 uur werd tevens een aanvang gemaakt met het verspreiden van de menigte op de Jacob van Heemskerklaan door de collega's, die niet waren ingezet op het voorterrein.

- omstreeks 01.00 uur arriveerde tevens een politiesurveillancebus van het district Haarlemmermeer.

- omstreeks 01.00 uur werd door alle aanwezige collega's getracht de menigte te verspreiden op de Jacob van Heemskerklaan.

- omstreeks 01.10 uur werd door mij, verbalisant, aan de hoofdagent-hondengeleider Sl. de opdracht gegeven om met behulp van zijn diensthond de menigte uiteen te doen

gaan en hen te verspreiden. Dit diende te gebeuren door met zijn diensthond "veegakties" uit te voeren. Hierop is Sl. naar zijn dienstvoertuig gegaan om zijn hond hieruit te laten om zijn opdracht uit te voeren.

- omstreeks 01.40 uur vernam ik van een der aanwezige collega's dat de diensthond twee personen had gebeten en dat deze waren aangehouden. Op dit moment was de menigte uiteen gevallen en liepen er nog wat kleine groepjes rond. Voorts liepen er nog wat groepjes jongelui in de direkt nabij gelegen straten.

- omstreeks 01.50 uur, heb ik mij naar het hoofdbureau van politie te Haarlem begeven.

- te 02.25 uur zijn de beide aangehouden verdachten in het hoofdbureau van politie te Haarlem aan mij voorgeleid.

- omstreeks 02.35 uur zijn de ouders van beide verdachten telefonisch door mij in kennis gesteld.

- omstreeks 03.00 uur arriveerden de ouders van verdachte Jo. aan het bureau van politie te Haarlem. Kort daarvoor was ook de arts S. uit Bennebroek in het cellencomplex verschenen.

- omstreeks 03.15 uur zijn de beide verdachten in vrijheid gesteld en zijn op dit tijdstip met de ambulance vanaf het hoofdbureau vertrokken naar de Mariastichting te Haarlem."

17. In de verslagen van de door de politieklachtencommissie gehouden hoorzitting over de klacht van verzoeker staat onder meer het volgende vermeld:

"Verslagen van de gehouden hoorzittingen over de klacht van de heer J.

Klager en de betrokken ambtenaren van de Regiopolitie hebben - zakelijk weergegeven - de volgende toelichtingen gegeven.

I. Toelichting van de heer en mevrouw J.

De klacht richt zich op de inzet van de politiehond, het niet verzorgen van de wond en het niet afnemen van een bloedproef.

Mevrouw J. werd gebeld door de heer E. met de mededeling dat haar zoon Jo. in de cel zat. Zij wilde naar het politiebureau toekomen maar de heer E. deelde mee dat dat niet hoefde. Hij vertelde nog dat Jo. gewond was door een beet van een politiehond en dat een huisarts was gebeld. De heer E. deelde mee dat zij het politiebureau niet kon binnenkomen.

Jo. was omstreeks 23.45 uur naar het feest vertrokken. Hij had een biertje gedronken.

De heer J. is naar het politiebureau gegaan. Daar werd hij te woord gestaan door de heer E. Daarna heeft hij Jo. gesproken. Er was een handdoek om de wond gewonden. De ambulance was op dat moment onderweg.

Jo. had een neiging tot flauwvallen. Agenten hadden inmiddels ook een huisarts gebeld. Mevrouw J. is met Jo. en een andere jongen in de ambulance naar het ziekenhuis gegaan. Er was geen agent bij.

Er was eerst gezegd dat Jo. de hele nacht op het politiebureau zou blijven. Omdat hij minderjarig was, is hij eerder vrijgelaten.

De behandeld arts in het ziekenhuis of een verpleegkundige heeft gezegd dat het niet de eerste keer was dat een persoon met een hondenbeet niet meteen naar het ziekenhuis werd gebracht.

Jo. had niets te maken met de personen die aan het vechten en urineren waren.

Omdat in het ziekenhuis werd gezegd dat Jo. niet dronken was, is de heer J. naar het politiebureau teruggegaan omdat hij wilde dat er bij Jo. een bloedproef zou worden afgenomen. De heer E. die inmiddels in Velsen was, is daarvoor opgepiept.

De dienstdoende portier zal ongetwijfeld een verslag hebben van alles wat die nacht gebeurde.

Op de vraag van de heer J. of Jo. zou worden opgepakt wegens openbare dronkenschap heeft de heer E. gezegd dat "de soep niet zo heet wordt gegeten als het wordt opgediend" of woorden van gelijke strekking.

Er is een te groot wapen ingezet. De hond is het commando "vast" gegeven. In plaats van de hond in te zetten, had men Jo. kunnen vastpakken en in de auto kunnen plaatsen.

Jo. wilde niet weggaan omdat hij zijn fiets moest pakken.

Hij is ongehoorzaam geweest. Dat is vermoedelijk veroorzaakt omdat hij het onrechtvaardig vond dat hij zijn fiets, die van zijn moeder was, niet mocht ophalen. Het is mogelijk dat hij beledigende taal heeft gebruikt.

Een aantal jongeren zijn als getuigen genoemd. De politie heeft een beperkt aantal getuigen op hun werk verhoord. Niet een getuige is officieel opgeroepen.

Jo. gebruikte geen drugs.

Hij is tot in het bot gebeten. In het ziekenhuis is een drain ingebracht. Deze drain is er na 4 tot 5 dagen uitgehaald. De hechtingen zijn na 14 dagen verwijderd. Omdat de wond daarna weer opensprong, heeft Jo. een penicillinekuur gekregen. Uiteindelijk is een breed litteken overgebleven.

Hij had direct naar het ziekenhuis moeten worden afgevoerd. Dit is ook de mening van het ambulancepersoneel.

Toen de huisarts die was opgeroepen, aankwam, was Jo. al op weg naar de ambulance. Hij was inmiddels in een shocktoestand.

De politie had niet de huisarts maar de ambulance moeten bellen.

Er loopt ook een schadezaak. Deze zaak is verwezen naar de verzekeraar van de politie, Centraal Beheer, die de zaak nog steeds in behandeling heeft en niet reageert op verzoeken om informatie.

Het zit de heer J. hoog dat in de beslissing van de korpschef is vermeld dat de feiten anders zijn verlopen dan hij heeft geschreven en verklaard omdat hij daarmee voor leugenaar wordt uitgemaakt.

II. Toelichting van de betrokken ambtenaren van politie:

Verschenen zijn de heer D., chef van het district Kennemerland-Zuid, en de heer E., inspecteur van politie.

De heer E. heeft Jo. twee tot drie keer aangesproken. Hij gedroeg zich wild en uitgelaten. Hij heeft niet gezegd dat hij zijn fiets wilde halen.

De heer E. heeft tegen hem gezegd "als jij zo doorgaat, ga je naar het politiebureau". Jo. was vermoedelijk dronken of onder invloed van drugs. Het is niet bekend of hij bloeddoorlopen ogen had of naar alcohol rook. Hij was zeer beweeglijk en verplaatste zich constant van de ene naar de andere groep.

De bedoeling van de inzet van de hond was om de mensen te verspreiden.

De daadwerkelijke inzet van de hond was niet vooraf besproken. Hierover hadden vooraf afspraken moeten worden gemaakt.

De hondengeleider is zelf verantwoordelijk voor de inzet van de hond.

Er waren in totaal negen politieagenten. Er was geen assistentie van andere districten aanwezig. Daarom is tot de inzet van de politiehond besloten.

De jongeren stonden verspreid over een afstand van circa 100 meter.

De heer E. heeft niet gezien op welke wijze de hond is ingezet.

Indien zou zijn besloten om Jo aan te houden, hadden ook andere jongeren moeten worden aangehouden.

Jo. onderscheidde zich omdat hij aan de gang bleef. Hij viel heel erg op.

Hij heeft alle tijd gehad om zijn fiets op te halen. Hij gedroeg zich erg uitdagend, was niet aanspreekbaar en gebruikte verbaal geweld. Hij werd beschouwd als een van de raddraaiers en dat was de aanleiding om de politiehond in te zetten. Hij maakte geen slaande bewegingen.

Gezien de omstandigheden kon op dat moment geen daadwerkelijke leiding worden gegeven.

De inzet van een hond is een relatief zwaar middel en dit had terughoudender gekund.

Jo. is aangehouden omdat hij niet voldeed aan de vordering om zich te verwijderen. Het was nodig hem op deze wijze aan te houden. Hij is niet aangehouden omdat hij onder invloed van drugs of alcohol was.

Voor het vervoer van gewonden bestaan geen richtlijnen. Indien geen ambulance beschikbaar is dan zorgt de politie voor vervoer naar het ziekenhuis.

Een arrestant wordt naar het arrestantencomplex overgebracht tenzij hij zwaargewond is. Daarover zijn afspraken met het ziekenhuis gemaakt.

Jo. heeft op het moment van aanhouding niet om medische verzorging gevraagd. Daar bestond ook geen aanleiding voor. Op het politiebureau hebben twee politieambtenaren hem verzorgd. Ter plekke is oppervlakkig naar de verwonding gekeken. Jo. maakte geen melding van pijn en vroeg ook niet om verzorging.

De arrestantenbewaarder heeft de piketarts gebeld. De hondengeleider heeft nadat hij in staat was om de wond te bekijken een ambulance gebeld.

De heer E. heeft de ouders van Jo. gebeld en tegen hen gezegd dat het geen zin had om naar het politiebureau te komen en dat hij hen nader zou informeren.

De vader van Jo. was kwaad omdat Jo. niet meteen naar het ziekenhuis was gebracht. De heer E. heeft de volgende dag met de ouders gesproken.

Het aanbrengen van transportboeien is gebruikelijk.

Degenen die het transport verzorgden, wisten niet van de verwondingen.

De heer E. was op dat moment niet bevoegd om een bloedproef af te nemen.

De vader van Jo. heeft het uitvoeren van een bloedproef niet ter sprake gebracht.

Het vervoer in de ambulance vond plaats zonder politiebegeleiding omdat Jo. op dat moment in vrijheid was gesteld en de volgende dag zou terugkomen.

Dat Jo. minderjarig was, was een van de argumenten om hem in vrijheid te stellen. De belangrijkste reden was dat beide jongens toch wel onder de indruk waren van het feit dat zij gebeten waren. De heer E. vond dat hij beide jongeren gelijk moest behandelen.

Indien kinderen 's nachts worden gearresteerd, worden ouders daarover geïnformeerd, maar 's nachts worden geen bezoekers in het arrestantencomplex toegelaten. In uitzonderingsgevallen wordt contact tussen ouders en hun kind toegestaan."

18. In het advies van de politieklachtencommissie van 9 juli 1999 voor het regionale politiekorps Kennemerland staat onder meer het volgende vermeld:

"I. De feiten:

Op grond van de stukken en de mondelinge toelichtingen stelt de commissie het volgende vast.

Op 15 maart 1998 vindt een feestavond plaats in het clubhuis van de Mixed Hockey Club Bennebroek. Vanwege ongeregeldheden wordt de avond beëindigd en wordt om politieassistentie gevraagd. Circa 100 tot 150 feestgangers verzamelen zich op de Jacob van Heemskerklaan en zorgen voor overlast.

Aan verzoeken van de politie om zich te verwijderen wordt geen gevolg gegeven.

Daarop besluit de politie tot de inzet van een politiehond met het doel om de jongeren te verspreiden.

Twee politieagenten, waaronder de hondengeleider de heer Sl., verzoeken ondermeer de zoon van klager, Jo., om zich te verwijderen maar hij geeft hieraan geen gevolg. Vanwege de omstandigheden besluiten zij Jo. aan te houden met behulp van een politiehond. Deze hond wordt het commando "vast" gegeven, waarna de hond zich vastbijt in een arm van Jo. Vervolgens wordt het commando "los" gegeven dat door de hond niet direct wordt opgevolgd omdat hij vastzit in het jack van Jo. De hondengeleider beoordeelt vervolgens oppervlakkig of medische zorg voor Jo. noodzakelijk is en constateert dat dit niet het geval is.

Vervolgens wordt Jo. geboeid en na verloop van enige tijd in een politieauto naar het politiebureau vervoerd.

Op het politiebureau belt de arrestantenbewaarder de dienstdoende huisarts.

Nadat de hondengeleider op het politiebureau is gearriveerd, onderzoekt hij de verwonding van Jo. en belt een ambulance. Jo. wordt daarop met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Voordat hij naar het ziekenhuis wordt vervoerd, wordt hij in vrijheid gesteld.

II. Ten aanzien van de onderdelen van de klacht

1. de wijze van aanhouding:

De commissie neemt in aanmerking dat ter plaatse sprake was van een onoverzichtelijke situatie waarbij een zeer beperkt aantal politieagenten werd geconfronteerd met een grote menigte van 100 tot 150 luidruchtige jongeren die overlast veroorzaakten.

De commissie acht het vanwege deze omstandigheden gerechtvaardigd dat de ter plaatse aanwezige leidinggevende de heer E. besloot om teneinde de rust te herstellen mede gebruik te maken van een politie-surveillancehond ter afschrikking.

De commissie meent echter dat de aanhouding van Jo. ook op een minder ingrijpende wijze had kunnen plaatsvinden dan door de daadwerkelijke inzet van de politiehond als geweldsmiddel.

Weliswaar voldeed Jo. bij herhaling niet aan verzoeken van de betrokken politieambtenaren om zich te verwijderen en heeft hij blijkbaar ongepaste taal gebruikt tegen deze ambtenaren maar zijn gedrag was naar de mening van de commissie toch niet zodanig bedreigend of agressief dat aanhouding alleen met behulp van een politiehond kon worden bereikt.

De commissie ziet niet in waarom Jo. niet had kunnen worden vastgepakt en in de politieauto had kunnen worden geplaatst. Er is niet komen vast te staan dat Jo. zich tegen de voorgenomen aanhouding heeft verzet.

De commissie plaatst daarom vraagtekens bij deze wijze van aanhouden en verwijst in dat verband ook naar hetgeen de korpschef in zijn beslissing op de klacht overweegt dat het beter was geweest indien het commando "vast" zou zijn voorafgegaan door het commando "stellen" en dat het beter zou zijn geweest om met de inzet van de politiehond te wachten tot er van feitelijk geweld jegens de politieambtenaren sprake zou zijn geweest. De commissie onderschrijft dit.

Ten aanzien van het aanbrengen van de handboeien is de commissie van oordeel dat hiervan op zichzelf gebruik kon worden gemaakt.

Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat de voor het transport gebruikelijke veiligheidsfouillering niet kon plaatsvinden vanwege het beperkte aantal politieambtenaren in verhouding tot het aantal jongeren.

Wel meent de commissie dat vanwege de mogelijke verwondingen van Jo. als gevolg van de hondenbeet bij het aanbrengen van de handboeien bijzondere voorzichtigheid geboden was.

Gebleken is dat er mogelijk een gebrek aan communicatie is geweest waardoor de politieambtenaren die het transport verzorgden niet op de hoogte waren van het feit dat Jo. gebeten was.

De klacht die betrekking heeft op de wijze van aanhouding is daarom naar het oordeel van de commissie gegrond.

2. de verzorging van de hondenbeet:

De commissie stelt vast dat de hondengeleider direct na de hondenbeet de eventuele verwondingen van Jo. oppervlakkig heeft beoordeeld. Daarbij speelde blijkbaar mede een rol dat Jo. kennelijk ook zelf niet om medische verzorging verzocht.

Naar de mening van de commissie was er echter wel aanleiding om de verwondingen van Jo. nauwkeuriger te bekijken, met name ook omdat de hond met zijn tanden vast was geraakt in het leren jack van Jo. en daardoor niet meteen kon loslaten op het moment dat hiertoe bevel werd gegeven. Achteraf is ook gebleken dat de verwondingen ernstig genoeg waren om Jo. direct met een ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren. De politieambtenaar die op dat moment de leiding had, had er naar de mening van de commissie op moeten toezien dat voldoende zorg aan de verwondingen werd besteed. Ook is de commissie gebleken dat de politieambtenaren die het transport van Jo. verzorgden niet op de hoogte waren van het feit dat Jo. door een politiehond was gebeten. Het zou naar de mening van de commissie zorgvuldig zijn geweest indien de hondengeleider de betrokken ambtenaren hierover had geïnformeerd. De klacht is in zoverre gegrond.

Op het politiebureau is naar de mening van de commissie wel voldoende zorg besteed aan de verwondingen van Jo. De hondengeleider heeft na zijn aankomst op het politiebureau de verwondingen bekeken en op grond van zijn bevindingen een ambulance gebeld. Inmiddels had ook de dienstdoende arrestantenbewaarder een huisarts gebeld.

3. de weigering om een bloedproef af te nemen:

Klager stelt dat hij de heer E. verzocht heeft om bij zijn zoon een bloedproef af te nemen. De heer E. stelt dat klager dit verzoek niet heeft gedaan.

Omdat de verklaringen elkaar tegenspreken, kan de commissie niet vaststellen wat de feiten zijn. Overigens merkt de commissie op dat er naar haar oordeel geen aanleiding bestond voor een bloedproef omdat Jo. niet was aangehouden vanwege openbare dronkenschap maar omdat hij niet voldeed aan een ambtelijk bevel.

De klacht is ongegrond.

(...)

VI. Advies

De commissie adviseert:

- de klacht over de wijze van aanhouding gegrond te verklaren,

- de klacht over de verzorging van de hondenbeet gegrond te verklaren,

- de klacht over de weigering om een bloedproef af te nemen ongegrond te verklaren."

19. In een proces-verbaal van 21 maart 1998, opgemaakt door politieambtenaar Sc. staat onder meer het volgende vermeld:

"Verbalisant heeft vlak na aankomst bij hockeyclub "MIXED" van omstanders vernomen dat een onbekend gebleven persoon tegenover een aantal andere bezoekers heeft gestaan met een klein busje in de hand waar vermoedelijk traangas in zou zitten. Hij dreigde met dat busje te spuiten, echter heeft dat niet gedaan. Verbalisant heeft op deze melding geen verdere actie op ondernomen omdat op dat moment de spanningen hoog op liepen en diverse vechtpartijen uit dreigden te breken. De aandacht van verbalisant en collega's waren op dat moment gericht ter voorkoming van escalaties en daaropvolgend op het beëindigen van het feest en begeleiden van de bezoekers uit het pand naar de openbare weg.

Op een gegeven moment waren er een aantal collega's van omliggende districten aanwezig en werd door de aanwezige Hulpofficier van Justitie, E. in overleg met de organisatie besloten het feest af te breken. Dit was op 15 maart omstreeks 00.40 uur. Verbalisant is toen met een aantal collega's en leden van de organisatie op een lijn gaan staan en hebben de bezoekers met zachte dwang naar de uitgang van het terrein van de hockeyvereniging begeleid. In sommige gevallen moest er fysiek zachte dwang worden gebruikt om hen naar de uitgang te bewegen. Tot zover was er weinig of geen geweld nodig geweest. Eenmaal bij de uitgang bleef de groep welke uit ongeveer 150 a 200 personen bestond in de leeftijd van 14 t/m 26 jaar staan/plakken. Verbalisant heeft tijdens dit begeleiden gesproken met een jongeman welke zich niet zonder dwang wilde verwijderen van het terrein. Hij maakte zich bekend als Jo. Verbalisant heeft, onderwijl hij met deze jongen sprak, hem met zachte dwang naar de openbare weg geduwd. Verbalisant duwde hem in die richting omdat hij niet wilde luisteren naar de herhaaldelijke vorderingen van verbalisant zich te verwijderen van het terrein en zich naar huis te begeven. Op een gegeven moment zag verbalisant dat de jongeman zich op de openbare weg bevond en verbalisant richtte zijn aandacht op andere personen welke zich nog moesten verwijderen. Een paar minuten later kwam verbalisant terug bij de oprit naar de hockeyclub en zag dat Jo. zich wederom bevond op de plaats waar verbalisant hem met enig duw en trekwerk hem naar de openbare weg had gedirigeerd. Verbalisant zag en hoorde dat een collega van Haarlem met Jo. in discussie was gewikkeld en dat Jo. niet wilde luisteren naar de vorderingen van de collega. Verbalisant zag dat de collega Jo. bij zijn jas pakte en Jo. in de richting van de openbare weg duwde. Verbalisant zag en hoorde dat Jo. verbaal hevig protesteerde. Verbalisant kon niet verstaan wat Jo. riep. Verbalisant zag dat Jo. wederom terug wilde lopen in de richting van de Haarlemse collega. Verbalisant zag dat de Hulpofficier E. Jo. op ferme toon meerdere malen vorderde zich van het terrein te verwijderen en naar huis te gaan.

Verbalisant hoorde dat Jo. op een gegeven moment riep: "Ik heb al eens iemand neergestoken bij het Oude Slot !!!". Of woorden van gelijke strekking. Verbalisant zag dat Jo. een stekende beweging maakte en deed alsof hij een mes in zijn hand hield. Verbalisant hoorde Jo. vervolgens roepen: "Ik doe het gewoon nog een keer, ik ga nog eens iemand neersteken !!!" Of woorden van gelijke strekking. Verbalisant zag dat Jo. zich in de richting van de openbare weg begaf. Verbalisant richtte zijn aandacht naar andere bezoekers die zich niet uit eigen beweging wilden verwijderen. Toen verbalisant achter een groep bezoekers liep om hen te verspreiden zag verbalisant de hondengeleider en zijn hond. Verbalisant zag dat de hond een arm vast had van een

persoon. Verbalisant zag dat de persoon Jo. was. Verbalisant heeft, nadat de hond de arm van Jo. los had gelaten, de collega geholpen welke bezig was Jo. te boeien. Toen deze in de boeien was heeft verbalisant samen met de collega uit Haarlem Jo. overgebracht naar een politiebus en de verdachte daarin laten plaats nemen. Verbalisant ging verder met het verspreiden van de bezoekers. Verbalisant zag op een gegeven moment de eerder genoemde hondengeleider met hond achter een groepje bezoekers lopen. Verbalisant zag dat een (1) van de bezoekers door de hond in z'n achterste werd gebeten. Verbalisant hoorde dat de hondengeleider tegen de persoon, die gebeten werd, zei dat hij was aangehouden. Verbalisant assisteerde de hondengeleider en sommeerde de verdachte te gaan liggen, daar de hond zijn achterste nog steeds vast had. Verbalisant zei tegen de verdachte dat de hond zijn achterste zou loslaten wanneer hij op de grond zou gaan liggen. De verdachte ging liggen en verbalisant zag dat de hond direct los liet. Verbalisant heeft de verdachte met assistentie van de eerder genoemde collega geboeid en afgevoerd naar de politiebus alwaar wij de verdachte naast de eerder aangehouden verdachte plaatsten.

De beide verdachten zijn geboeid afgevoerd omdat zij meerdere malen weigerden gehoor te geven aan vorderingen zich uit de voeten te maken en zich zeer recalcitrant gedroegen.

Toen de meeste bezoekers zich verspreid hadden en huiswaarts gingen heeft verbalisant gesurveilleerd door de gehele gemeente Bennebroek. Hierbij heeft verbalisant op diverse plaatsen in de gemeente Bennebroek bezoekers welke zich op hielden op kruisingen en in woonwijken gevorderd zich te verspreiden. De bezoekers gingen onder verbaal protest uiteen. Omstreeks 02.30 keerde de rust weer in de gemeente Bennebroek."

20. In een proces-verbaal van 26 maart 1998, opgemaakt door politieambtenaar Sh. staat onder meer het volgende vermeld:

"Tijdens mijn werkzaamheden in voorgaande jaren in de gemeente Bennebroek was mij gebleken dat na afloop van verschillende jeugdfeesten bij genoemde hockeyclub de openbare orde werd verstoord en vernielingen werden gepleegd in de omgeving.

ASSISTENTIE BENNEBROEK

Op zondag 15 maart 1998, omstreeks 0.48 uur gaf ik via de mobilofoon aan de regionale meldkamer door dat wij in de omgeving waren voor eventuele assistentie. Wij reden op dat moment in Zwaanshoek. Hierop verzocht de regionale meldkamer ons om, voor assistentie van de ter plaatse aanwezige collega's van het district Kennemerland-Zuid, in de omgeving te blijven.

Wij gingen ter plaatse. Ik zag dat collega's van het district Kennemerland-Zuid ter plaatse overlegden met de leiding van het hockey jeugdfeest.

ASSISTENTIE NIEUW-VENNEP

(...)

Nadat de gemoederen aldaar waren gesust en de collega's van surveillance-eenheid wijkteam Zuid de zaak verder afhandelden werden wij op zondag 15 maart 1998, omstreeks 01.16 uur, door de regionale meldkamer verzocht om terug te gaan naar de van Heemskerklaan te Bennebroek omdat het jeugdfeest aldaar was beëindigd en grote groepen jongeren in de omgeving van de hockeyclub bleven rondhangen en de openbare orde verstoorden.

ASSISTENTIE BENNEBROEK / SITUATIE TER PLAATSE

Op zondag 15 maart 1998, omstreeks 01.23 uur kwamen wij ter plaatse. Ik zag dat op de rijbaan op de openbare weg van de van Heemskerklaan te Bennebroek, voor de inrit van de hockeyclub aldaar een grote groep jongelui stonden. Ik zag dat verschillende bewoners van de van Heemskerklaan te Bennebroek wakker waren en vanuit hun woning naar buiten keken. Aan de gedragingen van een groot aantal jongeren zag ik dat zij kennelijk onder invloed waren van alcoholhoudende drank. Ik hoorde dat enkele jongens en meisjes hard schreeuwden. Ik zag dat verschillende jongelui onvast ter been waren en elkaar ondersteunden. Ik zag dat enkele jongeren op de grond zaten met hun hoofd tussen hun benen.

Ik zag dat verschillende collega's van het district Kennemerland-Zuid tussen de jongelui liepen. Ik zag en hoorde dat zij verschillende jongeren en groepen jongeren een bevel gaven om door te lopen, om te verwijderen of om naar huis te gaan. Ik zag dat verschillende collega's daarbij ook jongelui moesten wegduwen. Ik zag dat dat niet hielp. Ik zag dat de jongeren op de openbare weg bleven staan. Ik zag dat enkele jongelui zich verzetten tegen de politie. Ik zag dat zij de tegengestelde richting opgingen als door de collega's werd aangegeven of werd geduwd.

VERWIJDEREN JONGEREN

Ik reed in genoemde surveillancewagen zeer langzaam op de groepen jongelui af die op de openbare weg stonden voor de uitrit van genoemde hockeyclub. Ik claxonneerde een paar keer kort. Ik wilde hiermee de groepen jongelui bewegen door te lopen. Via het geopende portierraam maande ik de jongelui door te lopen en om naar huis te gaan.

Ik zag dat enkele jongelui met moeite een paar stappen aan de kant gingen en nadat ik voorbij was weer bleven staan.

VOLGEN GROEP JONGEREN

Nadat ik een grote groep rondhangende jeugd was gepasseerd en reed in de richting van de nabijgelegen de Ruyterlaan te Bennebroek zag ik een groep jongens weglopen vanuit de van Heemskerkaan de de Ruyterlaan in. Ik hoorde dat een van de jongens luidkeels schreeuwde. Ik zag dat andere jongens uit deze groep deze jongen tot rust

maanden. Uit voorzorg en [[B ter voorkoming van openbare orde verstoring volgde ik deze groep jongens. Ik zag dat zij liepen in de richting van de Tromplaan te Bennebroek.

(...)

NIET VOLDOEN AAN BEVEL (...)

Ik hoorde, via de mobilofoon, dat collega's ter plaatse bij de uitgang van de hockeyclub, in de van Heemskerk laan te Bennebroek, nog steeds moeite hadden om de jongeren te verwijderen.

(...)

VERWIJDEREN JONGEREN HEEMSKERKLAAN

Hierna ben ik met mijn surveillanceauto wederom naar van Heemskerklaan te Bennebroek gereden. Ik zag dat verschillende collega's jongeren voor zich uit wegduwden naar de de Ruyterlaan in mijn richting. Ik ben door een groep jongeren gereden en heb mijn surveillancewagen gedraaid. Ik zag dat het zeer moeilijk lukte om meerdere jongeren in de richting van de de Ruyterlaan te bewegen. Ik ben zeer langzaam achter de collega's en de groep jongelui aangereden in de richting van de de Ruyterlaan. Ik zag dat enkele terug wilden lopen in tegengestelde richting als waar de collega's hen wegduwden. Ik zag dat collega's agent R. en hoofdagent Sl. gebukt zaten. Ik zag dat bij hun een jongen op de grond lag. Ik zag dat de diensthond van hoofdagent Sl. deze jongen in zijn onderarm beet. Ik hoorde dat hoofdagent zijn diensthond het bevel los gaf. Ik zag dat de diensthond niet los liet. Ik heb niet gezien hoelang dit duurde. Ik reed door om zodoende voor genoemde collega's werkruimte te maken. Een grote groep jongeren werd voor ons uit gedreven naar de de Ruyterlaan. Om toezicht te houden op gedragingen van deze groep jongeren in de de Ruyterlaan stelde ik mijn surveillancewagen op op de kruising van de Heemskerklaan en de de Ruyterlaan te Bennebroek.

AANHOUDING VERDACHTEN

Na enkele minuten kwamen eerder genoemde collega's R. en Sl. naar mij toe. Zij verklaarden dat zij een jongen hadden aangehouden. Ik zag dat dit dezelfde jongen was die eventevoren bij de collega's R. en Sl. op de grond lag en door de diensthond was gebeten. Ik heb de genoemde jongen achterin mijn surveillancewagen gezet.

De jongen was stil en maakte op mij een rustige indruk. Even later zag ik dat en groep jongeren in de de Ruyterlaan bleven staan op de openbare weg en niet weggingen. Ik zag dat een jongen op de grond lag. Ik hoorde dat hij schreeuwde: "Au au dat doet pijn." Ik zag dat hij door de diensthond van collega Sl. werd gebeten in zijn bil. Ik heb niet gezien wat de aanleiding hiervan was. Hierna heeft collega Sl. de jongen aangehouden. Deze jongen is ook achterin mijn surveillancewagen geplaatst. Na enkele minuten hoorde ik dat deze jongen zei dat hij pijn had aan zijn bil en dat hij bloedde. Ik zag dat

hij niet ernstig aan zijn vinger bloedde. De andere jongen die als eerste was aangehouden zei toen dat hij ook pijn had aan zijn arm van de hondenbeet. Hij zei verder niets. Ik zat voorin in de surveillanceauto achter het stuur en genoemde reservepolitieagent Bu. zat op de passagiersstoel. We hebben verder met de verdachten achterin gesproken wat er verder ging gebeuren. Ik vertelde dat we naar het buro gingen en dat daar een arts naar de bijtwond zou kijken. Beiden gaven aan dat dit goed was. Ik vroeg hun naar hun naam. Zij gaven hun naam. Zij gaven mij op te zijn genaamd:

W., wonende (...) en Jo. wonende (...). Ik vroeg wat er was gebeurd. De jongens vertelden op een rustige toon wat er gebeurd was.

TRANSPORT VERDACHTEN

Hierna heb ik overlegd met de ter plaatse aanwezige hulpofficier van justitie inspecteur E. Hij gaf opdracht om de aangehouden verdachten over te brengen naar het cellencomplex van het hoofdburo te Haarlem. Op zondag 15 maart 1998, omstreeks 02.00 uur, kwamen wij daar aan. De verdachten werden door mij overgedragen aan de dienstdoende arrestantenbewaker. Tevens deelde ik mede dat de arrestanten onderzocht moesten worden door een arts voor hun bijtwonden. De arrestanten werden geplaatst in een wachtruimte. Ik hoorde dat de hulpofficier van justitie op weg was naar het buro van politie te Haarlem voor de voorgeleiding. De arrestantenbewaker deelde mij mede dat een arts was gebeld en onderweg was. Tijdens het wachten toonde verdachte Jo. mij zijn bijtwond in zijn onderarm. Hij stroopte zijn mouw even op. Ik zag een diepe vleeswond. Ik zag dat de verdachte hiervan schrok. Ik hoorde dat hij zei: "Jezus moet je kijken". Of woorden van die strekking. De wond bloedde niet en de verdachte was verder rustig. Om die redenen en omdat de arts elk ogenblik kon komen en omdat de hulpofficier van justitie onder weg was voor voorgeleiding besloot ik hierop te wachten.

VOORGELEIDING

Op zondag 15 maart 1998, omstreeks 02.25 uur, werden de verdachten voorgeleid bij de hulpofficier van justitie, inspecteur E.

Nadat de collega's R. en van Sl. ter plaatse waren werd door hun, op zondag 15 maart 1998, omstreeks 02.59 uur, de verdere afhandeling overgenomen."

21. In een proces-verbaal van 26 maart 1998, opgemaakt door politieambtenaren B., G., Sc. en Sa. staat onder meer het volgende vermeld:

"Op 15 maart 1998, omstreeks 00.27 uur, kregen verbalisanten in uniform gekleed en belast met algemene surveillance, de melding dat er schermutselingen waren bij het sportgebouw van de Hockeyclub Bennebroek Mixed, gevestigd aan de Jacob van Heemskerklaan 1 te Bennebroek. Het betrof een feest waar een honderdtal bezoekers waren.

Ter plaatse troffen verbalisanten op de openbare weg, ter hoogte van de uitgang van het hockeyterrein een tiental jongeren aan, die aan het schreeuwen waren. Het bleek dat de draadloze telefoon, eigendom van A., was afgepakt van een vriend van A., die juist iemand wilde bellen. Er was even daarvoor een gevecht geweest tussen die vriend en een aantal jongens. De eigenaar wist niet wie de telefoon nu had.

Een van de begeleiders van het feest, dhr. F., had gezien dat de voor hem bekende jongen, Gr., een draadloze telefoon, die voldeed aan de omschrijving van de gestolen telefoon, in zijn achterzak van zijn broek stopte. Daar deze jongen, nog in de hockeyclub was, alwaar het feest nog in volle gang was, hebben wij, verbalisanten, ter voorkoming van escalatie, geen onderzoek ingesteld naar de telefoon.

De vriend, die verhaal wilde halen bij de jongens, die de telefoon hadden afgepakt, is door ons van het terrein verwijderd. De eigenaar zal overdag, op 15 maart 1998, aangifte doen van diefstal van de telefoon.

Na overleg met de organisatie van het feest, is omstreeks 00.50 uur, besloten dat het feest gestopt werd. Intussen waren twee collega's van het district Haarlem, waarvan een hondengeleider met hond, ter plaatse gekomen.

Tijdens het begeleiden van de jongelui, bleek ons, verbalisanten, dat de jongelui door vermoedelijk het overmatig gebruik van alkoholhoudende drank onder invloed waren. Verschillende jongens schreeuwden en urineerden in de bossages gelegen aan de openbare weg.

Door verbalisanten werden er gesprekken gevoerd met sommige jongens, hierbij was ook de mij, verbalisant G., bekende Jo. Hij was niet voor rede vatbaar. Hij luisterde niet naar het verzoek de plek te verlaten, in verband met overlast voor omwonenden. Verschillende groepen jongeren zijn door ons verbalisanten, aangesproken en opdracht gegeven zich te verwijderen, waaraan sommigen voldeden. Met enige dwang zijn de groepen verspreid, waarbij het verschillende maten dreigde te escaleren.

Omstreeks 02.15 uur hadden de groepen zich verspreid en waren de jongelui bij de Hockeyclub Bennebroek Mixed weg. Tijdens het verspreiden, zijn er twee personen aangehouden, waarover door de collega's van het district Haarlem in een apart ambtelijk verslag zal worden gerelateerd.

In het dorp Bennebroek bleef het geruime tijd nog onrustig, daar er verscheidene groepen in het dorp bleven rond hangen, en daarbij voor de nodige geluidsoverlast zorgden."

22. In de afdoeningsbrief van de chef van het regionale politiekorps Kennemerland van 18 augustus 1998 naar aanleiding van de klacht staat onder meer het volgende vermeld:

"Op zondag, 15 maart 1998 werd omstreeks 00.35 uur door de organisatoren van de feestavond besloten het feest te beëindigen. Dit naar aanleiding van een aantal ongeregeldheden in de feestzaal en daarbuiten. De politie werd daar aanvankelijk verzocht omdat een draagbare telefoon van een van de buitenstaanders was afgepakt.

Hierdoor ontstond over en weer onenigheid, hetgeen dreigde te escaleren. Het was mede de reden waarom tot het vorenstaande werd besloten.

Nadat de 100 tot 150 feestgangers allen op het buitenterrein van het clubhuis stonden werden zij daar van verwijderd. Vervolgens werd daarna op de Jacob van Heemskerklaan door velen van hen de openbare orde en rust verstoord. De rijbaan werd lange tijd bezet gehouden, hetgeen gepaard ging met lawaaioverlast en wanordelijkheden. Onderling werd er aan elkaar getrokken en geduwd. Er ontstonden kleine vechtpartijtjes. Verder urineerden vele feestgangers tegen eigendommen van derden aan. Velen van hen verkeerden onder invloed van alcoholhoudende drank. De aanwezige politiefunctionarissen traden daar terecht tegen op.

Aanvankelijk, zo was dit ook het geval op het genoemde terrein, werd er door de politie op een kalme wijze en met overredingskracht opgetreden. Tegen vele aanwezigen die veelal in groepjes bij elkaar stonden, werd vaak persoonlijk gezegd zich te verwijderen en naar huis te gaan. Omdat hieraan nauwelijks gevolg werd gegeven en de wanordelijkheden niet ophielden is hierbij na enige tijd mede een surveillancehond ingezet. De ontwikkeling van de verstoringen vereiste dit. Ook was het op dat moment niet meer mogelijk te wachten tot er meer politieassistentie ter plaatse was. Met het op dat moment in feite geringe aantal politiefunctionarissen en de surveillancehond moesten de feestgangers vanaf de openbare weg worden verwijderd. Er was reeds assistentie uit 2 andere districten. Redelijkerwijs kon niet meer assistentie worden gevraagd.

De reden waarom uw zoon werd aangehouden is geweest dat hij bij herhaling niet voldeed aan de door meerdere politiefunctionarissen gedane verzoeken en gegeven bevelen zich te verwijderen. Hij gedroeg zich recalcitrant en sprak daarbij uitdagende woorden uit. Dit gedrag vertoonde hij reeds bij het verlaten van genoemd terrein. Meerdere keren is hij bij zijn arm vastgepakt en in de richting geduwd waarheen hij moest lopen. Meerdere keren, nadat hij zich had opgehouden tussen een groepje personen, liep hij dan vervolgens weer terug en telkens in de richting van de politiefunctionarissen. De door hen met hem gevoerde gesprekken drongen kennelijk niet tot hem door. Hij bleef zich onrustig en beweeglijk gedragen. Wat hieraan ten grondslag heeft gelegen is tijdens het ingestelde onderzoek niet geheel duidelijk geworden. Door een getuige is gezien dat hij in de feestzaal met een glas bier in zijn hand stond. Toen hij buiten de feestzaal stond is gezien dat hij er niet geheel nuchter uitzag en onvast ter been was. Tegen een bemanningslid van het politiebusje heeft hij zelf gezegd geweten te hebben dat hij door moest lopen en dat hij dronken was. Zijn gedrag week duidelijk af van dat van de meeste anderen.

Op een gegeven ogenblik besloten de hondenbegeleider en zijn collega hem aan te houden. Dit nadat zij hem meerdere keren hadden bevolen zich te verwijderen en hij dat niet deed. Zelfs nadat tegen hem was gezegd dat de surveillancehond zou worden ingezet, voldeed hij niet aan de bevelen zich te verwijderen en schold de betrokken politiefunctionarissen daarbij uit voor klerelijers, klootzakken en kankerpolitie. Verder

maakte hij zich breed en zei daarbij een aantal keren: "Kom maar, kom maar." Bij de afweging om hem met behulp van de surveillancehond aan te houden heeft een aantal feiten een rol gespeeld. Het gedrag van de naar schatting 50 é 60 overgebleven feestgangers bestond uit op luidruchtige wijze joelen, schelden en uitdagend geschreeuw in de richting van de politieambtenaren, die de aanhouding moesten verrichten. Dit gedrag werd mede beïnvloed door het gebruik van alcohol. Het gedrag was onberekenbaar. De mogelijkheid dat een aantal van hen de aanhouding zou verhinderen of beletten en zelfs daarbij handtastelijk zouden optreden tegen de politieambtenaren, kon niet worden uitgesloten. Om dit uit te sluiten is ter bescherming van hun eigen veiligheid en om de aanhouding mogelijk te maken, van de hond gebruik gemaakt. Na het commando "vast" werd de hond met behulp van de korte lijn gecontroleerd op uw zoon afgestuurd. De in zijn omgeving verblijvende personen liepen hierop in versnelde pas weg. Omdat uw zoon dit ook deed en zich daardoor aan zijn aanhouding onttrok, kreeg de hond meer lijn. Deze beet zich daarna vast in zijn linker onderarm. Het is onvermijdelijk dat daarbij bijt- of scheurwonden ontstaan. Het heeft enige tijd geduurd voordat de hond zichzelf had losgemaakt. Dit werd veroorzaakt omdat de tanden van de hond verstrikt zaten in de leren mouw van het jack wat uw zoon droeg. De begeleider heeft zijn hond daarbij geleld en onder controle gehouden. Ter plaatse heeft hij gezien dat er voor zijn opgelopen letsel niet direct medische bijstand nodig was. Mij is niet gebleken dat hij van pijn heeft gegild.

Vanwege zijn vlucht- en onberekenbare gedraging daarvoor was de noodzaak aanwezig uw zoon geboeid over te brengen naar het hoofdbureau van politie. Dit ook vanwege de bescherming van de veiligheid voor de bemanning van het politiebusje. Gezien de aard van de verwonding op dat moment, kon dit vervoer met een politiebusje plaatsvinden. In afwachting van mogelijk nog meer arrestanten Is even gewacht met het vervoer naar het hoofdbureau.

In het bureau is een direct gewaarschuwde arts verschenen om de aard van het letsel van uw zoon en de eventuele behandeling daarvoor vast te stellen. Daarvoor had de hondenbegeleider in het bureau de verwonding van uw zoon gezien. Door zijn toedoen is hij met een ambulance naar een ziekenhuis overgebracht. De arts heeft uw zoon gezien op het moment dat hij daar naartoe werd gebracht. Zij heeft de verdere zorg aan het ambulance personeel overgelaten. Hierna heeft de hondenbegeleider aan u een uitleg gegeven over zijn optreden tegen uw zoon.

De gesprekken die u en uw vrouw daarna met de hulpofficier hadden zijn volgens het politiepersoneel anders verlopen dan u heeft verklaard tegen de onderzoeksambtenaar. De hulpofficier verklaart stellig dat uw komst naar het bureau afhankelijk was van het feit of uw zoon wel of niet voor behandeling naar een ziekenhuis werd overgebracht. Dat was hem op dat moment nog niet bekend. Zou dit niet het geval zijn geweest, dan was een bezoek aan hem niet mogelijk geweest. Dit omdat hij dan in het cellencomplex was ingesloten en waar u dan op dat moment geen toegang had gekregen. Dit in het belang van het nog verder in te stellen strafrechtelijk onderzoek. Tijdens een tweede gesprek, zo verklaart hij, heeft hij niet met u gesproken over het afnemen van een bloedproef bij

uw zoon. Tijdens dat gesprek sprak u onder andere uit, de inzet van de surveillancehond begrepen te hebben. Dit vanwege het geringe aantal ter plaatse aanwezige politiefunctionarissen, in totaal negen, tegenover de grote groep aanwezige jongeren. In de loop van de dag heeft dezelfde hulpofficier aan u uitgelegd waarom u geen kopie van de door uw zoon afgelegde verklaring mee kreeg. Verder heeft hij tegen u gezegd dat er tegen uw zoon een proces-verbaal zou worden opgemaakt. Dat u niet aanwezig mocht zijn bij het verhoor van uw zoon, is een beslissing die de verhorend ambtenaar zelfstandig neemt. Als hij dat in het belang van het verhoor niet wenselijk acht, kan daar niet in getreden worden.

Door de hulpofficier is voor het vertrek van uw zoon naar het ziekenhuis besloten hem in vrijheid te stellen en heeft daarna met hem de afspraak gemaakt dat hij zich in de loop van de dag vrijwillig in het bureau Duinrand zou melden voor nader verhoor. Hier heeft hij gevolg aan gegeven. De reden hiertoe was zijn minderjarige leeftijd en hij anders na zijn verblijf in het ziekenhuis in het cellencomplex de verdere nacht had moeten doorbrengen.

Op grond van het bovenstaande acht ik het politieoptreden begrijpelijk en te rechtvaardigen.

Dat wil niet zeggen dat ik hier geen opmerkingen over heb.

Enerzijds was er sprake van een onoverzichtelijke situatie, veel lastige mensen en (te) weinig politiepersoneel dat voor de moeilijke taak stond om de orde te herstellen. Anderzijds had ik liever gezien dat er een meer gecoördineerd optreden onder duidelijke leiding had plaatsgevonden.

Het inzetten van een surveillancehond acht ik een zwaar middel. Voor de rechtvaardiging hiervan én acceptatie achteraf was het beter geweest indien het commando "vast" (hetgeen bijten impliceert) was voorafgegaan door het commando "stellen" waarbij het pas tot bijten mag komen indien de verdachte desondanks zich tracht te onttrekken.

Hoewel er uitdrukkelijk sprake was van een dreigende situatie vanuit de overige groep aanwezigen, was het eveneens beter geweest hier met inzet te wachten tot er van feitelijk geweld jegens de politieambtenaren sprake zou zijn geweest.

Ik zal mijn zienswijze aan de betrokken medewerkers kenbaar maken.

Daarnaast hoop ik dat ook uw zoon, achteraf terugkijkend op zijn eigen rol, tot enige zelfkritiek is gekomen.

Ik ben van mening dat er onzerzijds serieus aandacht aan deze klacht is besteed en hoop dat uw klacht, als deels gegrond, als afgedaan beschouwd kan worden."

23. Op 18 november 1998 ging verzoeker in op het transactieaanbod terzake van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel en betaalde hij het transactiebedrag aan het arrondissementsparket te Haarlem.

24. Op 26 januari 1999 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman.

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat hiervoor samengevat weergegeven onder KLACHT.

2. In zijn verzoekschrift deelde verzoeker onder meer het volgende mee:

"Maar tijdens het bezoek aan het ziekenhuis om ± 3.00 uur lag mijn zoon te schudden op het eerste hulpbed vervolgens liet hij al z'n behoeften lopen, met alles wat daarvoor gebeurd was op het bureau gelooft U toch niet dat ik terug rij vanuit het ziekenhuis naar het politiebureau vervolgens ± 1 uur ga zitten wachten tot Dhr. E. arriveert.

Vervolgens hem ga feliciteren met het feit dat hij een geweldige arrestatie heeft verricht. U mag best weten ik was laaiend op hem.

De dienstdoende baliebeambte moet zich kunnen herinneren of genotuleerd hebben waarom ik de hulpofficier heb laten oppiepen hij moest de reden weten en dit moest ook nog een goede reden zijn anders zou hij Dhr. E. niet uit Velzen naar Haarlem laten komen.

Met hem heb ik meerdere malen de reden besproken "ik eis dat Dhr. E. nu naar Haarlem komt om een bloedproef af te laten nemen".

3. In een eerder verzoekschrift van verzoeker van 27 oktober 1998 staat onder meer het volgende vermeld:

"Mijn zoon Jo. is daar gearriveerd om ± 24.00 uur.

Vervolgens werd mijn vrouw 's nachts om ± 2.30 uur gebeld dat Jo. was gearresteerd en die nacht niet thuis zou komen en dat hij was gebeten door een politiehond.

Waarop ik de telefoon overnam en meedeelde dat ik naar het bureau kwam om te zien wat er was gebeurd.

(...)

3.

Hij liep terug om zijn fiets op te kunnen halen wat hij ook aan de politiefunctionaris heeft meegedeeld.

Hij heeft zeker niet beweerd dat hij dronken was, hij is maar een half uurtje binnen geweest.

Waarom is hij niet bij de arm genomen en in een politiebusje gezet hij was toch ongehoorzaam.

(...)

5.

U schrijft de hondenbrigadier kijkt naar de arm van Jo. en waarschuwt een arts en vervolgens belt hij een ambulance waarom een arts + ambulance. Hij liegt!

Hij heeft een arts gebeld, inmiddels zijn wij op het bureau gearriveerd en bij het zien van de arm van Jo. is op mijn aandringen direct een ambulance gebeld.

Op het moment dat Jo. in de ambulance stapte arriveerde ook de door U gewaarschuwde arts.

Het was inmiddels ± 3.00 uur.

(...)

7.

Nadat ik achter de ambulance ben aangereden realiseerde ik mij dat de aanklacht tegen Jo. openbare dronkenschap zou kunnen zijn want de hulpofficier had gezegd dat Jo. dronken was.

Ik ben direkt terug gereden naar het politiebureau en heb daar speciaal de hulpofficier Dhr. E. op laten roepen door de wachtcommandant, na 45 minuten arriveerde Dhr. E. hij zat volgens zeggen in Velzen.

Ik heb hem toen duidelijk verzocht om een bloedproef bij mijn zoon af te nemen, alleen daarvoor heb ik hem op laten roepen. Niet om gezellig een praatje met hem te komen maken.

Nu ontkent hij dit. Hij liegt!

8.

De reden van vrijlating is zo zegt U zijn minderjarige leeftijd.

Waarom is de tweede arrestant welke ook door Uw hond is gebeten dan vrijgelaten hij was meerderjarig."

C. Standpunt korpsbeheerder

De korpsbeheerder deelde als zijn standpunt op de klacht onder meer het volgende mee:

"Ik ga ten eerste in op de klachtonderdelen, hanteer daarbij de volgorde in uw brief en baseer mij in hoofdzaak op het aan mij uitgebrachte advies van de Politieklachtencommissie. Vervolgens komen enkele aanvullende vragen die u stelde aan de orde.

Klachtonderdelen

Het advies van de Politieklachtencommissie is mij uitgebracht bij brief van 19 juli 1999; abusievelijk is in de aanbiedingsbrief de datum van 1 april 1999 gehanteerd. De behandeling bij de Politieklachtencommissie is omstreeks een maand vertraagd doordat de heer Jo. verhinderd was in juni de zitting van de commissie bij te wonen.

1. Het eerste klachtonderdeel betreft de vraag of de politiehond terecht is ingezet ter aanhouding van Jo.

De korpschef concludeerde in zijn brief van 18 augustus 1998 dat het beter zou zijn geweest met inzet van de politiehond te wachten tot er van feitelijk geweld jegens politieambtenaren sprake zou zijn geweest. In het verlengde hiervan en mede op basis

van het advies van commissie vind ik dit klachtonderdeel gegrond. Ondanks de omstandigheden ter plaatse, die onoverzichtelijk en rumoerig waren, een relatief beperkt aantal agenten ter plaatse en niettegenstaande het kennelijk baldadige c.q. tergende gedrag van Jo., moet achteraf worden geconcludeerd dat het inzetten van de politiehond ter aanhouding van Jo. niet voldeed aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Wat betreft de professionele toepassing van dit geweldmiddel verwijs ik verder, in navolging van de klachtencommissie, naar hetgeen de korpschef in het slot van zijn brief van 18 augustus 1998 opmerkte over de commando's die aan de politiehond zijn gegeven bij de inzet.

2. Het tweede klachtonderdeel betreft de verzorging van Jo. na de hondenbeet bij zijn aanhouding.

Op basis van het advies van de klachtencommissie en de overige stukken dringt zich het beeld op dat direct na de aanhouding de ernst van de verwonding niet werd onderkend. Hiervoor waren kennelijk verschillende oorzaken, niet alleen vroeg Jo. zelf niet om medische hulp, maar ook de betrokken politieambtenaren waren op dat moment niet alert op de (mogelijke) ernst van de verwonding. Ik onderschrijf derhalve dat de klacht gegrond is. Achteraf gezien was het onder de omstandigheden evenzeer denkbaar geweest dat Jo. direct per ambulance naar het ziekenhuis zou zijn vervoerd.

3. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel, de weigering om een bloedproef af te nemen, merk ik het volgende op.

De commissie heeft niet kunnen vaststellen of een dergelijk verzoek is gedaan. Los daarvan onderschrijf ik het advies van de klachtencommissie, dat op zich zelf geen aanleiding bestond een bloedproef af te nemen, omdat Jo. niet was aangehouden wegens een misdrijf of overtreding, waarbij in de regel een bloedproef wordt of kan worden afgenomen. Een verzoek van de heer Jo. verzoek om een bloedproef had aldus kunnen worden beantwoord.

Op basis van de opmerkingen die de commissie ten vierde maakt over de wijze waarop de klacht is onderzocht, concludeer ik dat sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek van de feiten.

Aanvullende vragen

a. U heeft mij gevraagd of en zo ja, welke bijzondere wijze van nazorg plaats vindt in het geval politiehonden zijn ingezet bij een politieoptreden (niet zijnde een ME optreden) ten aanzien van personen die door een hond zijn vastgepakt of gebeten.

Op alle ingeslotenen, ook op hen die door een politiehond zijn vastgepakt of gebeten, is de in Kennemerland vigerende Procedure Arrestantenzorg van toepassing. Deze procedure is een uitwerking van hoofdstuk 6 van de Ambtsinstructie voor de politie, de

Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. De procedure is hierbij gevoegd en houdt in dat medische bijstand wordt verleend aan ingeslotenen, wanneer zij deze nodig hebben. Daartoe rust een zorgplicht op de arrestantenverzorger.

b. Verder heeft u verzocht of enig schriftelijk stuk aanwezig is met betrekking tot de inzet van politiehonden.

De landelijke Regeling Politiesurveillancehonden 1999 heeft, als uitwerking van artikel 14 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen, hoofdzakelijk betrekking op de keuring en keuringseisen voor de combinatie van geleider en politiehond. Het gaat om een regeling van de kwaliteitseisen, die naar zijn aard ook in Kennemerland van toepassing is.

Naast deze regeling zijn landelijk inzet (criteria) voor politiesurveillancehonden gegeven in de algemene geweldsbepalingen in de Politiewet 1993 en de Ambtsinstructie, waaronder de artikelen 15 en 17 van de Ambtsinstructie. In de regio Kennemerland zijn daarnaast geen regiospecifieke richtlijnen beschikbaar voor de inzet van politiesurveillancehonden.

c. Tenslotte verzocht u om een schriftelijk stuk, bijvoorbeeld een certificaat, waaruit de kwalificatie van de betrokken hondengeleider(s) blijkt (combinatie van begeleider en hond).

Deze stukken zijn opgevraagd en worden u nagezonden."

D. Reactie verzoeker

Verzoeker deelde als zijn reactie op het standpunt van de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:

"In de eerste plaats wil ik U bedanken voor alle getoonde inzet tot het behalen van dit resultaat.

Daar er door Uw inzet contact is ontstaan tussen mijn letselschade advocaat HR. T. te Zaandijk en Centraal Beheer.

Ik betreur echter dat de klacht met de betrekking tot het afnemen van een bloedproef ongegrond is verklaard.

Maar deze klacht is niet relevant daar de aanklacht openbare dronkenschap is gewijzigd in burgerlijke ongehoorzaamheid.

Ik snap enkel niet waarom ik vanuit het ziekenhuis speciaal naar het politiebureau ben gereden en de hulpofficier Van Justitie speciaal heb laten oproepen vanuit Velzen.

Dit heb ik gedaan omdat op dat moment de aanklacht zoals hij tegen mij heeft gezegd die nacht, openbare dronkenschap zou zijn.

(...)

Wat mij het meest verwonderd is dat uit meerdere rapporten blijkt, dat de hond zeer bewust is ingezet om hem eerst te verwonden en dan te arresteren, als U mijn zoon zou zien op 15-jarige leeftijd (inmiddels 17 jaar) kan U net als ik niet begrijpen waarom hij niet gewoon is aangehouden en in de bus gezet.

Ik vind dit een zeer kwalijke zaak omdat deze mensen en zeker deze hondenbrigadier donders goed weet wat voor schade een dergelijke hond met het commando "vast" aanricht.

Schandelijk gedrag is een tijd waarin zinloos geweld van de daken wordt geschreeuwd!!!

Ik blijf bij mijn standpunt dat er gewoon keihard word gelogen door politiefunctionarissen dit blijkt ten zeerste uit het rapport van de klachtencommissie waarin staat dat de plaatsvervangend weekendarts verbolgen was over het feit dat zij voor niets was opgeroepen.

En in meerdere rapporten lees je dat ze beide arrestanten heeft onderzocht en geadviseerd heeft dat ze behandeld moesten worden in het ziekenhuis.

Het meest moest ik lachen om het feit dat mijn zoon volgens agent van Sc. Stekende bewegingen gemaakt zou hebben of geroepen zou hebben iemand te willen neersteken.

Hij is de enige die dit gehoord heeft en zelfs de agent naar wie hij schijnbaar stekende bewegingen heeft gemaakt heeft dit niet gehoord.

Zelf heeft deze agent na het horen van deze kreten zijn aandacht op andere bezoekers gericht deze man hoort echt niet in een politiepak.

Als slot zou ik het gehele politieapparaat een ding willen meegeven als zij iemand met een hond arresteren, welke het commando "vast" heeft, bel direct een ambulance, want zoals hun eigen korpschef wel weet richt zo'n hond altijd onvermijdelijke bijt- en scheurwonden aan."

E. Informatie arts s.

Arts S., deelde als getuige telefonisch onder meer het volgende mee tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman:

“Toen ik in de nacht van 15 op 16 maart 1998 op het politiebureau aankwam, was daar al een ambulance. Die was door de politie gebeld. Ik heb toen nog even een vluchtige blik geworpen op een van hen. Dat was een jongen die in zijn bil was gebeten. De andere jongen stond bij de ambulance en heb ik niet nader geschouwd. De ambulancebroeders brachten de jongens in de ambulance en reden weg. Ik ben toen ook weer weggegaan. Ik was inderdaad verbolgen dat ik nog moest komen.”

Beoordeling

Inleiding

Op 14 maart 1998 vond een feestavond plaats in het clubhuis van de Mixed Hockeyclub Bennebroek. Vanwege ongeregeldheden in de feestzaal en op het overige deel van het terrein verzocht het organiserend comité van het feest de politie om assistentie. Ambtenaren van het regionale politiekorps Kennemerland kwamen ter plekke en beëindigden in overleg met de hockeyvereniging het feest. Na ontruiming van het voorterrein van het sportcomplex, bleef een groep van ongeveer 150 jongeren in de leeftijd van ongeveer 14 tot 23 jaar rondhangen op de openbare weg, voor het complex. Inmiddels waren negen politieambtenaren aanwezig. Zij deden diverse vorderingen aan de jongeren dat men zich moest verwijderen en dat de overlast moest stoppen. Daaraan werd door de meeste jongeren geen gehoor gegeven. Vervolgens probeerde de politie de weg `schoon te vegen' door zeer langzaam met een politiebusje over de weg naar voren te rijden. Dit had evenmin effect. De aanwezige hulpofficier van justitie E. gaf toen om omstreeks 01.10 uur opdracht aan hoofdagent-hondenbegeleider Sl. om met zijn diensthond de menigte uiteen te drijven door middel van zogenoemde veegacties. Op een gegeven moment werd zoon Jo. van verzoeker, die herhaaldelijk was gesommeerd zich te verwijderen en gewaarschuwd dat de diensthond zou worden ingezet, door de hond in zijn linker onderarm gebeten en vervolgens aangehouden wegens het niet voldoen aan een ambtelijk bevel (zie ACHTERGROND, onder 1.). Politieambtenaar Sl. had de hond daarbij het commando “vast “ gegeven.

A. Ten aanzien van de inzet van de politiehond

1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de politie bij de aanhouding van zijn minderjarige zoon Jo. ten onrechte een politiehond heeft ingezet.

2. Wanneer de politie in het kader van haar optreden geweld gebruikt, zijn daaraan risico's verbonden. De politie dient in dat verband bij de inzet van een diensthond rekening te houden met het ervaringsgegeven dat die hond niet (altijd) in staat is om onderscheid te maken tussen personen die wel of niet in aanmerking komen om te worden gebeten. Dit onderstreept het grote belang van een duidelijke waarschuwing aan alle aanwezigen om zich van de plaats te verwijderen.

Daarnaast komt aan de burger die - al dan niet bedoeld - wordt geconfronteerd met een dergelijk politieoptreden een zekere eigen verantwoordelijkheid toe waar het betreft (het vermijden van) het risico om betrokken te raken bij eventueel geweldgebruik. In dit verband mag van hem worden verwacht dat hij zich, zo enigszins mogelijk, van de plaats van het (mogelijke) politieoptreden verwijdert, ongeacht de vraag of de politie daar al dan niet om vraagt.

De daadwerkelijke inzet van een politiehond, in dit geval tevens ter aanhouding, dient echter hoe dan ook, ingevolge artikel 8, eerste lid van de Politiewet, evenals iedere andere geweldstoepassing door de politie, in overeenstemming te zijn met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Aan het gebruik van geweld moet bovendien zo mogelijk een waarschuwing vooraf gaan (zie ACHTERGROND, onder 2. en 3.).

3. Vast staat dat indien een burger opzettelijk geen gehoor geeft aan de rechtmatige vorderingen van de politie om zich te verwijderen, die burger door de politie in redelijkheid kan worden aangemerkt als verdachte van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De politie kan dan besluiten die burger daarvoor aan te houden.

4. De korpsbeheerder heeft meegedeeld de de inzet van de politiehond ter aanhouding van Jo. niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het feit dat de omstandigheden ter plaatse onoverzichtelijk en rumoerig waren, dat een relatief beperkt aantal agenten ter plaatse was en dat Jo. kennelijk baldadig dan wel tergend gedrag vertoonde, deed daaraan zijns inziens niet af. De korpsbeheerder baseerde zijn standpunt mede op dat van de politieklachtencommissie, die van oordeel was dat het gedrag van Jo. niet zodanig bedreigend of agressief was dat aanhouding van hem alleen met behulp van een politiehond kon worden bereikt. Jo. had ook kunnen worden vastgepakt en in de politieauto worden geplaatst. Daarbij achtte de commissie tevens van belang het oordeel van de korpschef, dat het beter zou zijn geweest indien het commando “vast” zou zijn voorafgegaan door het commando “stellen” (zie Bevindingen, onder A.22, blz.34) en dat het beter zou zijn geweest om met de inzet van de politiehond te wachten totdat er van feitelijk geweld jegens politieambtenaren sprake zou zijn geweest.

5. De Nationale ombudsman kan zich vinden in het oordeel van de korpsbeheerder.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

B. Ten aanzien van de nazorg

1. Verzoeker klaagt er in de tweede plaats over dat de politie na de aanhouding van zijn zoon Jo. onvoldoende zorg heeft besteed aan de verwondingen die zijn zoon had opgelopen bij zijn aanhouding.

2. Jo. werd op 15 maart 1998 om 01.20 uur aangehouden. Direct daarna heeft politieambtenaar Sl. vluchtig gekeken naar de bijtwonden die Jo. bij zijn aanhouding had opgelopen. Jo. werd naar een surveillancewagen gebracht en daarin gezet door politieambtenaar Sh. Deze politieambtenaar had gezien dat Jo. dezelfde jongen was die even tevoren door een politiehond was gebeten. Het busje bleef nog even ter plekke in afwachting van meer arrestanten. In het busje zei Jo., in aanwezigheid van Sh., dat hij pijn had aan zijn arm.

Jo. werd even later door de politie overgebracht naar het hoofdbureau te Haarlem, waar zij omstreeks 02.00 uur aankwamen. Jo. werd daar overgedragen aan een arrestantenbewaarder. Deze belde kort daarop op verzoek van politieambtenaar Sh. een arts en vervolgens deelde deze bewaarder aan Sh. mee dat de arts onderweg was. Vervolgens heeft Jo. naar zijn wond gekeken en deze laten zien aan Sh. Jo. schrok zelf, maar bleef verder rustig. Jo. werd om 02.25 uur geleid voor hulpofficier van justitie E. Daar verklaarde Jo. dat zijn linker onderarm zeer veel pijn deed. E. zag dat de hemdsmouw met bloed was bedekt. Omdat de arts al was gewaarschuwd besloot hij af te wachten. Om 02.30 uur arriveerde de hondenbegeleider Sl. op het politiebureau. Deze zag een behoorlijke wond in de arm van Jo. en vond het noodzakelijk om de wond in een ziekenhuis te laten behandelen.

Omstreeks 03.00 uur arriveerde verzoeker op het politiebureau, nadat hij om ongeveer 02.35 uur op de hoogte was gesteld van de aanhouding van zijn zoon. Omstreeks 03.15 uur werd Jo. in vrijheid gesteld en per ambulance vervoerd naar een ziekenhuis in Haarlem. De gewaarschuwde arts kwam aan op het moment dat de ambulance wegreed.

3. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat de ernst van de verwonding niet werd onderkend. De betrokken politieambtenaren waren op dat moment niet alert geweest op de (mogelijke) ernst van de verwonding. Het was onder die omstandigheden denkbaar geweest dat Jo. direct per ambulance naar het ziekenhuis zou zijn vervoerd, aldus de korpsbeheerder.

4. Op het moment dat transportambtenaar Sh. Jo. kreeg overgedragen, was hij op de hoogte van het feit dat Jo. was gebeten door de politiehond. Gelet op de aard van het toegepaste geweld had Sl. of Sh. direct na de aanhouding dan wel na de overdracht van Jo., de wonden serieus dienen te bekijken. In een geval waarin een verdachte ernstig gewond is, dient deze niet eerst naar een politiebureau maar direct naar een ziekenhuis te worden gebracht, aldus ook politieambtenaren E. en D. Indien meteen na de aanhouding de wond beter zou zijn bekeken, had Sl. of Sh. toen al kunnen komen tot het oordeel waartoe Sl. na zijn komst om 02.30 uur op het politiebureau was gekomen, dat het noodzakelijk was dat verzoeker in het ziekenhuis aan zijn wond zou worden behandeld. Daarmee zou al op dat moment, naast de leeftijd van Jo., voldaan zijn geweest aan de criteria die E. op het politiebureau hebben doen besluiten om Jo. vrij te laten. Het is niet juist dat een en ander niet op tijd is onderkend, waardoor Jo. met ernstige wonden twee uur verstoken is gebleven van medische hulp.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

C. Ten aanzien van het afnemen van een bloedproef

1. Tot slot klaagt verzoeker erover dat de politie ten onrechte geen bloedproef bij zijn aangehouden zoon Jo. heeft afgenomen, ondanks zijn verzoek daartoe aan de hulpofficier van justitie.

Verzoeker heeft daarbij gesteld dat hij zich, op het moment dat hij achter de ambulance aanreed, realiseerde dat de aanklacht tegen zijn zoon openbare dronkenschap zou kúnnen betreffen omdat de hulpofficier van justitie tegen hem had gezegd dat Jo. dronken was geweest. In zijn reactie op het standpunt van de korpsbeheerder heeft verzoeker vervolgens gesteld dat hem was verteld dat zijn zoon was aangehouden wegens openbare dronkenschap.

2. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat de politieklachtencommissie niet heeft kunnen vaststellen of verzoeker een verzoek om een bloedproef bij zijn zoon heeft gedaan. Politieambtenaar E. heeft ontkend dat verzoeker dit verzoek heeft gedaan. Los daarvan bestond er op zich zelf geen aanleiding om een bloedproef af te nemen, omdat Jo. niet was aangehouden wegens een misdrijf of overtreding, waarbij in de regel een bloedproef wordt of kan worden afgenomen. Een verzoek van Jo. om een bloedproef had aldus kunnen worden beantwoord, aldus de korpsbeheerder.

3. Ten aanzien van het verzoek van verzoeker aan hulpofficier van justitie E. om een bloedproef te laten nemen, staan de verklaringen van verzoeker en de hulpofficier van justitie tegenover elkaar.

Wat daar van zij, in ieder van beide gevallen had de politie in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen om geen bloedproef bij Jo. af te nemen. Immers, uit het proces-verbaal van aanhouding is gebleken dat Jo. is aangehouden voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel en niet voor openbare dronkenschap. De mededeling van verzoeker dat hem was verteld dat Jo. voor dat laatste delict was aangehouden doet daaraan niet af, aangezien deze verklaring niet aannemelijk is nu deze tegenstrijdig is aan verzoekers eerste verklaring daarover.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Kennemerland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland (de burgemeester van Haarlem), is gegrond, behalve ten aanzien van het verzoek om een bloedproef te laten afnemen; in zoverre is de klacht niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Kennemerland

Klacht:

Handelwijze omtrent aanhouding (ten onrechte inzetten politiehond; onvoldoende zorg voor verwondingen; geen bloedproef afgenomen).

Oordeel:

Niet gegrond